De Waterschans nr. 2-2008
hebbende sijn volle leden-
kens,'t-welcke sich beweeght
ende gheschreeut hadde ende
dat het meenighmael den asem
uijt ende in gehaelt hadde".
Het hof heeft geoordeeld dat de
vrucht "geleefd" heeft en heeft
de moeder tot erfgenaam ver
klaard.
Niet iedere beweging, zo begint
Van der Sande zijn toelichting,
toont aan dat het kind leeft. Het
moet duidelijk een reflectie zijn,
een innerlijke activiteit. De pols,
ademhaling, in- en uittrekkingen
van de armen en benen, op- en
neerslaan der oogleden al deze
activiteiten zijn volgens Van der
Sande duidelijke tekenen van le
ven. Zodra het kind geboren
wordt begint het te huilen en als
dit niet het geval is dan wordt het
geacht dood te zijn. Nu is voor de
staat een kind pas wettig wan
neer het tenminste zeven maan
den oud is, echter zo betoogt Van
der Sande, wanneer er sprake is
van erven, dan is het genoeg dat
het levend ter wereld komt "al-
waert schoon het terstondt doodt
ter aerden viel ofte dat in den
handen van de vroet-moer doodt
bleef". Het was in het verleden
ook gebruikelijk om het kind di
rect na de geboorte op de grond
te leggen zodat het de aardse
goederen kon erven. Nu is de
foetus al in de zesde maand ter
wereld gekomen. Het argument
van de eiser, dat het kind op die
leeftijd niet het doopsel mag ont
vangen en dientengevolge niet
wettig is, beargumenteert Van
der Sande als volgt: "Voeg daar
bij het onderscheidt tussen een
bezield lichaam en een lichaam
dat bekwaam genoeg is om te er
ven. Een lichaam is bezield wan
neer de ziel in de vrucht gestort
wordt en daardoor is een onge
boren vrucht als het ware een
wezen, zeker wanneer het gaat
om de vrucht te doen verdwijnen
of te doden (abortus provoca-
tus!). Maar de geboorte kan niet
wettelijk en bekwaam zijn om ie
mand het erf aan te brengen als
het alleen maar leven kan, maar
het moet mede de kracht om te
kunnen leven ter wereld bren
gen. Al-waar-omme een van de
Ouden gesproken heeft dat een
te vroeg geboren vrucht levendig
is zoveel als het de ziel in de he
melen aangaat, maar het is niet
wettelijk", zo betoogt Van der
Sande, "zoveel het erven van
aardse goederen betreft".
Zegt Van der Sande hier dat 'Le
ven' voor de wet op verschillen
de wijze wordt gedefinieerd?
Wat is eigenlijk 'leven'?
Het is de ziel die een organisme
tot een levend wezen maakt, zeg
gen de Ouden. De 'ziel' is de
bron van alle bewegingen. Niets
groeit of vervalt zonder dat het
zichzelf voedt en niets voedt
zichzelf wanneer het niet deel
heeft aan de 'ziel'.
Aristoteles neemt waar dat de
gebruikelijke menstruatie stopt
wanneer een vrouw zwanger
wordt en realiseert zich dat dit
alleen gebeurt na gemeenschap.
Hij neemt aan dat iets 'efficiënts'
een generatie proces start en ver
volgens tot een nieuw individu
vormt. De wijsgeer komt dan tot
de conclusie, dat in het sperma
van de man een hete, vitale
kracht aanwezig is die op het
menstruele bloed inwerkt. Dit
bloed heeft in potentie de moge
lijkheid uit te groeien tot alle de
len van het menselijk lichaam.
Aristoteles vergelijkt het vroege
embryo met het zaad van een
plant dat groeit in de grond. De
baarmoeder wordt de grond en
het bloed het voedsel. Het ziel-
concept krijgt hier de naam 'spi
ritus naturalis' (natuurkracht).
Om onderscheidt te kunnen ma
ken tussen plant en mens/dier
voeren de Ouden het begrip 'spi
ritus vitalis' (levensgeest) in; ver
dere schakering leidt tot het con
cept 'spiritus animalis' (bezield).
Wat Van der Sande ons hier wil
zeggen is dat hij het bezielde li
chaam accepteert, maar dat hij
wel graag de functies en niet de
bezieling zelf van het lichaam wil
waarnemen. Het kind leeft wan
neer het huilt.
