B LUBBER, SCHERVEN
EN GOUD
Marco Vermunt
De Waterschans nr. 4-200 7
Archeolocisch onderzoek onder
De Waterschans nr. 4-200 7
HET RiBBENSTERREIN: DE SPOREN NA 14QO
1 30
In de vorige aflevering van de
Waterschans kwamen de
middeleeuwse sporen aan bod.
Dit keer is het de beurt aan de
jongere vondsten. Ze dateren
vanaf de vijftiende eeuw. In die
tijd stond er tenminste één
gebouw op de hoek van de
tegenwoordige Rijtuigweg en de
Dubbelstraat. Hoe het er precies
uitzag en waar het voor diende,
is niet bekend. Er waren een
paar funderingsmuren en
vierkante blokken ('poeren')
van over, die gemetseld waren
op een dunne laag scherven.
Waarschijnlijk hadden er in de
vijftiende eeuw nog meer
gebouwen langs de Dubbelstraat
gestaan, maar alle resten
daarvan waren opgeruimd bij de
bouw van de loodsen door de
firma De Schelde in 1924.
Aan de zijde van de Rijtuigweg
was meer bewaard. Hier kwam
een wirwar van funderingen te
voorschijn, die hoorden bij vijf
woningen. Ze waren allemaal te
gelijk opgetrokken in een opmer
kelijk regelmatig patroon. Elk
huis had een plavuizen vloer en
een haard en was 6lA bij IVi meter
groot. Het meest zuidelijke was
wat smaller en trechtervormig, en
sloot aan op een zesde (niet op
gegraven huisje) dat op zijn beurt
weer aan het huis Noordzijde
Haven 116 grensde. Opmerkelijk
was de rooilijn, die een heel an
der verloop had dan nu en schuin
over de bestaande heen liep. Op
luchtfoto's uit 1923/24 zijn de
huisjes nog zichtbaar. Later wer
den ze gesloopt of verbouwd tot
opslagruimtes van Margadant en
Ribbens.
Bijna alle funderingen waren op
getrokken met bakstenen van het
formaat 4^x9x18/19 centimeter,
dat gebruikelijk was in het begin
van zestiende eeuw. Achter de
huisjes kwamen waterkeldertjes
en beerputten tevoorschijn, die
uit latere eeuwen dateerden. He
laas was de tijd voor onderzoek
te kort om al deze sporen goed te
onderzoeken. Het bleek overi
gens wel, dat er onder de muren
en vloeren van de huisjes geen
oudere bouwresten meer lagen.
Op het einde van de vijftiende
eeuw kreeg de havenbuurt zijn
eigen omwalling, waardoor de
bebouwing langs de Noordzijde
Haven en de Dubbelstraat, die
eerst tot de Weele doorliep, on
derbroken werd. Bij de aanleg
van de stadsvest en de Sint-Nico-
laaspoort ontstond een straatje
dat de Noordzijde Haven en de
Dubbelstraat met elkaar ver
bond. Het is dan ook aannemelijk
dat de opgegraven huisjes ge
bouwd werden na het gereedko
men van de havenpoorten in
1508.1 Als we goed kijken naar de
stadsplattegrond door Jacob van
Deventer, dan zien we dat er al
bebouwing stond, met dezelfde
scheve rooilijn. De vijf (of eigen
lijk zes) huizen werden dus naar
alle waarschijnlijkheid tussen 1508
en 1545 gebouwd.
Tijdens onze opgraving kon maar
een gedeelte van de huisjes on
derzocht worden. De voorzijde
strekte zich onder het trottoir
van de Rijtuigweg uit en viel in
feite buiten het volume van de
nieuwbouw. Lang na de opgra
ving, toen de bouw reeds in volle
gang was, begon men aan het ma
ken van bordesjes aan de straatzij
de. Leo Brocatus en Koos Muller,
medewerkers van het bouwbe
drijf, waren er wat grond aan het
uitspitten, toen plotseling een
paar zilveren munten door de
lucht vlogen. Dat leidde tot voor
zichtig verder graven. In een roes
tige kluit bijeen lagen 144 zilve
ren munten en diverse zilveren
en gouden voorwerpen. Een ech
te schatvondst! De sieraden za
ten verpakt in een linnen beurs
waarvan alleen de zilveren beurs-
beugel resteerde en de munten
zaten in een koperen theepot die
vrijwel helemaal was vergaan. De
schat was begraven achter de
voorgevel van het vierde huis, net
onder de tegelvloer (zie pijl en
kruisje op de plattegrond). Dat
huis was in 1852 eigendom van
Antonie Schreurs en werd om
schreven als "een huis en erf, van
ouds genaamd de vierde verde
ling van de zoutkeet, staande en
gelegen te Bergen op Zoom aan
de Noordzijde van de haven bij
den Boom, gemerkt D nummer
62, kadastraal bekend Sectie G,
nummer dertig, groot vierenne
gentig ellen, belend oost Adrianus
Dietvorst, zuid de heer Adrianus
Feber, west de straat en noord
Theodorus Hansbergen".
Omdat al snel bleek dat de schat
vondst van rond 1800 dateerde, is
verder gekeken wie toen de eige
naar of bewoner van het huis was.
Volgens de wijkregisters werd
het pand vanaf 1791 bewoond
door de weduwe De Winter met
twee kinderen, van 1799 tot 1804
door Johanna van Eekeren, we
duwe van de in 1793 overleden
Johannes Zevenster, en vanaf
1805 door Adriaan de Winter en
diens vrouw.2
De goud- en zilverschat werd me
teen na de ontdekking bij de ge-
Gebouw uit de
vijftiende eeuw
meente gemeld, keurig volgens de
spelregels van de Monumenten
wet. Dat betekende niet dat de
vinders hun eigendomsrecht ver
loren, maar dat de vondst rustig
kon worden bestudeerd en
schoongemaakt in het gemeente
lijk archeologische depot. De
vondst riep immers allerlei vragen
op: wie had deze schat verborgen,
in welk jaar gebeurde dat en
waarom? Hoe oud waren de mun
ten en wat voor functie hadden de
gouden en zilveren voorwerpen?
In het hiernavolgende gedeelte
worden de munten uitvoerig be
schreven. In een derde artikel
zullen ook de gouden en zilveren
sieraden aan bod komen.
Noten:
eeuw.
De funderingen die opgegraven
werden langs de Rijtuigwèg^Boven
resten van een gebouw uit de
vijftiende eeuw, de overige
funderingen dateren uit de zestiende
1. W.A. yan Ham. 'De stadspoorten
van Bergen op Zoom 5', De Water
schans XXII, 1992, 74/78.
2. Arthur Suijkerbuijk. destijds werk
zaam bij de gemeentelijke archief
dienst, heeft de geschiedenis van
het pand nagezocht, waarvoor onze
hartelijke dank.