De Waterschans nr. 1-2007 had, waren rondom en van binnen vol oogen. Zij zeiden zonder ver- poozing dag en nacht: Heilig, hei lig, heilig is de Heere God, de Al- beheerscher, Hij die was en is en komt. "2I Een andere verwijzing vinden we in Ezechiël 1:5-11; 10:14 en vol gens de oudchristelijke bijbelver taler Hieronymus (commentaar bij Ezechiël I, 1) karakteriseren de vier schepsels niet alleen geza menlijk het hele optreden van de Godmens: zijn geboorte, zijn offerdood, zijn verrijzenis en zijn hemelvaart, maar kan ook aan de vier afzon derlijke symbolen de volgende verklaring gegeven worden: Mattheus is de mens; Lucas is de stier (het rund); Markus is de leeuw; Johannes is de adelaar.22 Deze symboliek treft men ook regelmatig aan op fagades van kerken en op preekstoelen. Geertruijts grafplaat Vijf jaar na het overlijden van Jasper kon Geertruijts familie een mooie, grote grafplaat voor haar uitkiezen, een grafplaat, waarvan we aannemen, dat zij goed bij haar paste. De lange vrouwengestalte op deze steen is fijntjes gebeiteld. Jammer genoeg is de steen in het midden en aan de hals van de vrouw beschadigd. Zij heeft echter de brand van 1972 in de Sint-Gertrudis over leefd. Wie weet hoeveel interes sante stenen er toen verloren zijn gegaan. Wat opvalt zijn de geopende ogen. In het begin van het chris tendom werden de gisants met gesloten ogen afgebeeld, om op de Dag des Oordeels te ontwa ken, waarop hun lichamen zou den verrijzen om een eeuwig le ven te leiden. Pas in de twaalfde en dertiende eeuw kregen de gi sants open ogen, om vanaf de veertiende eeuw weer gesloten te worden. In latere eeuwen zijn de ogen weer open, zoals ook op Geertruijts grafplaat. De gisants lijken rechtop te staan, de han den gevouwen en de ogen wijd open; de overledenen hebben het uiterlijk van levenden. Zij heb ben een houding van vrome af wachting, eerbiedige onbeweeg lijkheid, onafgebroken rust en vrede. Elet is de rust in het hier namaals, die niet het einde of het niets betekent, maar ook niet een volledig bewustzijn of volledige herinnering of verwachting in houdt.23 De kleding van de vrouw op Geertruijts zerk De vrouw draagt een lakense tab baard of bovenkleed met daaron der een onderkeurs en een onder rok. Tabbaards waren doorgaans zwart. Haar tabbaard is hoog ge sloten, maar bij de pols zien we de aangerimpelde rand van het linnen onderhemd tevoorschijn komen, dat daar gewoonlijk on der gedragen werd. De hele mid deleeuwen door was een kleuren combinatie van zwart-wit-rood zeer geliefd.24 Wij mogen daarom aannemen dat zij - bij leven - over dit witte linnen hemd een rood onderkeurs droeg, een lijfje met een rok, waarvan de rode mouwen met splitten prachtig af staken tegen de driekwart mou wen van haar zwarte tabbaard. De tabbaard valt aan de onder kant open, zodat we net een glimp van haar onderrok te zien krijgen. Om haar middel ligt een gordel, die middenvoor afhangt en ein digt in een kwast. Zo'n gordel was bedoeld om de naad tussen lijfje en rok van de tabbaard te maskeren. Heel nauwkeurig heeft de steenhouwer de hoofddracht van een welgestelde vrouw uit die tijd aangegeven. Het onder mutsje, dat zij draagt, is gesteven en is van een doorschijnende stof gemaakt, zoals in die tijd gebrui kelijk was. Het is met een heel fijn lijntje aangegeven. Het diende om het doorvetten van het haar tegen te gaan. Over dit mutsje wordt een eenvoudig wit linnen gesteven kapje gedragen, dat tot even onder de oren wordt afge kort en dat aan de achterkant eindigt in een slip.25 In de late middeleeuwen werd de kledinglijn bepaald door het hof van de vorst. Vanaf circa 1340 zien wij in de schilderkunst de veranderingen in kleding tame lijk snel elkaar opvolgen. In de late gotiek speelde het verticale lijnenspel een grote rol in de kle ding van zowel mannen als vrou wen. Circa 1495-1500 werd de kleding meer in de breedte uitge werkt. Vooral de mannenkleding liet kleurrijke, overdadige knie- lange gewaden zien met brede schouders, grote platte baretten met wuivende veren en schoenen met vierkante neuzen.26 Om streeks 1535 echter begonnen de excessen in de breedte af te ne men, de kledingvorm verstrakte, de tabbaard werd hoog gesloten onder invloed van de dracht aan het Spaanse hof. Tot circa 1575 werd de tabbaard door vrouwen in verschillende uitvoeringen ge dragen om in 1580 helemaal uit de mode te raken.27 Vergelijkbare grafzerken In de tweede helft van de twintig ste eeuw zijn heel veel kerken in ons land gerestaureerd. Vaak werd er vloerverwarming aange legd, waardoor