De Waterschans nr. 1-2007 Afb. 8. Het stoken van een majolicaoven volgens Piccolpasso. paar steenlagen hoger verander de het formaat in 3A4 x TA x 16 centimeter en ook het metselver- band was anders. Beide sleuven waren ook iets ingekort. De twee de vloer was ook van kleine ste nen gemaakt. De oven lag op een oudere kuil uit de vijftiende eeuw maar werd doorsneden door een kuil met scherven uit de zeventiende eeuw. Samen met het steenformaat wijst dit op een bouw in de eerste helft van de zestiende eeuw. De repa ratie is waarschijnlijk in het begin van de zeventiende eeuw uitge voerd, wat blijkt uit de kleinere baksteen en uit scherven die tus sen de twee vloeren lagen. Ovens met een langgerekt stook gat en een aslade, waar het vuur onder de ovenkamer brandt, wij ken totaal af van de gewone Berg se pottenbakkerovens die we ken nen uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw. Die ovens hadden steeds de vorm van een bijenkorf met twee stookopenin- gen aan weerszijden. Het vuur brandde naast de potten, niet er onder. De oven of ovens achter de Swaen zijn van het zogenaam de staande type en werden ge bruikt voor het bakken van aarde werken tabakspijpen, maar ook voor het maken van majolica en faience. De techniek van deze staande ovens werd uitvoerig beschreven door de Italiaan Cipriano Piccol passo in zijn "Li tre libri delkarte del vasaio" omstreeks 1557.7 De majolicaoven was een rechthoe kig hoog bouwwerk, bestaande uit een stookkamer onder en een bakruimte boven. Volgens Piccol passo was een oven ongeveer 1,50 meter bij 1,80 meter en bijna 2 meter meter hoog (afb. 8). Voor de ovenvloeren adviseerde hij uitgeholde bakstenen van precies dezelfde vorm als hier gevonden zijn. Om de stenen tegen de hitte te beschermen moesten ze wor den ingesmeerd met een mengsel van zand, as, ezelpoep en ijzer roest. Inderdaad is er een dikke, verbrande laag van deze substan tie op de stenen aangetroffen. Vervolgens werden de voorwer pen in de ruimte geplaatst, vaak in beschermende kokers of 'kap sels', waarna deze werd dichtge metseld. Dat gebeurde voorna melijk met stukken daktegel. Het stoken was een moeilijk proces, omdat -meer dan bij een oven voor gewoon aardewerk- sterke temperatuursschommelingen of vuile brandstof de hele lading konden verpesten. In de werkruimte voor de oven is geen enkel afval gevonden, dat zou kunnen wijzen op het pro ductieproces. In de asladen be vond zich slechts één scherfje van majolica. Wel werd er tijdens de bouw van het grote PNEM kan toor in 1976, dat de oven gedeel telijk doorsnijdt, een hoeveelheid majolica gevonden, waarschijn lijk vlak naast de oven. Dit is de enige indirecte aanwijzing dat de oven bedoeld was om majolica in te bakken (afb. 9). Op het erf tussen de oven en het huis De Swaen kwam bij het on derzoek een kuil tevoorschijn met aardewerkscherven uit de zeventiende eeuw. Het waren misbaksels die ter plekke waren begraven. Waarschijnlijk is het afval van dezelfde oven. Dat zou betekenen dat de oven in de ze ventiende eeuw is opgelapt om (voor korte tijd?) gewoon Bergs aardewerk in te bakken. De tweede oven lijkt veel meer op de majolicaovens, zoals die ook in Antwerpen zijn opgegra ven en die uit de zestiende eeuw dateren.8 Het gaat om eenvoudi ge rechthoekige constructies met vloeren van platliggende bak steen, die zijn aangetroffen aan de Steenhouwersvest (1,30 meter inwendige breedte; lengte onbe kend) en de Aalmoezeniersstraat. Ze werden respectievelijk ge bruikt door Lucas Andries, een De Waterschans nr. 1-2007 Afb. 9. Majolica afval van de Swaen. zoon van Guido, van 1556 tot cir ca 1562 en door Hans Boude- wijns van 1595 tot 1617. Van een derde oven aan de Sint Jansvliet (uit de tweede helft van de zes tiende eeuw) zijn uit geschreven bronnen de afmetingen bekend: 2,30 bij 2,90 meter en 2,90 meter hoog. Uit de mate