W
De Waterschans nr. 2-2008
1968- 2008 59
Afb. 6. Graaf Albert van den
Bergh. Olieverf op doek. Refter
Karmelietenklooster Boxmeer.
huwen met haar volle neef graaf
Albert (Brugge 1607-Boxmeer
1656), oudste zoon van zijn broer
graaf Frederik van den Bergh
(Ulft 1559- Boxmeer 1618), heer
van Boxmeer etc., en Frangoise
de Ravenel (1583-1629). De
wens is in wezen een compromis.
In zijn testament van 21 augustus
1610 beschrijft graaf Herman na
melijk dat na zijn dood het graaf
schap Bergh, "baronien ende
heerlijkheden van Bilandt, Wisch,
Hoemoet etc. sullen succederen
ende erven op zijnen oldsten
broeder graef Frederick ende bij
gebreke van hem zijne soonen
den oudsten van de selve altoos
praeferende sijn broeders". Daar
graaf Frederik slechts één zoon
heeft zal deze laatste bepaling
graaf Albert zijn.
De kamerling Pascael de Pauwe
verklaart evenwel dat Mevrouw
de Marquise (Maria Mencia) sa
men met de medicus dr. Villers
(professor te Leuven) en een Je
zuïet met de naam Veranneman,
vele uren met graaf Herman heb
ben gesproken en er bij hem op
aan hebben gedrongen zijn testa
ment alsnog te wijzigen ten voor
dele van zijn dochter en het kind
dat Maria Mencia onder haar
hart draagt. Uiteindelijk, nadat
zijn vrouw beloofd heeft voor de
rest van haar leven in te treden
in een klooster te Keulen, heeft
de graaf toegegeven en in de na
middag van 11 augustus 1611
heeft hij het codicil getekend. De
volgende ochtend rond 4 uur
overlijdt graaf Herman.
Op de 27e april 1615 wordt te
Brussel, op verordening van de
Infante, een 'contract antenup
tial' (contract voor een toekom
stig huwelijk) vastgesteld, waarin
graaf Albert's ouders geassi
steerd door hun neef Philips Wil
lem, prins van Oranje, graaf van
Nassau etc. en Maria Elisabeth's
ooms en tutors voogd en graaf
Hendrik en Claude Frangois de
Cusance, baron de Beauvois etc.,
afspreken dat Albert en Maria
Elisabeth zich zullen verloven
zodra zij de leeftijd van zeven
jaar heeft bereikt en dat het hu
welijk zal plaats vinden nadat zij
twaalf jaar is geworden. De In
fante moet wel haar toestem
ming geven.
Op 12 september 1623 wordt de
zestienjarige Albert door de ko
ning meerderjarig verklaard. Op
14 oktober 1625 worden te Duin
kerken in de persoon van Am-
brosio Spinola, Markies de Bal
bases, "Raet van State van zijne
Majesteit, Groot Commandeur
van Castilien, Veldoverste Gene-
rael van zijne legers herwaerts
ende grote Hofmeijster", door
Hare Hoogheid Isabella de hu
welijkse voorwaarden, naar
"conditiën" van het vermelde
contract, nader besproken en on
dertekend. Nadat paus Paulus V
dispensatie heeft verleend we
gens tweedegraads bloedver
wantschap, wordt op 8 oktober
1625 in het aartshertogelijk pa
leis te Brussel het huwelijk vol
trokken tussen neef en nicht.
Maria Elisabeth is dan 15 jaar
oud.
II. Maria Elisabeth's opvolging
1. De Erfgenamen
Wanneer Maria Elisabeth op
Driekoningen, 6 januari 1633, te
Boxmeer overlijdt, ontbreekt
een testament. Wel is op die dag
door pastoor Peelen nog haastig
een wilsverklaring opgesteld maar
deze zal niet worden erkend.
Graaf Hendrik eist als "naeste in
den bloede" zijn rechten op en
bezet het kasteel te Ulft en bele
gert Huis Bergh. De gemoederen
lopen hoog op.