3. Leenhof van Zutphen
Wanneer de raadsheren en advi
seurs van het Leenhof de ge
beurtenissen aangaande het
overlijden van Maria Elisabeth
overzien, dan is de situatie voor
hen redelijk duidelijk: de "vrou
we marquise" is dood en men
heeft eveneens een dood kind
gevonden. De bewijslast ligt bij
de verweerder die een levende
geboorte veronderstelt. Als graaf
Afb. 8. Het Zielconcept.
Illustratie uit het Liber Scivias
van Hildegard van Bingen
Wiesbaden Codex B). Het toont
de afdaling van de ziel van uit de
hemel in het lichaam van een
zwangere vrouw (wanneer zij het
kind voelt schoppen?) en vervol
gens in de foetus (circa 1150).
Albert kan bewijzen dat het kind
geleefd heeft wordt hij tot erfge
naam verklaard.
De advocaten van graaf Albert
moeten dus aannemelijk maken,
dat het kind levend ter wereld is
gekomen en kort daarna in de
'materie' is gestorven. Het sterk
ste argument is gebaseerd op het
feit dat verscheidene wakers de
nacht van vrijdag op zaterdag
duidelijke "piepen en rammelin-
ge" hebben gehoord bij de buik
van Maria Elisabeth. Het piepen
"geleek op de stemme" van een
pasgeboren kind. De getuigen
verklaren dat zij het "gehuil" (in
latere verklaringen) over een pe
riode van zo'n vier uren hebben
6 O
1968 - 2 O O 8
De Waterschans nr. 2-2008
gehoord. Andere getuigen heb
ben het geluid ook gehoord maar
schrijven dit toe aan de "winden"
en overvloedige materie in het li
chaam van de overledene. De ad
vocaten van graaf Albert probe
ren ook nog via een geval van
het levend ter wereld brengen
van een kind uit een dode moe
der, in de buurt van 's-Hertogen-
bosch, zijn positie te versterken
maar het blijft bij dit ene geval.
In de 'Aansprake' stellen de ad
vocaten van graaf Hendrik dat
"...uijt alle die contschappen
noch claerlick worde affgeno-
men dat het kint al voor die
vrouwmoeder in 's-moeders lijff
is overleden... gelijck dan dier-
gelijcken exemplen, toe weeten
dat doode kijnderen van doode
moedereren sijn affgegaen, vele
gevonden worden". De nadruk
ligt hierbij op de verklaringen van
de vroedvrouw Maria Mooren en
pastoor Peelen. Zij zeggen direct
of indirect dat het kind reeds
overleden was voordat de moe
der stierf, hoewel Maria Mooren
in een latere verklaring nadruk
kelijk ontkent ooit met iemand
hierover te hebben gesproken.
Daarnaast overleggen de advo
caten een tiental gevallen waar
uit blijkt dat er vaker dode dan
levende kinderen uit een dood li
chaam te voorschijn komen. Des
te frequenter een geval zich
voordoet, des te dichter men bij
de waarheid van een natuurlijk
proces komt, aldus de toenmali
ge rechtsgeleerden. Een ervan
wil ik in het kort beschrijven
vanwege zijn gelijkenis. De 60-ja-
rige Jacoba Kemerlincx, wise-
moeder van de stad Zutphen,
vertelt dat zij een tweetal jaren
geleden de zwangere Henders-
ken huisvrouw van Hendrick van
den Graeve heeft zien sterven.
"Op de darden dag nae haer aff-
sterven", zo vertelt Jacoba ver
der, "als dat sij ter eerden solde
bestedet worden liggende in ee-
ne kiste ein doot kijnt van haer
gescheijden zij". De ondraaglijke
stank heeft doen besluiten de
kist te openen.
Zowel de volmachten van graaf
Albert als van graaf Hendrik
zoeken hun gelijk bij de Autori
teit; het gezag van persoonlijkhe
den. De casus Maria Elisabeth
wordt voorgelegd aan belang
rijke vroedvrouwen (Experientia
optima rerum Magistra, onder
vinding is de beste leermeeste
res) en medische doctoren zowel
in de Lage Landen als daarbui
ten.
