Bergs Woordenboek De Waterschans nr. 2-2007 De Waterschans nr. 2-200 7 al in Brabant worden gehoord, zijn veel minder stigmatiserend en verdwijnen niet: verkleinwoorden als meske, pirke, bökske en de wis seling d-j of d-w in rooie, goeie, ou we. Ook in de woordenschat kun nen vormen meer of minder als rode vlag functioneren. De woor denschat die bij het ouderwetse agrarische bedrijf hoorde, ver dwijnt veel eerder dan de huis-, tuin- en keukenwoordjes, die nog lang gebruikt zullen worden. Dialectwoorden zoals juin, erpel en appelsien zullen nog lang gebruikt worden, maar woorden als pui (tasmuurtje, afscheiding tussen dorsvloer en gebint) of roeipèèrd (het rechtse paard van een span) hebben het heel wat moeilijker. Woorden die niet de naam van een bepaalde zaak of eigenschap zijn, zijn juist minder opvallend en min der lokaal. Bedoeld zijn voorzetsels, bijwoorden, voornaamwoorden enz.: be- kant (bijna), efkes (even), zat (genoeg), gij (jij). Die woorden worden veel ge bruikt en zijn daarom min der stigmatiserend. Tot slot volgt een voorbeeld van regiolectisering, de ver andering van dialect naar standaardtaal, in dit geval uit Helmond: daar kan men zeggen voor 'hij gaat': hij gji (authentiek Helmonds met stijgende tweeklank), hij gi, hij go, hij gao en hij gaot. Die laatste vorm is al bijna Nederlands, met een soort algemeen Brabants accent, hij gaot. Dat zijn dus vijf voorbeelden die niet-Stan- daardnederlands zijn en werden of worden gebruikt in het Helmonds. vaak te horen. Van sommige woor den of wendingen zijn Brabanders zich niet eens bewust dat ze tot hun dialect behoren. Ze gebrui ken ze ook wanneer ze Standaard nederlands willen spreken. Bra banders zullen namelijk, ook wanneer ze 'beschaafd' willen pra ten, eerder spreken van peperkoek dan van ontbijtkoek, van friet in plaats van patat, hij schaamt zijn Hans Heestermans Het enige, «1ST kwam de dialectspreker vanaf eind negentiende eeuw en vooral in de twintigste eeuw in toene mende mate in contact met men sen met een andere dialectachter grond. De twintigste eeuw was bovendien de eeuw van de nieuwe communicatiemiddelen: naast te lefoon, radio en tv brachten ook de computer en het internet de wereld binnen handbereik. Com municeren gebeurt op steeds grotere schaal. Voor dergelijke vormen van bo venregionale communica tie volstaat het lokale dia lect niet langer. Daarom verruilt de dialectspreker in toenemende mate zijn nabije omgevingstaai voor Standaardnederlands. Ook verstedelijking werk te contact met andere dia lecten en taalvariëteiten en bijgevolg afname van dialectgebruik in de hand. Dialectverlies heeft zich aanzienlijk vroeger door gezet in de steden dan op het platteland. In platte landsdorpen is het lokale dialect ook nu vaak veel beter bewaard gebleven. Ten slotte heeft het toege nomen opleidingsniveau van de gemiddelde Neder lander de omschakeling naar Standaardnederlands in gang gezet en versneld. Afb. 2. Het Bergs Woordenboek van Hans Heestermans verscheen in 1997 en wordt door velen dankbaar gebruikt in de voorbereiding voor het jaarlijkse Bergs Dictee. Lokale woorden en klanken kun nen verdwijnen. Daarmee sterft het dialect nog niet uit. Het veran dert alleen maar zoals iedere taal verandert. Het lijkt niet waar schijnlijk dat bijvoorbeeld een oer-Brabants kenmerk zoals het gebruik van de werkwoordsvorm bij de tweede persoon hedde gij, ziede gij, doede gij) binnen afzien bare tijd helemaal gaat verdwij nen. Ons moeder en oudoe zijn nog eigen in plaats van hij schaamt zich, en zullen we aanrijen in plaats van zullen we vertrekken, waarop de