De Waterschans nr. 1-2007
III van Glymes onder andere dat
geen onbevoegden zich in de
kerk mochten ophouden. Bede
laars en spelende kinderen moes
ten worden geweerd.8
Een korte geschiedenis
van het begraven9
Reeds in de Oudheid begroeven
de Romeinen hun doden buiten
afb. 4: Grafzerk no. 22 in het schip van de Nederlands Hervormde Kerk in Tholen. Vrouw in tabbaard; in de hoeken de
symbolen van de Evangelisten, inscriptie: 'Hier leyt begr. [auen] Nele pier bouwens dochter die sterf in t jaer 1539. den 8d.
in September.
Daarna verspreidde de gedachte
zich dat grafschennis het ontwa
ken van de gestorvene op de Dag
des Oordeels in gevaar zou bren
gen en dat de overledene zijn of
haar eeuwig leven daarmee op
het spel zou zetten. Er werd toen
nog geen onderscheid gemaakt
tussen lichaam en ziel. Dat is
waarschijnlijk de reden waarom
van Braga in 563 verbood echter
het begraven in de kerk en deze
regel zou tot in de achttiende
eeuw juridisch herhaald worden.
Het argument was dat begraven
in de kerk een voorrecht van
hooggeborenen, machtigen of rij
ken was in plaats van een voor
recht voor vrome en verdienste
lijke mensen. In 581 bepaalde het
de stad. Dit was bij wet geregeld.
In de vroegchristelijke tijd wer
den christenen zowel als heide
nen op dezelfde begraafplaatsen
bijgezet, meestal in sarcofagen.
Men stelde men zich het Paradijs
voor als een tuin vol bloemen
waarin de doden sliepen, wach
tend op een gelukzalig ontwaken
op de dag van de verrijzenis.
men later de doden in de nabij
heid van martelaren ging begra
ven. Men noemde dat het 'ad
sanctos' begraven, 'bij de heili
gen'. Hoewel de kerkelijke over
heid het begraven in de kerken
trachtte tegen te houden ging
men er tenslotte in de achtste
eeuw toe over in en rond de ker
ken te begraven. Het Concilie
Concilie van Rouaan echter wel
ke gelovigen een graf in de kerk
konden krijgen:
1. De aan God toegewijden en in
het bijzonder de mannen (de
snoods ook vrouwelijke religieu
zen), omdat hun lichaam een tem
pel van Christus en van de Heilige
Geest zou zijn;
2. allen die binnen de kerkelijke
38
DK
De Waterschans nr. 1-2007
hiërarchie of in de wereld eer en
waardigheid hebben ontvangen,
omdat zij de dienaren van God
zijn en werktuigen van de Heilige
Geest;
3. allen die zich door nobel ge
drag en verdiensten hebben on
derscheiden als dienaar van God
en het algemeen welzijn.
Gewone stervelingen waren voor
bestemd voor een graf op een ge
wijd kerkhof. Zij wensten zich
dan bij voorkeur een plaats tegen
of dicht bij het kerkgebouw.
Grafzerken in kerken
Met de herleving van het econo
mische en culturele leven na het
jaar 1000 kwam het christendom
tot bloei en als gevolg hiervan
werden vele kerken en kloosters
gebouwd. Nadat de menselijke fi
guur van de vijfde tot de elfde
eeuw uit de westerse grafkunst
verdwenen was, werd de overle
dene voor het eerst weer op de
zerk uitgebeeld. De oudste en
meest volledige afbeelding is die
van abt Durand (gestorven in
1072) in de kloostergang van
Moissac in Frankrijk (figuur in
hoogreliëf).10
Vanaf de elfde eeuw werd het be
graven in de kerk weer ooglui
kend toegestaan. De adel, voor
aanstaande burgers en kerkelijke
hoogwaardigheidsbekleders wil
den zo dicht mogelijk bij het
hoofdaltaar begraven worden om
zo ten volle van de zielenmissen
te kunnen profiteren, die te hun
ner nagedachtenis en zaligheid
gelezen werden. Zo hoopten zij
voorspraak te krijgen voor hun
ziel om in het paradijs opgeno
men te worden.
Kerkvloeren raken overvol
Zo raakten de kerkvloeren over
vol met graven. Om dit probleem
op te lossen werden oude graven
geruimd en opnieuw doorver
kocht, ook de zerken. Bij her
nieuwd gebruik van zo'n zerk
werd de oorspronkelijke inscrip
tie door frijn- of stokslag verwij
derd en werd een nieuwe inscrip
tie ingekapt.11 Een enkele keer
werd de zerk omgedraaid en van
een nieuwe naam voorzien. Maar
het kwam nogal eens voor dat de
nieuwe naam werd aangebracht
en dat men de oude het staan. De
zerken werden zonder specie in
de kerkvloer gelegd, waardoor er
soms een ondragelijke stank kon
ontstaan, waar we de uitdrukking
'rijke stinkerds' aan te danken
hebben.
