~v Marco Vermunt D Archeologisch onderzoek onder het Ribbensterrein 88 De Waterschans nr. 3-200 7 Het is al weer vijf jaar geleden dat de fabriek en de winkel van de familie Ribbens aan de Noordzijde Haven tegen de vlakte gingen om plaats te maken voor nieuwbouw. Dit project, een schitterend voorbeeld van harmonieus bouwen in een historische binnenstad, ging gepaard met een archeologisch onderzoek dat uitgevoerd werd door de gemeente. De resultaten hiervan komen aan bod in twee artikelen in de Waterschans. Het eerste zal gaan over de middeleeuwse sporen die onder het fabrieksterrein tevoorschijn kwamen, het tweede over de sporen van na de zeventiende eeuw. giyaifi ÏJ&r.'.'JSLfl Afb. 1. Een gedeelte van het opgravingsterrein. Het Ribbensterrein bestond uit een verzameling huizen, fabrieksloodsen en een reusach tig winkelpand rondom een open binnenterrein, ingeklemd tussen de Dubbelstraat, Rijtuigweg en Noordzijde Haven. De laatste ja ren was het sterk in verval. Het ademde een desolate sfeer uit, die in combinatie met het doodse water van het laatste restje ha ven bepaald geen visitekaartje voor de stad was. Het plan van Planoform BV uit Eindhoven om het hele gebied aan te pakken werd dan ook door velen met open armen ontvangen. Het om vatte de bouw van een groot L- vormig onderkelderd woonblok aan de Dubbelstraat en de Rij tuigweg, en aangepaste nieuw bouw aan de kant van de haven, dit alles rondom een binnen plaats. Tijdens de lange planvoor bereiding kwam ook archeologie in beeld. Voorafgaande aan het uitgraven van de kelder en het bouwrijp maken zou een opgra ving de oude sporen in kaart moeten brengen, zo werd als voorwaarde gesteld. Het ging im mers om een omvangrijk terrein in de oude binnenstad, waar eeu wenlang gewoond en gewerkt was. Deze sporen mochten niet ongezien verloren gaan. Historie van het terrein De geschiedenis van het haven kwartier werd door Willem van Ham en Yolande Kortlever in grote lijnen gereconstrueerd op basis van de beschikbare archief bronnen.1 Hier volgt een sum mier overzicht, toegespitst op die onderdelen, die van belang zijn voor de resultaten van de opgra ving. De ontwikkeling begon in de dertiende eeuw, toen de polders Noordland en Zuidland ontston den door bedijking van het lage land langs de Schelde. Daartus sen stroomde de havengeul als een natuurlijke afwatering van uit de Brabantse Wal richting de rivier. De geul werd aan de kant van de stad gekanaliseerd tot een haventje en via de nieuw gegra ven Grebbe verbonden met de veengebieden in het achterland. Waar de havengeul een scherpe bocht maakte, thans op het Ne- dalco-terrein, lag een gebied dat in de dertiende eeuw Op ten Weele heette, een benaming die waarschijnlijk was afgeleid van wiel of dijkdoorbraak in het Noordland. De Dubbelstraat is de oudste weg die vanuit de stad naar het terrein bij de Weele leidde. Aanvankelijk heette de Dubbelstraat de Opperste strate\ de huidige naam dateert pas uit De Waterschans nr. 3-200 7 de zestiende eeuw. Andere be langrijke straten waren de Zuid en Noordzijde Haven. De Noert- side van de Havene zoals die in 1364 voor het eerst in de archie ven opduikt, kwam met een bocht uit op de Dubbelstraat, waar nu de Rijtuigweg is. De haven was een grote stimu lans voor de Bergse economie in de veertiende eeuw. Bergse schippers worden voor het eerst genoemd in een acte van 1327. De stad profiteerde waarschijn lijk van de zware overstromingen die Steenbergen in de veertiende eeuw troffen, omdat de Steen- bergse schippers vervolgens hun heil in Bergen op Zoom gingen zoeken. Over de ambachten die gedurende de dertiende en veer tiende eeuw in het havengebied werden uitgeoefend, weten we maar betrekkelijk weinig. Waar schijnlijk werkten er al wel pot tenbakkers. In de archieven wor den in 1317 en 1353 