rj t Ab
T J N
UIT
GPERJ1
Dü
17
i
Genealogie
T1 f £f
r' is **1
JacoB Reigersman
r
Werkgroep
Sjaak de Vries en Frank Wierckx
r'
.1
1 1 4
1 1 5
ermeencfe of echte belastingontduiking is een misdrijf van
a/ie eeuwen en plaatsen. Op 16 november 1667 doet de
pachter van de accijnzen op bierjacobus Reijgersman, in ge
zelschap van de stadhouder Anthonij Co/en en enige schepenen
een inval bij Elisabeth Pauw eis van den Bergh, echtgenote van
jan Lauwereijssen. Hierbij wordt een half vat bier gevonden, dat
naar de opvatting van de pachter van de accijnzen op bier niet
gemeld is. Aangezien de stad niet de middelen en de mensen
had de belastingen zelf te innen, werd dit recht voor een vast
bedrag verpacht aan een particulier, die daarmee het recht ver
wierf de belasting te innen. Dit leidde, zoals ook in dit geval, tot
grote spanningen en vaak tot processen. De eigenaar van het
vat, Frans Paschijngiel w ordt door Reijgersman beschuldigd van
ontduiking van de accijnzen op bier.
Deze beschuldiging is de aanleiding voor een aantal verklaringen
over deze zaak voor de Bergse notaris Scheuringh op 30 novem
ber en in december 1 667. Als gevolg van deze inval zitten Jacobus Fre-
derichsen en Jacobus Lauwereijssen inmiddels vast in de Gevangen
poort en blijkbaar dienen deze verklaringen ertoe beide mannen te
ontlasten en weer op vrije voeten te krijgen.1
Allereerst doet Elisabeth Pauwels van den Bergh, huisvrouwe van Jan
Lauwereijssen van den Uidnemalen, potmakersgesei haar verhaal.
Elisabeth verklaart dat zij heeft doene verimposten [accijns opleggen]
eene tonne ponds bier om die te gebruijcken op de uitvaart van see-
ckere Francijna Matij, die f haere hoi/se overleden was. Op de begra
fenis werd echter maar een half vat gedronken en de rest bleef over. Dit
restant nu werd door Reijgersmans gevonden. Elisabeth is echter van
mening dat de accijnzen voor het gehele vat betaald zijn.
Omdat de zoon van de overleden Francijna Matij weet dat hij voor
het resterende deel van het vat extra accijns schuldig is, haait hij
het opgepiacte bi/iet [bewijs van betaling, dat aan de ton gehecht werd
of in het pand waar de ton zich bevond aanwezig diende te zijn] van
de ton om daarmee de rest de verimposten. Daardoor ontbreekt tijdens
de visitatie in de Brouwerij De Croon dit billet op het genoemde vat.
Tijdens de visitatie beschuldigen Reijgersman, de stadhouder en de
schepenen Elisabeth Pauwels van den Bergh van fraude met de vol
gende woorden: dat si/ 't se Re sou de gefraudeert hebben dreijgende
daeropgenoemde de heer stadthouder haer comparante [Elisabeth] op
de poorte te willen setten bij a/dien sij sufcs niet begeerde te bekennen
[indien zij niet zou toegeven] met meer andere dreijgementen ende
aert d'anderezi/de schoons belofte, ende pers at ie ve middelen gebruij-
ckende om haer te doen bekennen, t gene sij buijten crenckinge der
waerheijt niet heeft connen doen... Daarna wordt Elisabeth hardhandig
aangepakt door de dienaren van de stad om haar tot een bekentenis te
dwingen.
Aangezien het vat vervoerd is naar het huis en herberg 'Den Bosco-
le' (gelegen aan de Noordzijde Haven) wordt geprobeerd via ge
tuigen aan te tonen dat het betreffende vat verzegeld en met de nodi
ge papieren daarheen gebracht is. Dit wordt bevestigd in een
verklaring door Willem Cornelisse, schipper van Amsterdam in een ac
te voor dezelfde notaris op 5 december 1667.1
Afb. 1. Het familiewapen van
Jacob Reijgersman. In: A.J.J. van
den Boom e.a. (red.), Bergs
Kwartierstatenboek, Bergen op
Zoom 1998, 8.
Bovendien bevestigen enige
vooraanstaande burgers van
de stad de goede naam en faam
van Janneke Brassaert, brooster
in de Brouwerij de Croon te Ber
gen op Zoom. Deze burgers zijn
Gommert Maerten Hannen,
brouwer in Brouwerij de Blaauw-
hante, Johannes de Vries, voor/e-
serin de Duijtsche Kercke en An
thonij Quirijnsen. Zij leggen een
verklaring af op hun manne
waerheijt. Zij verklaren dat de
requirante [Janneke Brassaert] is
staende te goeder naem ende
faem, ende is van eer/ijchen
handel ende wandel soo te op-
sichte van haere persoon, com-
podementen als oock haere nee-
ringe sonder dat sij luijden
ietwas ter contrarien ijijt hebben
gehoorddat haer requirante da-
er in soude mogen olte comen
krenckenende specia/ijck sij
de advies, dat sij in qua/iteijt ais
maeke/aer met de requirante
meenichmael coophandel van
graijnen heeft gedreeven ende
neijt anders als oprechtichheijt
in hare handel heeft bevonden,
alles sonder argh oft list.