van verhitting kan worden afgeleid dat het vuur di rect op deze vloeren brandde, dus zonder aslade. Piccolpasso teken de de asladen niet maar hij noemt ze wel als een mogelijke toevoe ging. Helaas weten we niets van de opbouw van onze oven en moeten we aannemen dat die nauwelijks verschilde van Piccol- passo's beschrijving. In tegenstelling tot het erf van De Swaen, werd achter De Drie Haringen wel veel afval van ma jolica gevonden. Vooral op en rondom de oven lagen veel klei ne scherfjes: resten van de laatste ovenbrand. Ook onder de oven lagen scherven, wat betekent dat dit niet de eerste majolicaoven zal zijn geweest. Dichter bij het huis kwamen twee diepe kuilen aan het licht, die vol waren ge gooid met verbrande baksteen, stukken daktegel en fragmenten van majolica. De derde oven was eigenlijk te ver gesloopt om goed te kunnen interpreteren. Ook deze oven was bedekt met een laag majoli- ca-afval. Rondom lagen ook veel stukken daktegel. Belangrijk was de ontdekking, dat de oven ge bouwd was boven op een ronde en heel diepe kuil. Deze kuil was volgestort met verbrande stenen, majolicascherven, hulpstukjes voor in de oven, maar ook gewoon aar dewerk en dierbotten uit de keu ken van De Drie Haringen. Er is geen reden om aan te ne men dat deze derde oven voor iets anders diende dan het bak ken van majolica. Misschien is het de opvolger van de tweede oven, maar helemaal zeker is dat niet. De constructie is vermoede lijk identiek geweest aan die van de eerste oven. De rest van het terrein Uiteraard werd er ook gegraven achter de erven van De Zwarte Arend en De Drie Koningen. Dat leverde echter geen enkel spoor op van potovens of van een ander ambacht. Op een kleine kuil uit de veertiende eeuw na, dateerden de meeste sporen uit de zeven tiende en achttiende eeuw. Twee gemetselde beerputten hoorden bij achterhuizen of kameren van De Zwarte Arend, die aan de Poort van 's Lands Welvaren ston den. Achter De Drie Koningen was de grond sterk omgewoeld, waarschijnlijk ten gevolge van de bouw van een smederij in de ne gentiende eeuw. Op het hele ter reingedeelte is geen enkel scherf je majolica gevonden. De sanering die na de opgraving van start ging leverde jammer ge noeg geen enkel restant meer op van majolicaproductie. De grond was zozeer omgewoeld en vergra ven voor de bouw van de gasfa briek, dat er zelfs van de achterste huisjes aan de Poort van 's Lands Welvaren, tegen de verwachting in, geen spoor meer bewaard was. Een uitzondering was een ronde houten waterput, waarvan het onderste gedeelte tevoorschijn kwam op 24 meter afstand achter het huis De Drie Haringen. De put was in de jaren van de gasfa briek volgestroomd met een olie achtige substantie, maar kon nog wel grotendeels onderzocht en geleegd worden. De waterput was op een bepaald moment in de zestiende eeuw drooggevallen en daarna als beerput gebruikt. De inhoud bestond uit een grote hoeveelheid roodbakkend aarde werk uit de vroege zestiende eeuw, maar ook enkele stukken majolica halfprodukten. De vondsten Tijdens de opgraving werden niet alleen veel afval (misbaksels) van majolica gevonden, maar ook in strumenten en hulpstukken die de pottenbakker gebruikte bij het laden van de oven. Al deze vondsten kwamen van achter het huis De Drie Haringen, behalve de eerder genoemde toevals- vondst uit 1976 achter De Swaen. Helaas bestaan de vondsten over het algemeen uit heel kleine scherfjes. Door middel van minu tieus onderzoek is het toch gelukt om van de ruim drieduizend scher ven de oorspronkelijke vorm te herleiden. Uit de praktijk van een moderne plateelfabriek weten we, dat bij het leeghalen van een oven de kapotte voorwerpen simpelweg uit het raam gegooid werden, zo dat zich buiten geleidelijk aan een berg scherven vormde.9 Vaak werden grote stukken eerst nog 1 1

Periodieken

De Waterschans | 2007 | | pagina 7