V. PEPERBUS TOM TOM De Waterschans nr. 1-2007 Eila, ola, kekt uit dagge nie in de sloot rijdt lp? £RfC stekelviske, lange luite en vorse stiense vijge. Dat zijn dan meike vers, aardappels, petroleum, bok king, kikkers, knikkers, kiezel steentje, stekelbaarsje, een soort peren en verse dadels. 5. De historische ontwikkeling van het Noord-Brabantse taallandschap De dialecten van Nederland zijn niet ontstaan uit de standaard taal, want die is pas ontstaan in de loop van de zestiende eeuw. Dan wordt het Standaardneder lands in gebruik genomen als schrijftaal; als spreektaal wordt het Standaardnederlands pas echt in gebruik genomen in de negen tiende eeuw. Voor die tijd werden er verschillende varianten van het Nederlands gesproken in Ne derland. Zij hebben zich ontwik keld uit de Germaanse talen die werden gesproken door groepen die hier ergens tussen de eerste en vijfde eeuw zijn neergestreken en uit de talen die hier toen al werden gesproken. Daaronder bevinden zich Keltische talen. De Nederlandse dialecten zijn dus ontstaan uit talen van Fries spre kende, Saksisch sprekende en bij ons in het zuiden Frankisch spre kende groepen en uit een sub straat, dat waarschijnlijk Keltisch is. Bij de migraties tussen de eerste en vijfde eeuw is de oorspronkelij ke bevolking dus niet vertrokken of uitgeroeid maar vermengd en geassimileerd tot één geheel. De nieuwe bevolking is Germaanse talen gaan gebruiken met daarin veel Keltische overblijfselen en de eerste Latijnse ontleningen. Daarin ligt de oorsprong van on ze dialecten. Er zijn maar weinig schriftelijke overblijfselen uit die eerste perio de. Tot aan de zevende eeuw spreekt men hier West-Germaans. Tussen de zevende en de twaalf de eeuw spreekt men hier dialec ten die samen het Oudnederlands worden genoemd. Met enkele fragmenten uit de Malbergse glos sen (zesde eeuw), een Utrechtse doopgelofte (achtste eeuw) en de Wachtendonckse psalmen (tien de eeuw) zijn de belangrijkste overblijfselen wel genoemd. Wat men vooral van het West-Ger maans en het Oudnederlands aan haalt, wordt gereconstrueerd (op grond van nieuwer materiaal, materiaal uit andere talen en re gelmatige taalveranderingen zo als klankverschuivingen, recon strueert men hoe een taal als het West-Germaans heeft geklonken). In de daaropvolgende eeuwen heeft het Oudnederlands allerlei invloeden ondergaan en heeft het zich verder ontwikkeld tot Mid delnederlands (circa 1200-1500). Na 1500 noemt men het Nieuw- nederlands, dat dan ook weer een verzamelterm voor verschillende variëteiten is. Het Standaardne derlands ontstaat zoals gezegd pas als schrijftaal in de zestiende eeuw en wordt pas echt als spreektaal gebruikt in de negentiende eeuw. In de daaropvolgende periode, waarin Noord-Brabant deel uit maakt van het hertogdom Bra bant, is er sprake van invloed uit het zuiden. Er waren niet alleen politieke en economische banden met het zuiden, maar ook cultu rele en religieuze banden, bij voorbeeld via de abdijen van Ton- gerlo en Averbode, die nogal wat 32 De Waterschans nr. 1-2007 parochies in Brabant hadden. Rond 1600 is Holland het bestuur lijke, economische en culturele centrum geworden van waaruit dialecten in Nederland worden beïnvloed. Vanaf dat moment gaat de standaardtaal invloed op het dialect uitoefenen. Taalgrenzen lopen vaak parallel met andere grenzen, bijvoor beeld aardrijkskundige, staatkun dige, volkskundige, economische en kerkelijke en mogelijk vinden taalgrenzen daarin ook vaak hun oorsprong. Maar het gaat daarbij veelal om een complex van facto ren. De oorzaak van de ligging van die taalgrenzen ligt buiten de taalkunde, maar meesttijds ont breken de historische en taalkun dige gegevens om de precieze fac toren aan te wijzen. Taalgrenzen worden op de eerste plaats ge vormd door een bepaalde interac tie van sociale factoren. Dialect gebieden bevatten dan ook vaak een aantal netwerken van sociale relaties. Als geografische ruimte mag een dialectgebied in zijn kleinste eenheid begrepen wor den als een ontmoetingsplaats. De sociale en culturele cohesie die in zulke netwerken ontstaat, zorgt voor een gezamenlijke identiteit die onder meer door dialectverwantschap wordt geuit. Staatkundige eenheden veroorza ken zelf geen dialectverwantschap, maar ze kunnen wel sociale cohe sie veroorzaken, zodat bestuurlij ke grenzen parallel kunnen lopen met dialectgrenzen. Grenzen worden in eerste instan tie bepaald door politieke en eco nomische factoren; natuurlijke factoren kunnen grensvorming mede bepalen. Bevaarbare