De Waterschans nr. 1-2008 32 1968-2 00 8 De Waterschans nr. 1-2008 1968-2 00 8 33 katholieke lagere school in de buurt, omdat dit een goede school was en alle buurtkinderen erheen gingen. Dat het een ka tholieke school was, speelde geen rol in de keuze voor deze school. De familie woonde in Nijmegen. Een gewone school dag begon soms met bidden. Lie- neke vertelt daarover: Je kwam binnen in de klas enne... soms moesten we dan bidden. Dat vond ik niet leuk want ik kon helemaal niet bidden. Alle kinderen in de straat gingen naar deze school. De dichtstbij zijnde school was toevallig een Montessorischool. Op het mo ment van het interview ging Lie- neke nog niet naar de middelba re school. Haar idee was om naar het gymnasium te gaan, naar de zelfde school als haar oudere broer. Het leek haar leuk, omdat iedereen op die school elkaar kende. Zij vindt het belangrijk om door te leren. De reden die zij op dat moment daarvoor op geeft is, dat zij niet wil trouwen en dus geld zal moeten verdie nen: Je moet doorleren gewoon eh... gewoon omdat dat handig is, als je niet trouwt. Niet dat dat zo'n ramp is hoor, maar als... der zijn zoveel vrouwen, die onge trouwd blijven. En dan moet je toch een werk kunnen of als je scheidt of eh... of als je gewoon niet wilt trouwen of zo je moet ge woon een werk kunnen... Zou ze toch trouwen, zegt zij iets later in het interview, dan zou zij toch wel willen doorwerken. Zij zou het zo willen regelen met haar man, dat de ene helft van de week de een werkt en de andere helft van de week de ander. Dochter Marije is dertien jaar als zij in 1990 geïnterviewd wordt. Ook zij ging in 1982 naar de school in de buurt. Dit was niet dezelfde schooi als van haar broer en zus, omdat de familie verhuisd was binnen de stad. Dit was een christelijke school. Deze school was veel gemêleerder dan de school waar haar zus op zat. Er zaten bijvoorbeeld ook Turk se en Marokkaanse kinderen op. Op de vraag of ze leren belang rijk vindt, zegt Marije: Ja, nou so wieso leren vind ik belangrijk. Ook al denk ik daar wel eens an ders over. Want eh... ja, als je eh... als je ook niet met de basis school118 was begonnen en zo spe lenderwijs dus "boom roos vis vuur mus pim" leren schrijven en zo en leren herkennen die woord jes, ja dan zou ik... dan zou ik niet zo makke... dan zou jij die vragen niet kunnen oplezen, zou ik niet weten wat er staat, dus ja... ik denk wel dat het heel belangrijk is. Ook van het hebben van werk vindt zij: Eh, je moet het goed kunnen. Je moet er plezier in heb ben dus. Eh ja vooral mensen, waarmee je kunt werken en leuk werk. Op het moment van interviewen zit zij net op de middelbare school en leeft zij in de veron derstelling dat iedereen naar de middelbare school moet. Op het moment van interviewen zeiden deze beide dochters van de vier de generatie dat er naar hun idee van meisjes niet iets anders ver wacht werd dan van jongens. De middelbare school De tweede generatie: Lien en Mien De familie van Lien behoorde tot de kleine middenstand. De mogelijkheden om uit de eigen sociale klasse te stijgen, waren in die tijd beperkt. Toen Lien in 1926 naar de rijks-hbs ging, voel de zij zich aanvankelijk als een kat in een vreemd pakhuis tussen de kinderen van de notabelen. Dat was de reden dat zij in de eerste klas zou blijven zitten. Zelf zegt ze daarover: Maar dat was voor mij zó vreemd! Ik was op die katholieke school geweest en die rijks-hbs, die was heel an- Afb. 7 Lagere schoolrapport {links) en hbs-rapport van Lina Verberkmoes. ders. Ik voelde me er eigenlijk toch als een kat in een vreemd pakhuis. Ik ben ook het eerste jaar mooi blijven zitten. Ik... ik was ook achter ondanks de Fran se school! Ik...ik... kon het niet al lemaal bevatten. Lien kreeg al heel gauw vriendinnetjes en vond de school op zich erg leuk. Op de lagere school was Lien een klein, verlegen meisje. Later trok dat bij. Hoe Lien op de hbs kwam, is nog een verhaal apart. Aanvankelijk wilde Lien na de lagere school niet doorleren. De reden daarvoor was dat een vriendinnetje van haar ook van school ging om haar moeder te helpen en Lientje dat wel mooi vond. 's Middags zouden ze dan naar de huishoudschool gaan om te leren naaien. Haar moeder stemde toe omdat Lien nogal ziekelijk was, haar vader mop perde want hij wilde liever dat zijn kinderen leerden. Maar na de vakantie kreeg zij spijt. Haar moeder zag dat en ging alsnog naar de katholieke mulo19 om haar daar geplaatst te krijgen. Toen er geen plaats was en men die ook niet wilde maken, ging moeder onmiddellijk naar de rijks-hbs die praktisch naast de deur was. Daar legde ze het hele verhaal uit. Op basis van haar schoolrapport mocht Lien zonder toelatingsexamen op de hbs ko men. Liens moeder zei hierover: Ik zal eens naar die nonnen gaan of gij dèrop ken kommen. Neeë, ze kon ter nie op komme, want dan had Lientje er maar nie af