2 8 1968-2008
De Waterschans nr. 1-2008
1968- 2008 29
Afb. 3 "Ome Manus
Potterstraat, 1920.
was mandenmaker en had een winkel in de
hij dat zij wel later nog naar
school kon gaan want hij had ge
zegd: Ge ben een echte hanebciai
en ge kunt best naderhand nog
naar 't school gaan.
Dat leren door haar moeder
blijkbaar minder belangrijk ge
vonden werd, schreef oma toe
aan de in haar ogen mindere af
komst van haar moeder: Mijn
moeder, die was ja wd'k zeg, een
bietje van de werkende stand, een
heel ander slag mensen. Een goei
mens, maar toch ja, een knap
pe meid en zo is ie toch zd'k maar
zeggen aan mijn moeder geko
men.
Na de slechte ervaringen als win
kelmeisje en als meisje in een
dienstje werkte zij, voordat zij
trouwde, als kindermeisje, wat in
haar ogen meer status gaf dan de
vorige baantjes. Bovendien mocht
zij leren naaien. Zij woonde bij
haar moeder en moest naast haar
werk buitenshuis ook bij haar
moeder thuis nog meehelpen
met schuren en poetsen. Het geld
dat zij buitenshuis verdiende, gaf
zij aan haar moeder voor het
huishouden. Dit deed zij tot zij
trouwde.
Haar hele leven heeft het haar
dwars gezeten dat zij niet mocht
leren, hoewel zij later ook wel
begrip kreeg voor de problemen
van haar moeder toen deze met
tien kinderen achterbleef. Hoe
erg zij het heeft gevonden dat zij
niet mocht doorleren, blijkt ook
uit het antwoord op de vraag wat
voor plannen zij had voor de toe
komst: Ja, voor het leren! Da was
mijn enige hoop, dat ik mocht le
ren en dat mocht ik nietToen ik
haar interviewde, had zij net ge
hoord van de mavo voor ge
trouwde dames, zoals zij het uit
drukte, maar daarvoor vond zij
zichzelf nu te oud: ze was toen
negentig. Omdat oma niet had
mogen doorleren, had zij zich
voorgenomen dat haar kinderen
wél mochten doorleren. Dat gold
zowel voor haar dochters als
voor haar zonen. Oma maakte
daar geen onderscheid in. Het
idee erachter was niet zozeer het
maken van een carrière, maar
meer het feit dat je wel eens niet
zou kunnen trouwen. Als haar
gevraagd wordt naar een advies
over het opvoeden van jongens
en meisjes zegt zij daarover: Dd
blijft hetzelfde. Ja, ook wa leren
betreft! Meisjes motten net zo le
ren als jongens. Ja, maar gij ben
getrouwd, maar ge had net zo
goed niet kunnen trouwen en dan
motte ook oe kost verdienen, éh,
nee meisjes motten net zo goed le
ren! Nou dèromü Dus ge mot
Lieneke9 laten leren. En als ze
zakken dan motte nie mopperen.
Zonder opleiding zou je veroor
deeld zijn tot een dienstje. Het
betekende ook dat een kind niet
van school werd gehaald als het
eens een jaar minder ging en het
bleef zitten.
De tweede generatie: de dochters
van oma: de school van Lien en
Mienw
Evenals oma had ook opa alleen
lagere school; hij leerde na de la
gere school het borstelvak van
zijn vader. Tijdens de mobilisatie
in de Eerste Wereldoorlog was
opa in dienst en dat was hij graag
gebleven. Hij was ook graag naar
Indië gegaan, maar oma had daar
geen zin in. Zij wilde het liefste
in Bergen op Zoom blijven en
midden in de stad wonen.
Lien groeide op in Bergen op
Zoom en doorliep er de katho
lieke lagere school. Evenals haar
moeder was Lien zich zeer be-
wust van de verschillen tussen de
lagere scholen in Bergen op
Zoom en zij vertelde daarover:
Op de armenschool waren de ar
men. Op de Hollandse school had
je meer fabrieksarbeiders. Dus
dat waren niet de armen, maar die
hadden het toch ook niet rijk. Het
kwam ook praktisch niet voor dat
die door gingen leren. Die gingen
naar de huishoudschool. En dan
had je de Franse school die na
derhand Mariaschool is gewor
den. Je ging ook niet om met kin
deren van de Hollandse school.
Ja, en wij kregen op een gegeven
moment een kind, wat schijnbaar
heel goed kon leren en die kwam
dan van de Hollandse school
naar de Franse, nou dat vonden
wij zo maar eh.... poeh! Lien
kreeg de catechismuslessen op
de armenschool. Waarom wordt
niet duidelijk uit het interview.
Wel dat ze dat niet fijn vond en
dat er duidelijk verschil was in de
accommodatie van de armen
school en de Franse school. In de
klassen van de armenschool
stonden hoge ronde kachels die
gestookt werden met kolengruis,
wat verschrikkelijk stonk. Ook al
omdat het natgehouden werd
omdat het dan langer "brandde".
De Franse school had in die tijd
al centrale verwarming.
Hoewel de familie van Lien niet
rijk was, gingen Lien (in 1920) en
haar zus Mien (in 1915) toch
naar de Franse (lagere) school.
Zowel haar vader als haar moe
der vond het belangrijk om de
kinderen naar school te laten
gaan. Al moest ik droog brood
voor eten, zei oma. Om de Franse
school te kunnen betalen boorde
haar moeder kokosmatten om
voor de winkel van haar zwager.
