S De Waterschans nr. 2-2008 1968 - 2 O O 8 De Waterschans nr. 2-2008 -y'y yry van wat er werkelijk geschreven is, met als gevolg een vorm van 'selectiviteit voor het einddoel'. Kortom, dit artikel is en blijft een narratieve benadering van wat er werkelijk in het begin van de zeventiende eeuw gebeurde. Een swaere questie... I. In't jaar ons Heeren 1633 1. Boxmeer donderdag 6 januari, Driekoningen Het loopt tegen acht uur als op deze koude donderdagochtend gravin Maria Elisabeth, vanaf 14 juni zwanger, tegen haar 26-jari- ge staetjoffer (hofdame) Catha- rina Eijndthouts zegt dat zij haar kind nog nooit zo goed voelt als nu het geval is. Zij verzoekt Catharina dit goede nieuws aan haar man graaf Albert aan te zeggen. Een paedse (knecht) wordt naar de graaf gestuurd. Odille de Molin, de vrouw van Herman Cours, vraagt mevrouw: "waar voelt u uw kind?" "Aan beide zijden van de buik", ant woordt Maria Elisabeth. Daar Odille zelf pas zwanger is ge weest, vraagt Maria Elisabeth of zij het kind ook wil voelen. Op het moment dat Odille haar han den op haar achterste probeert voor te verwarmen, krijgt Maria Elisabeth haar eerste epilepti sche toeval. Er ontstaat paniek. Snel wordt zij op bed gelegd. Een bediende haast zich om de vroedvrouw Maria Mooren, af komstig uit Sambeek, te halen. Pastoor Anthonius Peelen wordt gewaarschuwd en komt met spoed naar de kamer van Maria Elisabeth. De heer Peelen heeft naast zijn theologische studie de 'konst van het genezen' geleerd. Als doctor medicus mag hij van zijn bisschop direct hulp verle nen nu de lijfarts Dr. Joannes Rombius thuis in Embriek (Em merich) is. De toeval is kort maar hevig. Het duurt even voordat Maria Elisabeth weer reageert op haar omgeving. Eenieder is geschrokken. De vroedvrouw denkt dat de geboorte nabij is. Niet lang daarna kondigt zich een tweede convulsie aan. Deze duurt langer en is zo hevig dat Matthijs van Montfoort, de 32- jarige amptman van Millingen, wordt verzocht haar duimen uit haar handen los te maken, het geen hem nogal wat moeite kost. Catharina Huijssen in haar 36e jaar en Maria Grave, "in 't 24e jaar", houden haar voeten vast. De frequentie van de convulsies nemen toe. Hoewel Maria Elisa beth bij intervallen helder en bij haar verstand is vertrouwt pas toor Peelen het niet en neemt haar de biecht af. Haar laatste wil wordt opgeschreven. Al haar goederen geeft zij aan haar man. Tegen de avond komt Maria Eli- Afb. 2. Huis Boxmeer. Kopergravure eind 17e eeuw door Henricus Cause. sabeth na de tiende convulsie niet meer bij bewustzijn. Mat thijs van Montfoort ziet dat de buik als een zak meel van de ene zijde naar de andere zijde wordt gesmeten. Men vraagt de vroed vrouw of het kind nog te redden is. Zij voelt, maar na "de laetste begaevinge is dat lijff gansch ge sloeten". Leven bespeurt zij niet. Na de twaalfde toeval consta teert doctor medicus Peelen het onmogelijke, Maria Elisabeth is dood. Het is omtrent negen uur in de avond. Een grote droefenis overvalt het huis. Graaf Albert schrijft aan zijn familie: "..ick ben in soo overgroote droofheit gestelt dat- tet Godt alleen bekent is, solle niet lievers wunschen als haer daetelick te moegen volgen...". "En het kind?", vraagt Matthijs van Montfoort; zowel de vroed vrouw als de dokter antwoorden dat het al dood is. Bij Maria Elisabeth wordt het "vreissem" van haar gezicht ge wassen en het"doode kleet" aan getrokken. Men legt haar op het stro van het ledikant. Het li chaam wordt met een laken toe gedekt, het hoofd vrijgehouden. De volgende dag zal zij door Mr. Herman de Bie (Amersfoort 1600-Venlo 1688) uit Grave wor den "uitgeschilderd". 