Janneken van Karrebroeck is een
"gezworen" vroedvrouw in Den
Haag. Zij heeft de leeftijd van 60
jaren bereikt en is al zo'n 40 jaar
vroedvrouw, waarvan vele jaren
reeds ordinaris vroedvrouw van
"meVrouwe de Coninginne van
Bohemen" (Elisabeth Stuart,
dochter van Jacobus I van Enge
land) en van "meVrouwe de
Princesse van Oranje" (Amalia
van Solms, echtgenote van prins
Frederik Hendrik). Zij verklaart
dat het onmogelijk is voor een
leek, ja zelfs voor een vroed
vrouw om te oordelen of het ge
piep de stem is van een jong
kind, tenzij men het kind voelt
en ziet leven.
Dr. Johannes Wier uit Emme
rich, kleinzoon van de beroemde
Johannes Wier, een van de
grondleggers van de psychiatrie,
zegt dat door de hevige epilepti
sche aanvallen de placenta los
raakt is van de baarmoeder (let
terlijk: cotylidonibus disruptis)
waardoor een zelfstandig leven
door gebrek aan lucht (zuurstof)
niet mogelijk is. Het kind zal
spoedig sterven. De universiteit
van Leiden bij monde van de
Professoren Otto Heurnius,
Adolphus Vorstius en Adrianus
Falcoburgius zegt dat door de
heftige aanvallen een beschadig
de uterus (baarmoeder) ontstaat
waardoor de foetus verontrei
nigd voedsel ontvangt en dien
tengevolge sterft en wel voor de
moeder. Al de bovengenoemde
doctoren verklaren dat na de
dood de bloedige "humoren"
(sappen) uit eigen drang het do
de lichaam verlaten en zodoende
de dode foetus naar buiten bren
gen.
Volgens de autoriteiten die graaf
Albert raadpleegt - waaronder
Dr. Joannes Riolanus Jr., lijfarts
van Maria de Medici koningin
van Frankrijk en Dr. Joannes
Veslingius, professor aan de toen
beroemde medische faculteit van
Padua - is het onmogelijk dat een
dood kind uit een dode moeder
tevoorschijn komt. Zij gaan uit
van het feit dat de foetus een
zelfstandig leven kan leiden door
de "eigen ziel". De foetus kan
nog gedurende een bepaalde pe
riode blijven leven. Wanneer het
een tekort aan lucht of voedsel
bespeurt gaat de volgroeide foe
tus op eigen kracht het lichaam
verlaten. Natuurlijk kan het door
middel van een keizersnede uit
het dode lichaam van de moeder
gehaald worden.
Wat beslist het Leenhof van
Zutphen? Na advies te hebben
gevraagd aan de Hoven van
Friesland, Amsterdam, Zwolle,
Utrecht en Den Haag geeft het
Leenhof op dit punt een duide
lijk antwoord. Het antwoord is in
die zin teleurstellend, althans
voor de schrijver van dit verhaal,
dat men niet in gaat op de filoso-
fisch-medische gedachtengang
der autoriteiten, maar de beslis
sing is, misschien door zijn een
voud, een juiste redenatie: nie
mand heeft het kind levend
gezien en dientengevolge kan
het niet tot de erfenis worden
toegelaten.
III. Over Maria Elisabeth's
medische problemen
De autoriteit, men beschouwde
hem als onfeilbaar, voor de begin
zeventiende-eeuwse geneeskunst
was Galenus van Pergamum (129-
199), lijfarts van Keizer Marcus
Aurelius (121-180). Zijn genees
kundige theorieën bouwden voort
op die van Hippocrates waaraan
hij door nauwkeurige waarnemin
gen nieuwe concepten toevoeg
de. Hij bracht de geneeskunde
onder in een systeem bestaande
uit drie stelsels: het aderlijke
(begint in de lever), het slagader
lijke (begint in het hart) en het
zenuwstelsel (hersenen). Gale
nus veronderstelde dat het ader
lijke bloed (veneuze bloed) in de
lever gemaakt wordt uit het
voedsel, waaraan de spiritus na
turalis (natuurlijke geest, primai
re groei) wordt toegevoegd. Van
uit de lever stroomt het, rijk aan
voedingsstoffen, heel langzaam
naar de andere organen waar het
volledig verbruikt wordt. Een
kleine hoeveelheid van dit ve
neuze bloed loopt naar de rech
ter boezem en kamer (veneuze
kamer) van het hart. Het meeste
daarvan sijpelt door porieën
naar de linker kamer (arteriële
1 9 6 8 - 2 OO 8
61
40
ffO