*«-■ De Waterschans nr. 1-2007 - bèkske, stoel-stuleke, kop-köp- ke, brood-breujke. Dus wat ge beurt er bij umlaut: de -a- wordt -e-, de -oe- wordt -uu-, de -o- wordt -ö- en de -oo- wordt -eu-. De umlaut heeft dus tot gevolg dat een klinker verder naar voren in de mond wordt uitgesproken. Naast de vorming van verklein woorden kan ook meervoudsvor ming umlaut veroorzaken: hoed- huuj, boom-beum. Op de derde plaats kan umlaut voorkomen bij verbogen werkwoordsvormen: ik val - hij vélt, ik kom - hij kömt. Dat zijn drie voorbeelden van um laut waarvan de oorzaak zit in de grammatica: verkleining, meer voud, verbuiging. Maar op de vierde plaats komt umlaut in Oost-Brabant ook nog voor bij een aantal woorden zonder gram maticale oorzaak: gruun (groen), geleuve (geloven), kees (kaas). Van de umlaut bij die woorden ligt de oorzaak in de historische ontwikkeling; die woorden heb ben heel lang geleden een uit gang gehad die de klinker heeft veranderd. Ooit werd kaas onge veer uitgesproken als kasi en die -i- is afgesleten in het Nederlands van de Middeleeuwen; in Oost- Brabant heeft die -i- echter de -na doen veranderen in een -ee-: kees. Hoe verder naar het westen in Noord-Brabant, hoe minder um laut. Bij umlaut is de Donge niet dé dialectgrens tussen oost en west, maar slechts één van de markeringen in het continuüm waarin umlaut steeds meer af neemt. In Bergen op Zoom is er dan ook geen umlaut meer. Typisch voor West-Brabant is de verkleinwoordvorming. Men maakt verkleinwoordjes anders dan in Oost-Brabant. Er komt namelijk een sjwa, dat is de onbeklemtoon de e, in verkleinwoordjes voor, bij voorbeeld dümmeke voor 'duim pje' en bangeske voor 'bankje'. In Oost-Brabantse dialecten zit die sjwa niet en zegt men dümke en bènkske. Daarnaast wordt de i meer gesloten uitsproken, dus als korte ie wiette wienter) en in het Zuidkwartier (Ossendrecht, Put te) worden ook andere halfgeslo ten vocalen wel eens verengd, dus meer gesloten uitgesproken: op klinkt er als oep. Deze veren ging is overigens toe te schrijven aan de Antwerpse invloed op de ze West-Brabantse dialecten. Er wordt beweerd dat dat komt doordat West-Brabant geheel ont volkt raakte tijdens de Tachtigja rige Oorlog en vervolgens door mensen van de Antwerpse Kem pen opnieuw werd bevolkt.1 Ge nealogisch onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre dat klopt, want er heeft ook migratie vanuit Tilburg en omstreken plaatsge vonden. Nog een uitspraakverschil tussen West- en Oost-Brabant is te con stateren bij zogeheten sandhi verschijnselen: in het westen wor den klanken terugwerkend aan elkaar aangepast en in het oosten worden ze vooruitwerkend aan elkaar aangepast. Daarmee wordt bedoeld dat in de woordgroep "is dat alles?" de Oost-Brabander de d aanpast aan de s terwijl de West-Brabander andersom de s aanpast aan de d. Dus Oost-Bra bant zegt istè alles? en de West- Brabander zegt izdadalles? En dan zijn er natuurlijk nog al lerlei losse woorden die verschil len tussen Oost- en West-Bra bant: tegen een echtgenoot zegt men in het oosten mens, en in het westen vent, een wang is in het oosten gewoon een wang, maar in het westen zegt men van ouds her kaok. Pakken is in het oosten vatte, maar in het westen is dat gewoon pakken en worteltjes zijn in het oosten wörtelkes maar hier heten die peekes. De schommel is in West-Brabant een touter en in het oosten een stuur. In het wes ten zegt men broek en in het oos ten is een broek een boks en de kikker is een puit maar in het oosten een kikfors. 