De Waterschans nr. 4-2006
meend te kunnen aantonen in
een drietal artikelen, verschenen
in 1984-1988. Hierin heb ik een
overzicht gegeven van de toen
malige stand van zaken rond de
teksten in kwestie en over de
vroegste geschiedenis van de
stad Bergen op Zoom en de om
liggende streek.21 Een aardig
overzicht van de stand van zaken
verscheen einde 1991.22
Een nieuwe verdediger van de
traditie verschijnt in 1992 ten to
nele in de persoon van A. Bre-
kelmans. Hij noemt de betwist
bare stichtingsoorkonde van
Thorn (tekst C) in een in dat jaar
verschenen herdenkingsboek
Gilze Duizend Jaar [sic!] 'onecht
en toch waar'. De kromme rede
nering meent hij te kunnen on
derbouwen door een verwijzing
naar de elfde-eeuwse kroniek
van Thietmar van Merseburg.
Hierin wordt verhaald dat de al
genoemde Hilzondis of Heres-
with, de vrouw van de vaker ver
melde Ansfried, op een reis naar
Thorn te Gilisa (volgens Brekel-
mans Gilze) zou hebben verble
ven en daar overleden zou zijn.
Dat de passage voorkomt in een
veertiende-eeuwse, aangevulde
versie van de kroniek, vormt
voor hem geen bezwaar. Het
deert hem ook niet dat de rech
ten van Thorn op kerk en tien
den van Gilze pas in een stuk van
1235 worden genoemd en die op
de tienden van Strijen eerst in de
vijftiende eeuw. De inhoud van
de akte van '992' is en blijft voor
hem waar.23
Opnieuw voor en tegen
Maar de kritiek zweeg niet. Het
noordwestelijke deel van het
voormalige hertogdom Brabant
met aangrenzende gebieden tot
aan de lijn Turnhout - Antwer
pen is grondig behandeld in
de dissertatie van Leenders
(1996).24
Hij wijst er nog eens op, dat Ber
gen op Zoom niet voorkomt in
een goederenlijst van de abdij
van Nijvel uit 1059. Volgens hem
is de inlas in de oorkonde van
'966' (tekst A) aangebracht in
het midden van de twaalfde
eeuw. De schrijver meent
daarom dat de abdij van Nijvel
eerst rond 1100 vaste voet te
Bergen op Zoom verworven kan
4. Zegel van de schepenbank van
Borgvliet met beeltenis van Sint
Gertrudis, circa 1500, afdruk 1535.
In haar rechterhand houdt de heilige
een staf, in de linker een opengesla
gen boek. De beeltenis is helaas ten
dele beschadigd.
Archieven van de Raad- en Reken
kamer van de markiezen van Bergen
op Zoom, inv. nr. 808, C nr. 392; foto
in Topografische Atlas HCM.
hebben, terwijl haar bezittingen
elders ouder zijn. Het ligt zijns
inziens voor de hand dat de pa
rochie Bergen op Zoom ouder is
dan de dertiende eeuw, waarin zij
voor het eerst wordt genoemd.
Nergens is Leenders uit een be
trouwbare tekst gebleken, dat
- -
5. Zegel van de schepenbank van
Ossendrecht met beeltenis van Sint
Gertrudis, vermoedelijk in de
zestiende eeuw naar een ouder zegel
vervaardigd, afdruk 1635.
Rechts naast de beeltenis is het
wapenschild van de heren van
Bergen op Zoom uit het geslacht
Boutersem geplaatst.
Archieven van de Raad- en Reken
kamer van de markiezen van Bergen
op Zoom, inv. nr. 2570, C nr. 1062;
foto in Topografische Atlas HCM.
Nijvel te Geertruidenberg ooit in
bezit zou hebben gehad.25 Hij
signaleert voorts dat Bergen op
Zoom tien kilometer van de in
deze tekst genoemde Striene
Struonalag en slechts twee ki
lometer van de Schelde. Steen
bergen bevond zich op acht kilo
meter van die rivier en Schakerlo
(een dorp op het eiland Tholen)
op twee kilometer. De globale
inhoud van de zogenaamde stich
tingsbrief van Thorn uit '992'
(tekst C) bevat geen onwaarhe
den voor wat de gegevens over
de tijd van de dertiende eeuw en
6. Zegel van de schepenbank van
Hildernisse met beeltenis van Sint
Gertrudis, vermoedelijk ca. 1500.