motte gaan en dan had ze er maar op motte blijven. Ik zeg zus ter ik weet heel goed met Kerstmis motten er deraf die heb u alle maal genomen - da had ik al ge hoord - ik zeg al zette d'r maar op ene stoof want toch zijn er kin- ders, die het nie kunnen volgen Zowel oma als haar dochter moes ten huilen omdat Lientje niet meer bij de nonnen terecht kon. Ik denk wacht even! Ikke naai de rijks, éh! Gaan ik dèr vragen. Nou kon ze zonder examens der- op kommen. Met der rapport. En daar is ze heel graag gegaan Wij dachten altijd dat het alleen wegens haar intelligentie en goe de rapporten was dat ma zonder toelatingsexamen op de hbs mocht komen. Ook het (tijdelijk) overbodig verklaren van de toe latingsexamens in de jaren twin tig van de vorige eeuw kan een rol gespeeld hebben. Ook (klein)dochter Truus moest in 1952 nog toelatingsexamen doen voor het lyceum. Zodra Lien op de rijks-hbs was, kwam de pastoor langs om te vertellen, dat dat eigenlijk niet kon, een katholiek meisje op een rijks-hbs, maar de moeder van Lien maakte al snel duidelijk dat zij geen geld ging betalen voor een katholieke middelbare school in Roosendaal, terwijl zij een goede school om de hoek had. Als Lien in Roosendaal naar school zou gaan, zouden haar ou ders iedere dag de trein moeten betalen en dat geld was er niet. Lien deed voor hoe dat gesprek ging: Enne... toen kwam de pas toor: juffrouw - zeien ze toen altijd, ze zouen voor geen goud tegen een gewoon iemand me vrouw gezegd hebben, die rotpas- toors. Juffrouw wat heb ik nou gehoord? Van eh... dat uw dochter op de rijks-hbs is geweest en u bent toch katholiek? enfin, hier te breed en daar te lang, en er is toch een katholieke school in Roosen daal - dat was het lyceum - hij (de pastoor) zegt: ik vind wel dat u ze daar naar toe moest doen. Nou dan had ons moeder zo a la een volksvrouw.... toen zegt oma: o ja!?, toen zeg ze nou da zal ik oe dan eens gauw vertellen, ze zegt, ik ben op school wezen vragen en het is nog maar een kind al had ze dan nee gezegd, en ze wilden dwars en ze wilden er geen stoel bij zetten en als u nou denkt, zei ze, dat ik met mijn zes [kinderen] mijn dochter in Roosendaal op school doe, waar ik iedere dag de trein voor mot betalen, terwijl ik het naast de deur heb, ze zegt dan hedde 't mis meneer pastoor. In haar hbs-tijd moest Lien wel meewerken in het huishouden: afwassen, strijken, meehelpen met de kleine kinderen. Dat was heel gewoon voor die tijd. Dat je naar school ging, ontsloeg je niet van de plicht in het huishouden mee te werken. Huishoudelijke be slommeringen waren er toen de oorzaak van, dat Lien in de der de klas nog een keer bleef zitten. In 1931 haalde zij het diploma 'driejarige hbs'. Lien vond het zelf ook gewoon dat zij na het di ploma 'driejarige hbs' van school zou gaan: Als meisje zijnde was het dan wel welletjes. Overigens was er op deze gemengde hbs ook een leraar die meisjes altijd aansprak met "het". Hèt zit weer te vervelen. Dat deed hij dertig jaar later nog toen mijn buur meisje in Breda les had van hem. Toen zij in 1931 haar diploma 'driejarige hbs' had behaald, ging Lien onmiddellijk een baan zoe ken, wat door de opkomende economische crisis al moeilijk begon te worden. Zij had ook nog haar typediploma gehaald en later steno. De eerste baan waar zij op solliciteerde, was raak.20 Het werk van Lien be stond uit administratief werk, ty pen en advertenties voor de krant aannemen. Een werkdag duurde van half negen tot half een en van half twee tot half zes, in het begin tot half zeven. Zij verdiende 25,- in de maand, wat een redelijk salaris was voor die tijd. Het grootste deel van haar verdiende geld moest zij af geven aan haar ouders. Zeker in Brabant was het in die tijd en nog lang daarna heel gewoon, dat kinderen hun verdiende geld afdroegen aan hun ouders. In het interview zei Lien daar het vol gende over: Ik heb dat eigen lijk nooit echt met liefde afgege ven. Omdat ik eh... eigenlijk niet goed begreep, ze hadden mij tot de hbs gekleed, schoolgeld be taald, de boeken betaald, want die kreeg je toen nog niet voor niks, dat ze dan ineens al mijn geld moesten hebben, terwijl ik wat in bracht. Dat heb ik eigenlijk nooit helemaal begrepen. Van die 25,- mocht Lien 5,- houden als zakgeld, wat ook voor die tijd niet overdreven veel was. Daar werd dan eens een ijsje van gekocht en een cadeautje, of de bioscoop van betaald. Wel had den de kinderen Verberkmoes een zwemabonnement en waren zij lid van de sociëteit Thalia. Daar werden de carnavalsfeesten, kerstbals en andere evenemen ten gehouden. Lien vond het belangrijk dat zij werk had omdat er zoveel men- <SKlas Ouders of Voogde September October November J Januari April Juni Juli 5. Twijfelachtig. Beteekenis der cijfers: 1. Zeer gering. 2. Gering. 9. Zeer goed. 3. Zeer onvoldoende. 7. Ruim voldoende.

Periodieken

De Waterschans | 2008 | | pagina 17