4. Typisch voor de regio van Bergen op Zoom Als we vervolgens West-Brabant verder onder de loep nemen, dan valt ten eerste op dat het dialect in de Westhoek afwijkt. Het Westhoeks wordt gesproken in het noordwestpuntje van onze provincie, in dorpen zoals Dintel- oord, Fijnaart, Klundert en Wil lemstad. Dat gebied is na de Eli- zabethsvloed van 1421 pas aan het einde van de zestiende eeuw be dijkt en bewoond geraakt en dat geschiedde door mensen van uit eenlopende herkomst. De landar beiders kwamen uit de Brabantse zandstreek maar de landeigena ren waren Zeeuwen en Hollan ders. De Brabanders hebben zich aan hen aangepast, omdat de spraak van de hogere klasse meer prestige had. De belangrijkste kenmerken die maken dat het Westhoeks meer Hollands dan Brabants klinkt, zijn een -t achter de persoonsvorm in de eerste persoon (ik doet, ik gaot2), de uit spraak aai voor ij blaaive kaai- kej, de vorming van verklein woorden: vaak -je in plaats van -ke (lapje, hoekje in plaats van lapke, hoekske, maar wel manne ke, vrouw ke) en de persoonlijke voornaamwoorden van de twee de persoon: jij in plaats van gij. Op dit laatste dialectverschijnsel is de spotbenaming voor de West hoek gebaseerd: het Land van weet je. De dialecten van de West hoek zijn het meest verwant aan de dialecten van de Hoekse Waard en de Alblasserwaard, maar ze lijken zich de laatste ge neraties aan te passen aan de aan sluitende West-Brabantse dialec ten, aangezien ze de -t in ik doet verliezen en steeds meer ver kleinwoorden op -ke krijgen. In de rest van West-Brabant wordt ook niet overal hetzelfde West-Brabantse dialect gespro ken. In de indeling van Weijnen 1937, die eerder genoemd werd, wordt uitgegaan van een west- oost-tegenstelling in dat West- Brabantse dialectgebied. Men maakt dan onderscheid tus sen Markiezaats en Baronies. Het Baronies is genoemd naar de Ba ronie van Breda en wordt in het oosten van West-Brabant gespro ken en in het westen spreekt men Markiezaats, dat genoemd is naar het Markiezaat van Bergen op Zoom. Voor 'ik doe' zegt men in het Baronies ik doei, maar in het Markiezaats ik doen. Bergen op Zoom heeft bovendien ik zien, ik zijn. In het Baronies zegt men voor '(we) hadden', aoie, maar in het Markiezaats aare, maar Weij nen constateert dat het Zuid kwartier ook aoie heeft en Ber gen op Zoom adde. Naast die indeling van Weijnen, die gevolgd wordt in het Woor denboek van de Brabantse Dia lecten, bestaan echter ook ideeën dat er in West-Brabant eerder een noord-zuid-tegenstelling is. De leermeester van Weijnen, Jac. van Ginneken uit Oudenbosch, 30 De Waterschans nr. 1-2007 Afb. 2. Professor A.A. (Toon) Weijnen. Foto uit A. Hagen en J. Kruijsen, Algemene en vergelijkende dialectologie. Een verzameling studies van A. Weijnen (1975). overleden in 1945, heeft Zundert, Achtmaal en Wernhout bij de dia lecten van de Antwerpse Kempen gerekend (op de Overzichtskaart der Autochtone Nederlandsche dia lecten bij zijn Handboek der Ne derlandsche Taal 1928). Weijnen schaart Zundert en omgeving bij het Baronies. Recent onderzoek van Wilbert Heeringa in 2004 wijst inderdaad op een noord-zuid-tegenstelling in het West-Brabantse dialectge bied. Invloed van over de lands grens uit Antwerpen is hier dui delijk merkbaar. U kunt denken aan de verenging van halfgeslo ten vocalen in het Zuidkwartier zoals in Putte dat klinkt als Puut en op als oep. Opmerkelijk voor Zundert en Rijsbergen is dat men de h daar wel degelijk uitspreekt terwijl die in omliggende dorpen ontbreekt, bijvoorbeeld in hoi voor 'had', en dat de ei er als aai klinkt bijvoorbeeld in waai, braaie voor 'wei' en 'breien', en dat de ee soms een ie wordt: stien. Samenvattend kunnen we stellen dat de verschillen in het 'wilde westen' zowel noord-zuid als oost-west gezien kunnen worden. Misschien zou men het West-Bra bantse dialectgebied veel gede tailleerder moeten onderverde len dan tot nu gebeurd is. Het dialect van Bergen op Zoom lijkt op het eerste gezicht bij het westelijke, Markiezaatse dialect gebied te horen. Maar het blijkt dat dit stadsdialect toch behoor lijk afwijkt van de dialecten van de omliggende dorpen en een heel eigen