De heilige draagt in de rechterhand
een staf in de linker een gesloten
boek (?).Voor haar is het wapen
schild van de heren van Bergen op
Zoom uit het geslacht Glymes ge
plaatst. Rechts kruipt een muis tegen
het schild op.
De tekening, vermoedelijk van de
hand van W. Juten, is afgebeeld in
G.C.A. Juten, De Parochieën in het
Bisdom Breda, dekenaat Bergen op
Zoom 1, parochie Hildernisse, 150.
daarna betreft. Maar zij kan vol
gens de schrijver niet als bewijs
voor het bestaan van plaatsen en
bezittingen rond het jaar 1000
worden gebruikt.26
Het patronaats- en tiendrecht
van Geertruidenberg was in der
tiende eeuw in het bezit van de
abdij van Thorn. Een kerkstich
ting aldaar in de elfde eeuw of
eerder behoort op grond van de
opgravingen wel tot de mogelijk
heden. Hoe Thorn aan zijn rech
ten kwam is vooralsnog niet dui
delijk, uiteraard behalve voor
degenen die een schenking door
138
De Waterschans nr. 4-2006
Ansfried en/of zijn echtgenote
Hilzondis voor waar houden.27
In de gewraakte tekst komen nog
Sprundelheim en Merbecca voor.
Sprundelheim zou hetzelfde zijn
als het dorp Sprundel, Merbecca
de rivier de Merwede. Sprundel,
waar nooit resten van een kas
teel zijn aangetroffen, ligt echter
dertig kilometer van die rivier.
Leenders vindt Moerwater, zoals
Van Goor Merbecca vertaalde
maar een moderne benaming
voor een stuk dat uit '992' zou
dateren.28 De oorkonde van 966
(tekst A) noemt een villam Mer-
beccam. Die zou volgens Dillo en
Van Synghel identiek zijn aan het
dorp Moerbeke in de provincie
Oost-Vlaanderen. Leenders komt
met een alternatief: het dorp
Meerbeke, eertijds gelegen in het
hertogdom Brabant, thans even
eens in de provincie Oost-Vlaan
deren. De goederen aldaar zou
den van de abdij van Nijvel in de
twaalfde eeuw zijn overgegaan
aan een geslacht van Meerbeke.29
E. den Hartog kwam naar aanlei
ding van haar onderzoek naar
oude kerken in Noord-Brabant,
respectievelijk het vroegere
graafschap Holland, tot verras
sende conclusies die een herle
ving van oude interpretaties
schenen in te luiden.30 Zij vroeg
zich naar aanleiding van een
nieuwe opgraving in 1987 af of
de meningen over de oudste
Gertrudiskerk van Geertruiden
berg opnieuw moeten worden
geformuleerd. Volgens haar zou
dit verdwenen kerkgebouw wel
licht vroeger moeten worden ge
dateerd dan de elfde eeuw. Haar
eerste argument is, dat de opgra
ving uitwijst dat deze kerk een
zelfde soort plattegrond gehad
zou hebben als de -veel grotere-
kerk van Sint Pantaleon in Keu
len. De architectuur van dit ge
bouw zou zijn nagevolgd te
Dortmund en te Soest in Westfa-
len.
Dat Geertruidenberg via 'Heres-
with' (Hereswi[n]t[h, Hilzondis),
de vermeende gravin van Strijen,
aan Thorn is gekomen, acht de
schrijfster wel mogelijk. Daar
komt volgens haar nog bij dat de
gravin was getrouwd met de
reeds genoemde Ansfried. Hij
behoorde tot de kring rond kei
zer Otto II en diens broer de
'heilige' Bruno, aartsbisschop
van Keulen en hertog van Lotha
ringen.31 De laatste was betrok
ken bij de bouw van de zojuist
genoemde kerken. Daarmee zijn
we weer in de tiende eeuw be
land.
Den Hartog meent vervolgens,
dat er te Geertruidenberg een
heidense cultus is gekerstend
en veranderd in die van een klui-
zenares genaamd Geertruid.32
Deze transformatie kan volgens
haar vermoedelijk omstreeks
1000 hebben plaatsgevonden.