Zelf zei zij daarover: dd was
het schoolgeld wa ik verdiendeT1
Dat heeft zij twintig jaar gedaan.
Het rangenstelsel was in theorie
misschien verdwenen, maar was
in feite nog volop aanwezig. Dit
bleek uit allerlei zaken, bijvoor
beeld het belang van het soort
kleren dat de dochters van oma
droegen op school. Op mijn
vraag of ze met schorten aan
naar school gingen, zegt oma een
beetje verontwaardigd: Nee, daar
gingen ze nie mee naar het school
naar die Franse school! Nee!!!
Nee, nie mee schorten hoor. Nee
nie mee schorten. Vaak droegen
kinderen schorten over hun kle
ren om die te beschermen, zodat
ze langer meekonden. Tegelijker
tijd was dat ook een teken van
armoede. Toen de dochters naar
de Franse school gingen, droegen
zij hun jurken zonder schort, ver
telde oma. Lien zelf vertelt dat
zij wel schorten droegen: en wij
droegen daar schorten. Dat was
verplicht. Niet iedereen droeg
dezelfde schort dus zelfs aan de
schorten kon men aflezen hoe
welgesteld iemand was. Lien: ik
heb een keer een hele mooie ge
had van zwart satinet met een
pompadoer12 bovenstuk.
Ook Mien was zich als kind op
de lagere school en zelfs op de
kleuterschool al zeer bewust van
de standsverschillen. Over de
kleuterschool vertelt ze: ik ben
wel op de kleuterschool geweest.
Dat kostte toen toch ook geld. Ja,
op een échte kleuterschool. Op
een goeie kleuterschool, want er
was een tweeling van Juten13 op,
nou de Jutens waren hét van je
hier hè! En dat heb ik ook altijd
onthouden Na de kleuter
school ging zij naar de Franse la
gere school en vertelde dat kin
deren van een rijke familie naar
school gebracht werden met een
chique auto met een tussenschot
tussen de kinderen en de
chauffeur. En de kinderen van
Asselbergs14 werden door de
dienstmeid naar school gebracht
als het regende. Zij zelf werd dan
door haar tantes gehaald en wil
de geen woord wisselen met ze.
Ik wou niks zeggen, ik denk, dan
denken ze dat wij ook een dienst
meid hebben. Ken je nagaan wat
een kind je dan bent hè. Zij ver
telde ook, dat zij vriendin was
met Wies van de dokter. Die kan
nooit op de Hollandse school ge
weest zijn. Mien ging graag naar
Wies om te spelen, want die had
levende witte muizen in een kist.
Ook kwam Wies graag bij Mien,
want ondanks het verschil in
stand en welvaart was er bij
Mien thuis altijd iets te eten na
school: en Wies was ook dik
wijls bij ons, want moet je luiste
ren zoals het bij de jetset dan de
gewoonte was, om zes uur dineer
de je hè. Nou en dan ja, bij ons
was het vroeger de gewoonte, als
je uit school kwam dan kreeg je
een boterham hè om vier uur. Dat
is een hele ouderwetse oud-Ne
derlandse gewoonte. Ik weet niet
of dat nu nog speelt. Ja, en wij
drinken toch ook een kopje thee
of zo hè met een koekie erbij.
Nou goed, Wies die kreeg nooit
wat. Wies was zo'n dikke meid,
die barstte altijd van de honger.
Nou en toen zei ze, god ja maar jij
krijgt altijd een boterham. Ik zeg,
nou je kan meegaan, kijk dat kon
allemaal bij oma.
De Franse school onderscheidde
zich ook van de Hollandse
school doordat daar pianoles
werd gegeven. Ook kregen Mien
en Lien pianoles en daarvoor
werd een tweedehands piano
aangeschaft. Mien zegt daarover:
ik was nog op pianoles, ja op de
lagere school ik was toen al
op de Franse school. En die non
nen gaven pianoles, maar die had
den zo weinig subsidie, want die
scholen die katholieke scholen
kregen toen geen subsidie, nou is
dat allemaal één hè? En dan
nou die hadden bijna geen geld,
die nonnen, en dan kreeg je een
briefje mee naar huis of je piano
les mocht hebben. Nou ja, ieder
een had pianoles.
Een heel schrijnend voorbeeld
van het onderscheid tussen arm
en rijk dat tot uitdrukking kwam
op de lagere school bleek uit de
bedeling aan arme kinderen. Ie
der jaar met Kerstmis mochten
de kinderen van de Franse
school arme kinderen aankleden.
Dit verhaal hoorde ik zowel van
mijn oma, van mijn moeder, als
van haar zus Mien. Lien legde uit
hoe dat ging:
Nou, dat ging zo: er waren een
aantal kinderen uitgezocht die het
dan schijnbaar het hardste nodig
hadden of misschien voordeden
of ze het het hardste nodig had
den en dan werd er bijvoorbeeld
vier weken van te voren gezegd:
we gaan weer de Kerstmis tege
moet. Vraag aan je moeder wat je
mee mag brengen. en anders
gaven ze nog wel eens op geloof
ik "er zijn nog borstrokken tekort
of hemden". Ik geloof, dat ik
meestal een borstrok meekreeg
van mijn moeder. Dat vond ze
dan ook wel zat. Ze had zelf veul
kinders. Dus dat leverde je dan in
en dan werd dat gegeven aan die
■mm rut