Het begraven in de kerken
wordt verboden12
Reeds in 1745 stelde de Franse
abbé Porée in zijn Lettres sur la
sepulture dans les églises het be
graven in de kerken aan de kaak
als een gevaar voor de volksge
zondheid en niet overeenkomstig
de waardigheid van de eredienst.
Hij citeerde de juridische ver
bodsbepalingen (Concilie van
Braga uit 563) en bestreed het
principe van de begraafplaats ad
sanctosiets wat zowel voor de
hervormingsgezinde katholieken
als protestanten onbegrijpelijk
was. Hij verzocht het begraven in
kerken te verbieden, want onze
gezondheid mag ons lief zijn
evenals de hygiëne, die zoveel bij
draagt tot haar behoud".
Tenslotte zou de Franse Revolu
tie een definitief einde maken
aan het begraven in de kerk. In
ons land werd op 12 juni 1804 een
decreet uitgevaardigd waarin be
paald werd dat het verboden was
in kerken te begraven. Koning
Willem I trok dit verbod op 22
december 1813 weer in, totdat
het op 1 januari 1829 weer van
kracht werd.13 Tussen 1829 en
1869 werd het verbod hier en
daar toch overtreden.14 Het be
graven vond dan 'in het geheim'
's nachts plaats, maar de Begrafe
niswet van 1869 maakte aan deze
praktijken definitief een einde.
De techniek die toegepast werd
op de grafzerk van de "vrouw
van de waard"
De steenhouwer kerfde of gra
veerde de omtrekken van de fi
guur in de steen, in dit geval een
vrouw in een tabbaard. De vrouw
werd ten voeten uit in de steen
aangebracht. Zo'n figuur werd
een gisant genoemd. Deze tech
niek werd zowel in het Schelde-
als in het Maasbekken en in Bra
bant vanaf de laatste jaren van de
twaalfde eeuw toegepast.15 In de
tweede helft van de zestiende
eeuw was de grafsteen een mas
saproduct geworden, zowel voor
mensen met een grote als met
een kleine beurs. Vermoedelijk
heeft de steenhouwer een sja
bloon gebruikt. Er bestonden
boeken met patronen, zoals bij
voorbeeld de latere "figuer-boec-
ken" van de zeer populaire Hans
Vredeman de Vries.16 De gisant
werd altijd in eigentijdse kleding
uitgebeeld en zo ook "de vrouw
van de waard", maar over haar
kleding later. Vanwege de hard
heid van de steen werd aan het
uithakken van letters en figuren
de voorkeur gegeven. Veel stenen
werden voorzien van een merkte
ken, zo ook deze steen.17 De blau
we hardsteen was afkomstig uit
Ecaussines in Henegouwen.18
Waar de steen van "de vrouw van
de waard" bewerkt werd, is moei
lijk te zeggen. Er bestonden in de
Nederlanden verschillende ate
liers voor grafmonumenten en
grafzerken: in Franeker in Fries
land, in het Maasdal, in Vlaande
ren, in Doornik en in Henegou
wen. Waarschijnlijk kwam "de
steen van de vrouw van de waard"
uit een atelier in Vlaanderen. De
grafzerken werden in serie be
werkt, vaak al in de steengroe
ve19, op bestelling verstuurd en
bij een lokale steenhouwer of bij
de kerkfabriek opgeslagen, zodat
men daar een geschikte steen
kon uitzoeken. Tenslotte moest
dan alleen de randlijst nog wor
den voorzien van de gegevens
van de dode.
De symbolen van de
evangelisten in de hoeken
van de steen
De symbolen van de vier evange
listen zijn op deze laatgotische
steen uitgevoerd in dubbele vier-
passen. doorstoken met vierkan
ten.20 De vier evangelisten waren
de schrijvers van het Evangelie,
de eerste vier boeken van het
Nieuwe Testament. Wij vinden
voor deze symbolen meerdere
verklaringen in de Bijbel. De
evangelist Johannes beschrijft in
Openbaring 4:6-8 zijn visioen van
de hemel:
"Voor den troon was iets als een
glazen zee, aan kristal gelijk. En
in het midden van den troon en
rondom den troon waren vier die
ren, van voren en van achteren vol
oogen. Het eerste dier geleek op
een leeuw, en het tweede op een
rund en het derde had het uiterlijk
van een mensch, het vierde geleek
op een vliegende arend. Die vier
dieren, waarvan elk zes vleugels
39
I