rivie ren stimuleren verkeer en daar mee taalcontact, maar onher bergzame heiden en moerassen hinderen verkeer en taalcontact. Als er dan sociale cohesie ont staat, gaan factoren zoals identi teit en taalgebruik een rol spelen. Weijnen (1937) geeft argumenten voor het ontstaan van de dialect grenzen in Noord-Brabant. Zijn onderzoek paste destijds goed in het kader van de taalgeografische benadering, die net als de toen malige volkskunde, erop gericht was cultuurgrenzen aan te wijzen en te verklaren. Hoewel sommige historische gegevens inmiddels achterhaald zijn, bevat zijn bena dering een aantal interessante parallellen tussen dialectgrenzen en andere grenzen. Weijnen heeft een aantal facto ren opgesomd die volgens hem de dialectgrens tussen West- en Oost-Brabant die parallel loopt met die rivier de Donge, kunnen verklaren. Op de eerste plaats loopt er een oude politieke grens ter hoogte van de Donge, en dat riviertje is de grens tussen West en Oost-Brabant. Al in de Fran kische tijd, dus meer dan duizend jaar terug, zou West-Brabant vol gens Weijnen behoord hebben tot de gouw Stria (Strijen) en Oost-Brabant tot de gouw Texan- dria. Texandria zou in de tiende eeuw bij Neder-Lotharingen zijn gekomen maar een deel van West-Brabant, het latere Markie- zaat, niet. Zowel Oost- als West- Brabant zouden vervolgens in de elfde eeuw bij het hertogdom Bra bant zijn ingelijfd. Daarbij was de Meierij wederom gescheiden van het Land van Breda, want het laatste was een leen van Brabant. De grens bleef nog steeds de Don ge en dat was zo tot 1795. Op de tweede plaats heeft de zo juist genoemde politieke grens bijna hetzelfde verloop als de grens tussen de bisdommen van Breda en 's-Hertogenbosch, die dateert van 1559. Op de derde plaats zou er vroeger tussen Waalwijk, Vlijmen en Tilburg een groot heidegebied hebben gele gen dat West- van Oost-Brabant scheidde en dat nu in de vorm van heidegebiedjes in onder an dere de Loonse en Drunense dui nen nog restanten heeft. Tenslot te is Oost-Brabant lang agrarisch gebleven, terwijl Midden-Noord- Brabant sinds de achttiende en negentiende eeuw een traditie van industrie kent in textiel en leer. Er ontstaat dus een sociaal- economisch verschil tussen Mid den-Brabant en Oost-Brabant, dat daarmee gescheiden is van West-Brabant. Verder citeert Weijnen in dit ka der ook nog Anton van Duinker ken: "Meiereiers met rond ge zicht en zoetjes zeurende stem, nog mensen van vroeger, eenvou dig en goed als de herders van Beteljem. Maar die van West- Brabant zijn taai en rauw als de bast van een wilgeboom, hun ogen zijn nat van de wind en ze bidden als iemand, die praat in zijn droom; de kleiboeren, deftig in 't zondagse pak gaan rechtop met hun stevige kop, als van een ouwe statige klok, gaat hun plech tige harteklop". Weijnen constateert dan ook dat de Oost-Brabanders mateloos goed, gastvrij en trouw zijn en West-Bra banders godsdienstig, fel, koppig en volhardend. Dat zijn de be langrijkste factoren die Weijnen in 1937 heeft genoemd. Zoals ge zegd moet het betoog van Weij nen in het wetenschappelijke denken van de jaren dertig ge plaatst worden. Het is tegen woordig niet meer gebruikelijk om de volksaard te generalise ren. Desalniettemin wordt hier een mooi beeld gegeven van hoe de dialecten en het volkskarakter met elkaar in verband worden gebracht. De karakterisering zal menigeen niet zo vreemd voor komen. Hoewel er anno 2007 kantteke ningen geplaatst kunnen worden bij deze argumentatie omdat de historische gegevens en de taal geografische benadering inmid dels zijn achterhaald, geeft ze wel een beeld van de vele parallellen tussen dialectgrenzen en andere grenzen. In feite hebben Oost- en West-Brabant tot 1795 nauwe lijks iets gemeen gehad. De belangrijke dialectgrens bij de Donge die West-Brabant van de rest scheidt, is één dialect grens, maar zo zijn er nog veel meer, ieder met hun eigen oorza ken in de historische ontwikke ling van het Noord-Brabantse taallandschap. Literatuur: Noten: 3 3 JlOVE B6WE« a> ©42 Afb. 3. Cartoon: Eric Elich/BNdeStem Heeringa. W., Measuring Dialect Pronun ciation Differences using Levenshtein Dis tance. Groningen 2004. Heestermans. H. en J. Stroop, West-Bra bants. Taal in stad en land, deel 12. 's-Gra- venhage 2002. Weijnen, A.A., Onderzoek naar de dia lectgrenzen in Noord-Brabant, in aanslui ting aan geographie, geschiedenis en volks leven. Fijnaart 1937. 1. Heestermans en Stroop, 20. 2. Weijnen, 150 en 204.

Periodieken

De Waterschans | 2007 | | pagina 18