Afb. 2. Het pand Den Boscole aan de Noordzijde
Haven is deels op deze ansichtkaart te zien (links)
In: J.H. van Mosselveld, Bergen op Zoom in
oude ansichten, Zaltbommel 1969, 45.
-to.t
- V
De verklaring van Willem Cornelisse betreffende het transport van
het vat bier naar de herberg 'Den Boscole' wordt bevestigd door
Maria Adriaens, huijsvrouwe van Jacob Randouw, soidaet onder de
Compagnie van de heer Captaijn Carbonniere van desert guarnisoene,
wonende in de Cfeijne Gapert op de Noortsijde van de Haven deser
stadt, weinigen hu ijs en naest de huijsinghe de Boscole.
In de volgende akte, gepasseerd op dezelfde dag (14 december 1667)
bevestigt Elisabeth Pauwels, huijsvrouwe van Jan Lauwereijssen haar
verklaring van 30 november 1667. Hierbij beschuldigt zij burgemees
ter Turcq persoonlijk. Hij zou geprobeerd hebben haar onder bedrei
ging tot een bekentenis te dwingen.1
Om het verhaal rond te maken volgt op 15 december 1667 nog een
akte voor weer dezelfde notaris door een viertal personen van
goede naam om de beide gevangenen te steunen met een verklaring
betreffende hun goede naam, faam en gedrag. De vier mannen zijn: jan
Jansen van Weert, isersmit, oud 52 jaren, Jan Maseron, bouckwijte
mee/maker, oud omtrent 44 jaren, jan Jacobs, out omtrent 33 jaren en
de Hen drie k. Jacob sen, out omtrent 32 jaren. Zij verklaren dat Jacob
Fredencksen ende Jacob Lauwereijssen, beijden geapprehendeertens
op de Gevangenpoorte a/hierop hunne manne waerheijden eede ende
vromicheijt onder presentie van solempneeien eede datte de re-
quiranten [Fredericksen en Jacobsen] zijn luijden ende persoonen sta
ende ter goeder naeme ende faem soo ten opsichte van haere handel
ende wande! ais andersints sonder dat sij luijden ooijt ietwas anders
hebben gehoord dat hunne goede naem ofte faem souden comen con-
ne te quetsen. Specialijck dat sij requiranten neijt voordeser van enige
fraude ofte contraentie sijnde beticht ofte verdagt geweesen.1
Verder gaan deze verklaringen niet. Mogelijk waren zij voldoende
om de beide mannen vrij te krijgen uit hun gevangeschap in de Ge
vangenpoort, hetgeen in die koude decemberdagen zeker geen pretje
geweest is. Blijkbaar is het goed afgelopen. Het nageslacht van Jacob
Frederichsen woont nog steeds te Bergen op Zoom en draagt nu de fa
milienaam Free, een verkorte vorm van het patroniem Frederikx.
Jacob Reijgersman leefde van 1627 tot 1670. Hij verdiende de kost als
kruidenier en koopman. Verder was hij actief als pachter van impos
ten en accijnzen, een winstgevende bezigheid. Deze verpachting leid
de tot vele conflicten. In sommige gevallen werden geschillen uitge
vochten voor het hoogste rechtscollege van Brabant in het ancien
régime: de Raad van Brabant. In hetzelfde jaar, 1667, was Jacob Reij
gersman verwikkeld in een proces voor de Raad van Brabant te 's-Gra-
venhage tegen Paulus Vuijlsteegh
wegens vermeende ontduiking
van de bieraccijnzen.2 Jacob
Reijgersman huwde met Cornelia
van der Creecke, een dochter
van de Bergse notaris Adriaen
van der Creecke. Hun zoon Ja
cob Reijgersman (1662-1715)
was bankhouder te Bergen op
Zoom en Breda. Hij kocht voor
zijn minderjarige zoon het dros
saardambt van Wouw. Blijkbaar
was hij niet erg geliefd want in
1715 werd hij door onbekenden
tussen Steenbergen en Wouw
doodgeschoten.3
Noten:
1. Historisch Centrum Het Markiezenhof,
Notarieel Archief Bergen op Zoominv.nr.
183, notaris P.L. Scheuringh, akten dd 20
november 1667, 4 december 1667,
14 december 1667 (driemaal) en
15 december 1667.
2. Lindemann, W.M. en Litsenburg, Th.F. van,
Inventaris van hst Archief var/ de Raad van
Brabant's-Hertogenbosch 1981, deel 2 blz
188, procesdossier nr 1581, Jacobus
Reijgersman contra Paulus Vuijlsteegh,
1667.
3. Boom, A.J.J. van den, Wierckx, F.C.J. en
Bragt-Govaarts, L.M.Th, van (1998) Bergs
Kwartierstratenboek, blz 6 en 7 (Kwartier
staat Reijgersman). Er bestaat een vermoe
den dat het om zelfmoord ging. Onze tekst
stemt letterlijk overeen met die van A. De-
lahaye in "Woide die Wouda, blz. 183,
een uitgave van het Gemeentebestuur van
Wouw. Aangezien we het dossier niet zelf
hebben gezien lijkt het ons niet verstandig
van de tekst af te wijken.