Noord-Nederlander zich kan afvragen wie het slacht offer van de aanrijding zal wor den. 3. Oorzaken van dialectverlies Aan het proces van dialectverlies ligt een aantal verschillende facto ren ten grondslag. We leven niet langer in besloten gemeenschap pen. Door allerlei nieuwe ver voermiddelen (fiets, trein, auto) In samenhang met deze objectieve factoren staat een aantal subjectieve fac toren die het proces van dialectverlies versterkt hebben. Die factoren be treffen een negatieve ap preciatie van dialecten. Het gaat hier om vooroor delen van het volgende ty pe: dialectgebruik zou plat en on gepast zijn, symptomatisch voor een gebrek aan opleiding en een beletsel zijn voor een goede be heersing van de standaardtaal. In Noord-Brabant is er altijd een duidelijk prestigeverschil geweest. Dialect is hier altijd een taal met een lagere status dan het Hollands geweest. In Limburg is dat heel an ders. Daar is men heel trots op zijn dialect. Dialect in Brabant wordt in formele situaties stelselmatig ver meden. Hoger opgeleiden spreken zelden dialect in hun gezin. 7 6 In de jaren zeventig werd in Gen nep in Noord-Limburg onder zocht hoe veel ouders met elkaar en met hun kinderen dialect spre ken: daar sprak 67% van de ou ders met elkaar dialect en maar 33% deed dat met de kinderen. Nu is het wel zo, dat kinderen met wie Nederlands in plaats van dia lect gesproken wordt, toch dialect kunnen leren. Op de eerste plaats horen ze dialect, van hun ouders bijvoorbeeld. Op de tweede plaats leren kinderen het van leeftijdge noten. Maar daarbij zal het meestal gaan om de mengelmoesdialecten, de dialect tussenvormen zonder de stigmatiserende kenmerken. Sinds vorig jaar zijn er ook cijfers voor Noord-Brabant beschik baar. In november en december 2005 heeft Stichting het Brabants in opdracht van de provincie Noord-Brabant en met hulp van het onderzoeksbureau PON een bevolkingsonderzoek gedaan, te lefonisch en via internet. Van de Brabanders van 12 jaar en ouder kan 43,5% Brabants dialect spre ken en nog eens een 28,6% kan dat enigszins. 72,1% van de bevol king van Noord-Brabant spreekt daarmee in meer of mindere mate dialect. Vrijwel iedereen begrijpt het dia lect van de woonplaats, bijna 85% goed en ongeveer 13% enigszins. In totaal begrijpt maar liefst 96,9% in meer of mindere mate dialect. Jongere leeftijdscatego rieën zijn steeds minder in staat om dialect te spreken. Men be grijpt het over het algemeen nog wel, maar in de leeftijdscategorie 12-24 jaar kan nog maar ongeveer 29% goed dialect spreken, terwijl 30% aangeeft dat men dat nog enigszins kan. Net zoals in het eer dere onderzoek in Gennep blijkt ook uit dit onderzoek dat een groot aantal mensen zegt dat men dialect spreekt, maar men doet dat dan veel minder tegen de ei gen kinderen. 4. Dialectrenaissance Gelukkig is het klimaat ten aan zien van dialectgebruik in de laat ste jaren veel toleranter gewor den. Men staat meer open voor dialecten. Dialect mag weer, zeker ook in Noord-Brabant, en men spreekt van een 'dialectrenaissan ce', een hernieuwde belangstelling voor de volkstaal. De bewustwor ding in deze tijd van alom aanwe zige schaalvergroting wordt steeds sterker. Deze schaalvergroting doet men sen weer terug verlangen naar de eigen identiteit. Veel jongeren, ook diegenen die met Standaard nederlands zijn opgegroeid, vin den het interessant om er een dia lect bij te hebben; een dialect is iets aparts, iets bijzonders, iets moois. De Nijmeegse professor A.M. Hagen schreef: "ik geloof dat het Brabantse in veel sterker mate ook op dit moment nog be staat en ook al moet erkend wor den