's Nachts valt haar mond open. De 50-jarige Maria Bilsteins, ook wel Maria Mocque genoemd, vrouw van de huidige trompetter van graaf Albert, probeert met behulp van "acht of tien in een ander gedraeijde servette de kin- ne van haare genade aen die San- te, sijnde een doeck om 't hooft, vast te spelden ende daermede den mundt dicht toe binden". vrijdag 7 januari Tegen tien uur komen Catharina Eijndthouts en Maria Bilsteins op de kamer van Maria Elisa beth. Zij begrijpen nog steeds niet dat hun genadige vrouwe er niet meer is. Gisteren was zij nog zo blij toen zij haar kind zo sterk voelde. Zij staan even stil bij het bed. Catharina legt haar hand op de buik van Maria Elisabeth en verbaast zich erover dat deze nog warm aanvoelt, ook het kus sen onder haar hoofd is warm. Maria Bilsteins bevestigt haar gevoelens: zou er nog leven zijn? 54 y J--L <*—&- -3^ a, f/A yfy l^.y- GW Afb. 3. Brief gedateerd 16/26 augustus 1610 van graaf Ernst Casimir van Nassau-Dillenburg waarin hij zijn neef graaf Herman gelukwenst met de geboorte van Maria Elisabeth. In een brief gedateerd 12/22 augustus 1610 schrijft graaf Ernst Casimir dat zijn vrouw na zware arbeid een dood kind ter wereld heeft gebracht. Hoe sterk zijn blijdschap en verdriet met elkaar verbonden? Pastoor Peelen wordt geroepen en voelt haar pols. Niets. Hij twij felt. Een bediende gaat een glas water halen. Pastoor Peelen plaatst het op het hart van Maria Elisabeth. Hij ziet geen enkele beweging. Gerustgesteld verlaat hij de kamer. Tegen twaalven zet Mr. Herman zijn eerste lijnen voor het gelaat op het doek. 's Middags arriveert vanuit Em merich de 46 jaar oude Dr. Joan nes Rombius. Sinds enkele jaren de persoonlijke lijfarts van Maria Elisabeth. Graaf Albert vraagt hem om onmiddellijk naar zijn vrouw te gaan kijken. De graaf wenst duidelijkheid over haar dood. Na zijn bezoek, zegt Rom bius tegen de graaf "uwe excel lentie moet sich te vreden stel len, genadaedige heer, zij is dood". Op de gang ziet dr. Rom bius de heer Graus, raadsheer van de graaf en vertelt hem dat hij het raadzaam vindt sectie te verrichten. Zou "Sijne Excellen tie" daartoe te bewegen zijn? De heer Graus antwoordt dat hij "sulcx sijn Genade niet en darff' te vragen. 's Avonds zien enkele vrouwen "brubbelkens van speksel in de mondt tusschen de lippen van vrouwe marquise spelen gelijck off de asem die hadde gedre ven". Tegen middernacht zit Aert van Varsevelt, de 47-jarige pastoor te Loon en kapelaan in Boxmeer, samen met de vicaris van Maas hees, de 35-jarige heer Jan Schenk, te waken bij het voeten eind. Hij leest in het Officium Defunctorum. Plotseling hoort hij gepiep en gerammel, hij kijkt naar Jan Schenk; "Jezus wat mag dat toch wel wezen". Aert staat op, loopt naar het midden van het ledikant en luistert aandach tig. Dan roept hij Maria Bilsteins. Ook zij hoort het gepiep en ge rammel. Met een kaars kijkt men onder het bed. Zij zien niets. Ma ria Bilsteins gaat naar de aan grenzende kamer waar de vroed vrouw ligt te slapen. Zij schudt haar wakker en vertelt de slaap dronken Maria Mooren over de vreemde geluiden bij de buik van de marquise. "Ghij sijt geck dat sijn winden" antwoordt de vroedvrouw; zij draait zich om en slaapt weer in. Een weinige tijd na middernacht ziet Jan Schenk dat het laken "sich verset ende naderhandt wederom in sanck". "Het licham hefft eenige beweginge ende het stroy rispelt ende oock hoort hij eenige rammelinge". Verschrikt zegt Jan Schenk: "dat in soo vern hijer den mensch alleen waer men soil verveert ende bange sijn". Een poosje later ziet Jan Schenk dat "het lichaam van de vrouw marquise daer naer verandert ende d'oogen begonsten in tho vallen ende de reghte dooth ver- we begost tho setten ende uyth haer neuse hefft beginnen tho bloijen". zaterdag 8 januari Wanneer Maria Mooren die morgen op de kamer van de mar quise komt, zitten de vrouwen bij het vuur. De stemming is be drukt. Niemand spreekt een woord. Ook Maria Mooren gaat bij het vuur zitten en verwarmt haar handen en voeten. Na een poosje hoort zij een geluid. Toup, toup, toup. "Wat is dat voor een geluid?" vraagt zij, in de richting van het bed lopend. "Ik zou maar eens gaan kijken" wordt er ge- 1968 - 2 O O 8 •40 6 r hu' A'eCfChrtkcr ^-j~lctU-whCüjCv Cccfüi/ H eUlri Cv-n -Lp -fir-v 11'o L- J.*L T~V (_J? Jy .yt 'jd -w?j r~i <1: /^v> y

Periodieken

De Waterschans | 2008 | | pagina 7