respectievelijk Altsteen Potter van der Weele en Heijnric Potters van de Weele genoemd.2 Zij hadden hun be drijf bij de Weele en waren af hankelijk van de haven voor het transport van het potgoed. Vanaf het laatste kwart van de vijftiende eeuw zijn we beter geïnformeerd over de bedrijvig heid rond de haven. In 1477 wordt voor het eerst de Helstede genoemd: een erf "waar men de scepen op helt" oftewel een scheepswerf. De Helstede kan beschouwd worden als een ande re benaming voor Op ten Weele en bevond zich ten oosten van het gelijknamige water, op een plaats waar nu het Groot Arse naal staat. Er waren ook meesto- ven gevestigd waar meekrap werd verwerkt, stampmolens voor lijnolieproductie en potten bakkerijen. Door de aanleg van de stadsomwalling in 1484-1488 werd de Helstede helaas voor goed van de binnenstad afgeslo ten. De bebouwing viel een klei ne eeuw later ten prooi aan oorlogshandelingen. Binnen de vesting, aan de Noord zijde Haven en aan de Dubbel straat, stonden voornamelijk wo ningen en pakhuizen. Op het tussenliggende terrein bevond zich een perceel dat in 1506 door de stad werd aangekocht om er een haringwerf te vestigen. Op deze Harinckhof, later uitge breid met het Coolhof (genoemd naar koolvis), werd de vis ge keurd. Iets dichter naar de stad lag de Stads Steenhof of Stads- hof, waar bouwmaterialen opge slagen werden. Later is daar de stadsschuur gebouwd. In de zeventiende eeuw waren de pottenbakkerijen De Drie Kan- nekens en De Duizent Vreesen aan de Dubbelstraat gevestigd, juist op of aan de rand van het la tere Ribbensterrein. In het begin van de twintigste eeuw begon een periode waarin de bedrijvig heid in het gebied toenam. Aan de Dubbelstraat verrees het bedrijf van Mulock Houwer, dat voorna melijk draineerbuizen produceer de. Aan de Noordzijde Haven startte men in 1897 een zeilma kerij. In 1924 kwam bouwmate- rialenhandel De Schelde erbij, die een grote fabriekshal liet bouwen aan de Dubbelstraat. Aan de kant van de Rijtuigweg vestigde zich podiumbouwer Mar- gadant. Na het vertrek van De Schelde en Margadant kwam bij na het hele terrein in handen van zeilmakerij Ribbens. Die liet in 1960 een gigantische winkel bou wen aan de Noordzijde Haven, waar volgens een nieuw steden bouwkundig plan een snelweg geprojecteerd was. Dit plan is ge lukkig nooit uitgevoerd, want het zou het einde betekend hebben van de havenbuurt. Eerdere ontdekkingen Tot aan de opgraving van 2002 was er eigenlijk maar één keer echt archeologisch graafwerk uitgevoerd op het Ribbenster rein. In 1966 wilde het bedrijf Margadant een loods bouwen op de hoek van de Dubbelstraat en de Rijtuigweg. Voorafgaande aan het grondwerk vond Fons Gieles, tekenleraar aan het Mollerlyceum en verwoed amateur-archeoloog, een grote partij aardewerkscher- ven die uit de veertiende eeuw bleken te dateren. Dit was twee jaar na opgraving aan het Thalia- plein en ook nu hielp er weer een groep leerlingen mee. Er werden dozen vol scherven verzameld. Fons is daarop enthousiast aan het puzzelen geslagen in een po ging om hele voorwerpen te re construeren. Maar al snel werd duidelijk dat er vrijwel niets pas te en dat het om een heel grote hoeveelheid 'misbaksels' ging. Een pottenbakker had het erf gebruikt als stortplaats voor mis lukte potten. In 2002 zou blijken dat het nog maar om het 'topje van de ijsberg' ging. De opgraving In de voorbereiding van de op gravingen kwam uit het milieu onderzoek naar voren, dat delen van het terrein ernstig met lood waren vervuild. De oorzaak was het afval van de pottenbakkers, die eeuwenlang loodoxides ge bruikten om te glazuren. Verder zaten er koolwaterstoffen in de grond, afkomstig van de diverse Afb. 2. Het verzamelen van de scherven in de zel-as. 8 9 II Dl 3P»gg» -7 f

Periodieken

De Waterschans | 2007 | | pagina 3