dat het een lastige opgave is precies aan te geven waaruit dat Brabantse, of zo men wil het 'Bra bants eigene' bestaat, voor mij staat vast dat het taalgebruik daar van in ieder geval een van de be langrijkste elementen is, ook al wordt dat aspect in de meeste dis cussies niet of nauwelijks ge noemd". De bezinning op de eigen identiteit draagt in hoge mate bij tot de herwaardering van het dia lect. Het circuit van liederentafels en Brabantse avonden floreert dan ook als nooit tevoren. De groei van publicaties in en over dialect is een duidelijk teken van de toenemende aandacht voor het dialect, net als de vele optredens van streektaalartiesten. Je kunt allerlei cd's met dialect- muziek kopen. Ook in Bergen op Zoom verschijnen publicaties in en over het dialect en er is zelfs een dialectprogramma op de loka le radiozender. Maar het dialect is voor de jonge re generaties niet langer meer de eerste taal en de opleving in de belangstelling voor dialecten is steeds vaker gebaseerd op passie ve kennis van het dialect dan op actief gebruik. Vandaar dat men bij de huidige oplevingen wel spreekt van een 'broze vitaliteit'. De positie van het dialect is ver schoven van moedertaal naar tweede taal. Enerzijds is de belangstelling voor het dialect de laatste twee, drie decennia flink toegenomen, maar anderzijds is er al veel van de au thenticiteit van de dialecten verlo ren gegaan. Bovendien blijft er bij de jongere generaties een negatie ve waardering waar te nemen. Er spelen vaak twee tegengestelde houdingen ten aanzien van dia lect. Enerzijds schamen jongeren zich voor het dialect als ze bij voorbeeld op vakantie voor Belg worden aangezien. Kinderen spre ken dan hun ouders vermanend toe: "praat toch niet zo plat." An derzijds wordt dialect als stoere taal van een groep gebruikt. Men markeert er zijn identiteit mee: "op de voetbalclub praten wij al leen maar plat". Naast het positieve van de dialect renaissance blijft er een zekere ne gatieve houding bestaan. Er wordt in Noord-Brabant op school nau welijks of geen aandacht besteed aan dialect en de jongste kinderen spreken het dialect weinig of niet. Met aandacht in het onderwijs wordt bedoeld dat er aandacht aan het bestaan van streektaal zou moeten worden besteed, maar niet dat er les in het Brabants dient te worden gegeven. Kinde ren zouden er zich van bewust moeten worden dat dialect niet een platte of foute variant van het Nederlands is, maar een volwaar dige, streekgebonden taal. In an dere delen van Nederland liggen al mooie voorbeelden, zoals het Gronings en het Twents Kwarteer ken, lespakketten voor het basis onderwijs. De belangstelling voor de Noord- Brabantse dialecten neemt toe, maar tegelijkertijd groeien de dia lecten zeer snel naar het Neder lands toe. Als niemand de verdwij nende woordenschat, het rijke klankenpalet en de vaak verras sende grammatica vastlegt, kun nen deze kenmerken van onze Noord-Brabantse dialecten bin nen een generatie verdwenen zijn. Daarom moeten we onze dialec ten blijven gebruiken. We moeten het aandurven erover en erin te spreken en te schrijven. Dat houdt de natuurlijke ontwikkeling die het algemene dialect in Noord- Brabant doormaakt niet tegen en dat hoeft ook niet. Maar het helpt wel om de waarde van dialect goed in te schatten. Die waarde is groot. Literatuur: Hagen. A.M.: 'Het voortbestaan van Brabants eigen taal', in: Hedde gij, zedde gij. Edde gij, zijde gij. Een bonte staalkaart van Brabantse dialecten, 's Hertogenbosch 1987, blz. XI-XXIV. 77 ONVERVALSTE, echte Bergse Woordenboek

Periodieken

De Waterschans | 2007 | | pagina 18