karakter heeft. Als we het Bergse dialect willen leren kennen, dan komen we na tuurlijk eerst bij Hans Heester mans uit. Hans Heestermans is afkomstig van Bergen op Zoom. Hij is gepromoveerd bij professor Toon Weijnen, die al enkele ma len genoemd werd. Heestermans werd later hoofdredacteur van het woordenboek 'de Dikke van Dale' en redacteur van het Woor denboek der Nederlandsche Taal, misschien wel het grootste woor denboek ter wereld. Inmiddels is hij gepensioneerd, maar toen hij woordenboeken maakte schreef hij ook acht boeken over West- Brabantse dialectwoorden, de se rie Witte Nog? en hij stelde een woordenboekje voor Bergen op Zoom samen. Heestermans schreef samen met Jan Stroop (oorspronkelijk uit Heerle) het boek West-Brabants in de serie Taal in Stad en Land. In dat boek lezen we dat het dia lect van Bergen op Zoom meer Hollandse invloed heeft onder gaan in vergelijking met de om liggende dorpsdialecten en dat dat komt omdat Bergen op Zoom een garnizoensstad was. Zeker is deze factor van belang, maar daarnaast was de bevolking van wege handel en visserij gewoon om veel contact met mensen van buiten de stad te hebben, met mensen dus die een heel ander dialect spraken. Daarbij komt nog dat Bergen op Zoom een grote marktplaats was met veel aantrekkingskracht op de wijde omgeving. Op de derde plaats moet gezegd worden dat Bergen op Zoom als stad met aanzien (denk alleen al aan Het Markie zenhof) vaak mensen van buiten de stad, en meestal waren dat Hollanders, op de hogere posities in de gemeenschap gehad zal hebben. Waar zit dat heel eigen karakter van het Bergse dialect in? Hees termans en Stroop noemen: 1. Typisch voor West-Brabant van deze regio, het Markiezaatse dia lectgebied is de aa voor een r in woorden waar het Nederlands een e heeft, bijvoorbeeld baarg, waark. Bergen op Zoom heeft echter bèèreg, wèèrk en ook vèr- reke voor 'varken'. 2. Het woord daar heeft in het dialect van Bergen op Zoom ook niet een aa: dèèr. 3. Bergen op Zoom mist de echt West-Brabantse ao in woorden die in het Nederlands een aa heb ben: waoter, maoke, slaope heb ben in het Bergs gewoon aa. 4. Woorden met o voor een r heb ben een in het Brabants, ook in het Markiezaats, maar niet in Bergen op Zoom. Daar horen we u, dus niet dorp, örregel, maar durp, urregel. 5. Bergen op Zoom heeft een huig-r in plaats van een tongpunt- r. Ouder onderzoek wijst er op dat de huig-r enkel in een handvol stadsdialecten voorkwam maar niet in de Brabantse dorpsdialec ten. Tegenwoordig is die scheids lijn niet meer zo scherp. 6. Bergen op Zoom heeft niet de typisch West-Brabantse verlen ging van klinkers voor n of m, waarbij die klinker ietwat genasa leerd wordt: laand, laamp, mèèns. 7. Het Bergse dialect kent vaak samenval van de werkwoorden liggen-leggen en kunnen-kennen. Dat doet denken aan typische Hollandse zinnetjes als ken 't zijn dat ik u kanDat hoort niet bij de andere West-Brabantse dia lecten. 8. Typisch Markiezaats is emme voor 'hebben', Bergen op Zoom heeft dat niet. 9. Bergen op Zoom mist West- Brabantse woorden als oudoe (se- luu) en touter (schommel). Overi gens wordt oudoe toch volop gezegd in Bergen op Zoom. De liedtekst van Gerrit Govaerts uit circa 1930, die op de website van de Berregese Kamer www.de berregsekamer.nl/dialect.html te lezen is, bevat allerlei sjibbolets, typische woorden. Als je die woor den kent, kom je uit Bergen op Zoom, zo luidt de boodschap. Daarom eindigt iedere strofe met 'Dan zij d'ok Bergenèèr'. Opval lend is dat de eerste strofe eindigt met 'Dan ben dun Bergenèèr' in plaats van 'zij d'ok', misschien omdat in de voorgaande regel ook het woord ben staat maar dan in de zin van 'mandje'. Onder de sjibbolets bevinden zich meu- lenèèrs, errepels, pieterolie, buk- kum, puite, murrepels, kielekei, 31

Periodieken

De Waterschans | 2007 | | pagina 17