helaas veel graf zerken zijn vernield of verdwe nen. Uit bezoeken aan kerken in de regio en elders in Nederland bleek dat grafzerken, waarop een vrouw in tabbaard staat afge beeld, bijna niet te vinden zijn. Grafzerken van echtparen met daarop de man in harnas en de vrouw in tabbaard zijn nog wel hier en daar gespaard gebleven. In de Nederlands Hervormde Kerk in Tholen, waar nooit vloer verwarming is aangelegd, bevin den zich in het koor en in het schip grafzerken uit respectieve lijk 1538 en 1539, waarop vrou wen in tabbaard staan afgebeeld, (afb. 3 en 4) Deze zerken zijn echter kleiner van formaat en slordiger afgewerkt. Vermoede lijk zijn zij uit andere ateliers af komstig. De tabbaards van deze vrouwen bestaan uit één geheel en de halspartijen zijn anders af gewerkt. De grafzerk van Geer- truijt, daarentegen, is erg fijntjes, de figuur is langgerekt gegra veerd en krijgt daardoor een sta tig karakter. Het is net alsof zij zó uit haar zerk kan opstaan. Ondanks alle rampen, die de Sint-Gertrudiskerk zijn overko men, is de zerk van "Geertruijt harmans dochter" bewaard ge bleven. Komt u eens kijken 40 De Waterschans nr. 1-2007 Noten: 41 1. Van Caster en Op de Beeck p. 33 2. Van Ham e.a. p. 225 3. Het dragen van zwart als teken van rouw was in de 16e eeuw een alge meen gebruik, Ariès p. 175. 4. Er bevonden zich rond die tijd ten minste twee altaren in de Sint-Ger trudis, Siootmans p. 222. 5. Grafzerk nr. 17 staat vermeld op de plattegrond van 1796 op exact dezelf de plaats als waar hij nu nog ligt. Booij en Van Ham p. 25. De grafzerk staat nu vermeld onder nr. 17A. 6. Booij en Van Ham p. 24 7. Siootmans p. 219 8. Tijdens de aanleg van verwarming onder de kerkvloer van de Pieters kerk in Leiden in 1977 kwamen ste nen knikkers en een tweetal bikkels, kootjes van een schapenpoot, uit het zand tevoorschijn. (Graven in de Pie terskerk p. 57) 9. Ariès pp. 39-43. 10. Van Caster en Op de Beeck p. 24. 11. Idem p. 35. 12. Ariès p. 499 13. Dolk p. 159 14. In 1836 en 1842 vonden bijzettingen plaats in de grafkelder van het kerkje van rond 1200 op het landgoed Nien- oord. De bijzettingen vonden 's nachts plaats nadat alle toegangen tot het landgoed waren afgesloten. (Reinder Hovinga - Nienoord - Historie van een Groninger borg p. 32) 15. Van Caster en Op de Beeck p. 16 16. Belonje p. 74 17. Het merkteken zit aan de zijkant van de zerk, dus in de vloer, Booij en Van Ham p. 62 18. Belonje p. 147 19. De heer E. van Caster: "Zeker stenen in hoogreliëf werden al in de groeve gebeeldhouwd, waardoor hun gewicht afnam en zij makkelijker vervoerd konden worden." (telefonische mede deling eind januari 2006) 20. Booij en Van Ham p. 62 21. De Bijbel naar de Leidsche Vertaling 22. Lepoeter pp. 93-94 23. Ariès p. 255 24. Pleij p. 33 25. Der Kinderen-Besier pp. 89-118 en 147-156 26. Madou pp. 19-26 27. Der Kinderen-Besier p. 235 Geraadpleegde literatuur: Ariès, Ph., Het uur van onze dood - Dui zend jaar sterven, begraven, rouwen en ge denken, Parijs 1977. Belonje, J., Steenen ChartersAmsterdam 1941. Booij, K. en Ham, W.A. van. Grafmonu menten in de Grote of Sint-Gertrudiskerk te Bergen op Zoom, Bergen op Zoom 1993. Caster, E. van en Beeck, R. Op de. De grafkunst in Belgisch Limburg, Assen 1981. Dolk, W„ Grafstenen in en rond de oude Friese kerken, overdruk, s.l. 1973. Ham, W.A. van; Hoog, J. op't; Vermunt. M.; Vanwesenbeeck, C.D., Bergs Monu- mentenboek. Bergen op Zoom 1995. Jacob, H.E. s'. Beschouwingen over Chris telijke grafkunst voornamelijk in Frank rijk en Italië, Leeuwarden 1950. Kinderen-Besier, J. der, Mode-Metamor- phosen - De kleedij onzer voorouders in de 16' eeuw, Amsterdam 1933. Lepoeter, G.J., De geheimen van de kerk van Kapelle onthuld, Goes 1996. Madou, M.J.H., De Goudse Glazen kos- tuumhistorisch bekeken, Gouda 1988. Pleij. H., Van karmijn, purper en blauw - over kleuren van de Middeleeuwen en daarna, Amsterdam 2002. Siootmans, C,,Jan metten Lippen, Rotter dam 1945. Ik ben veel dank verschuldigd aan me vrouw Dr. M. Madou. Verder gaat mijn dank uit naar de heer H. Elenbaas te Tho len, die zo vriendelijk was mij op zeer kor te termijn in de Nederlands Hervormde Kerk in Tholen rond te leiden, de heer Dr. W. van Ham voor zijn zeer nuttige infor matie en de heer E. van Caster te Mortsel, die mij telefonisch inlichtingen verschafte. afb. 5: De Sint - Gertrudiskerk ten tijde van Geertruijt Harmans dochter. Detail gouache van De grote Markt door Hans Bol, circa 1587. Collectie Historisch Centrum het Markiezenhof.

Periodieken

De Waterschans | 2007 | | pagina 22