Hierop zouden de plattegrond
van de kerk, het gebruikte bouw
materiaal, de relatie met Ansfried
en echtgenote, het bergtoponiem
en de keuze voor een kluizenares
als draagster van de cultus wij
zen. Toch meent de schrijfster
dat de tufstenen kerk 'veel raad
selachtiger' is dan zij op het eer
ste gezicht lijkt. En dan komt als
apotheose van haar betoog de
veronderstelling dat het gebouw
wel eens een van de oudste in
tufsteen opgetrokken kerken
van 'ons land' [zij bedoelt hier
mee klaarblijkelijk Holland] kan
zijn geweest.33
Borgvliet en Geertruidenberg
Een eerste kritiek op de Gertru-
distraditie in Bergen op Zoom
en omgeving ontstond in de ja
ren twintig en dan nog wel door
iemand uit de plaats zelf. Juten
schreef in 1923 dat 'niemand ee-
nigen band zal willen leggen tus-
schen' de 'bron of fontein bij
Kijk in de Pot' en de devotie van
katholieken tot Gertrudis.34 Acht
jaar later meende hij echter, dat
de kapel aan de oever van de
Schelde en de nabije ligging van
het Soomland verwijzen naar de
meermalen genoemde Montem
littoris. De pastoor blijkt binnen
acht jaren kennelijk van mening
te zijn veranderd. Een en ander
is wellicht een gevolg van het te
rugvinden van de fundamenten
van de vermeende Gertrudisfon-
tein in 1929 (zie hierna).35 In
1924 ging te Bergen op Zoom het
driemaandelijkse tijdschrift te
verschijnen, genoemd De Sinte
Geertruydtsbronne, 'voor ge
schiedenis en volkskunde van
West-Brabant en omgeving'. De
cultus van de fontein kreeg een
zwaar accent, vooral door een
bijdrage van de toenmalige ge
meentearchivaris Levelt. Hij
noemt de putopstand 'het eens
zoo mooie tempeltje' waarmee
hij de misvatting van Krüger her
haalt, dat hier in 1857 (en op
nieuw in 1884 en 1919) de funda
menten van een vroegere kapel
zouden zijn blootgelegd.36
De al eerder opgegraven funda
menten van de zeventiende-
eeuwse putopstand kwamen in
de zomer van 1929 opnieuw aan
het licht. Meteen bloeit de le
gende weer op. dat Gertrudis aan
het ontstaan van de bron debet
zou zijn geweest. Men laat een
betonnen deksel over de funda
menten heen leggen en een
plaatselijke onderneming (de
Firma Gebroeders Touw) gaat
het water exploiteren. De onder
tussen aangetreden jonge stads
archivaris Slootmans heeft er
een jaar later een lyrische bro
chure over geschreven. Hij fleurt
het verhaal op met aan middel
eeuwse bronnen (in het bijzon
der Melis Stoke) ontleende gege
vens over het 'minnedrinken' ter
ere van Sint Gertrudis. Dertig
jaar later wijst hij erop dat deze
legende te Bergen op Zoom al in
de zestiende eeuw bekend was.
In 1530/1531 heeft men namelijk
een schildering in de kapel te
Borgvliet hersteld die het ver
haal uitbeeldde.37
Door het terugvinden van de
fundamenten van de vermeende
Gertrudisbron scheen de traditie
te Bergen op Zoom onherroepe
lijk waar te zijn geworden. In
1938 komt bij gemelde pastoor
Juten toch weer twijfel naar bo
ven. In zijn bijdrage tot de ge
schiedenis van de parochies in
het bisdom Breda meldt hij dat
de zoetwaterbron bij Bergen op
Zoom 'nergens' wordt vastge
koppeld aan de verering van
Gertrudis. Alleen de ligging in de
nabijheid van de oude kapel
heeft haar 'in den laatsten tijd'
de naam van die 'volksheilige'
geschonken.38 Hij had indirect
gelijk want de teruggevonden
grondslagen waren die van de ze
ven tiende-eeuwse stadsfontein.
Die lag volgens Juten niet ver
van de middeleeuwse bron die
zich zuidelijker bevond. Ik ben
jaren later tot dezelfde conclusie
gekomen.39
139