In april 1633 besluit het Hof van
Gelre en Zutphen tot "seques-
tratie" (beslagneming) van stad
en slot Bergh. Men gaat akkoord
om het geschil voor te leggen aan
het Hof. Op 15 augustus 1634
wordt te Arnhem de sententie
(vonnis) uitgesproken: graaf Albert
verkrijgt het bezit van de Gelderse
leengoederen.
Graaf Hendrik accepteert dit
niet. Bij nader inzien acht hij het
Hof niet bevoegd in deze zaak en
begint in december 1634 een
nieuw proces aan het Leenhof
van Zutphen over de opvolging
in de navolgende acht lenen:
1. Het huijs ende slott ten Berghe,
den Gaerthoff die Gerichten
hooge ende leege van der Stadt
ten Berghe van Zedemer [Zed-
dam] kerspell in die buijrschap
Wijnbergen, ende die Vissche-
rien daer binnen, die tienden
tot Ysenvoirde, alle beleende
mannen op den Goij, dat Ge
richte van Kletterden hooge en
de leege, die Schaepswaeren
ende Visscherien daer binnen,
die Gerichten tot Else, Wielhe-
se, Goessenshese, gheijten die
Speelberch, toe Boeckhese en
de Sasseltvoort [nu Duits ge
bied], alle Gerichten hooge en
de leege tusschen Embrick
ende ten Berghe, vrij goedes,
vrij luijden, alle die leenman
nen die gegoedet sijn inden
voornoemden kerspelen, alle
heerlickheijt daer binnen, die
Gruit [stof voor het brouwen
van bier] ende die munt tot
Dideren [Dieren] in Veluwen
gelegen
2. Dat huis en Slott Ulft met sij-
nen voorgeborcht, vestingen,
vrijheijt dijcken ende allen an
deren toebehooren inden ker
spel van Gendringen gelegen
3. Dat huijs en Slott tot Didam
met all sijnen toe behooren
4. Die heerschap van Ochten met
allen hoeren rechten ende toe
behooren in Neder Betuwen
gelegen
5. Die Guijlicker goederen in
Over Betuwen inden kerspel
1968 - 2 O O 8
De Waterschans nr. 2-200
van Eist ende daer omtrent ge
legen
6. Dat huijs ende Slott ter Borch
[Terborg] met sijn toe behoo
ren, die heerlickheijt huijs ende
haeve van Wisch met haeren
rechten ende toe behooren, die
Gerichten tot Versevelt [Vars-
seveld] en Sijlvolden [Silvol-
de], die tienden tot Doetin-
chem, Dichteren ende Oersel
[nu stadswijken van Doetin-
chem], dat goet ende die mue-
len ter Haep met haeren rech
ten ende toebehooren
7. Dat huijs ter Nieborch met vier
margen lants genoemt het
steenkamphen den nedersten
weert tegens der Nienborch in
den Rhijn gelegen ende ses en
de t' negentich margen lants in
den kerspel van Valborch als
die heer Henrich van Vlaende
ren toe besitten plach, toe sae-
men in Over Betuwen gelegen
8. Die hoffstadt toe Vrienestein
met allen haeren rechten ende
toebehooren niet daer van uijt-
gescheiden in Overbetuwen in
den kerspel van Driel gelegen.
Het voornamelijk schriftelijk ge
voerde proces zal vier jaar du
ren.
Afb. 7. Graaf Hendrik van den
Bergh. Gravure van P. Pontius
naar een schilderij van Anthonie
van Dyck (Del Prado Madrid).
Graaf Albert, als verweerder, ba
seert zijn rechten op vier kapita
le middelen te weten:
I. Jus primogeniturae [erfrecht
oudste zoon] inden Graeflijc-
ken huise Berge altijt onder
holden.
II. Een Renuntiatie [afstand
doen van] ofvertichnisse dien
de heer Aenlegger [graaf
Hendrik] op dese successie
sonde gedaen hebben.
III. Drie dispositien [testamen
ten] d'eene van Graef Willem
vanden Berge, de tweede van
Graef Harmen vanden Berge,
de derde van hooggemelde
vrou Marquise.
IV. T'leeven vant'kint t'welk na
den doot bijde vrou marquise
gevonden is.
Hiervan trekt het laatste - de ge
boorte van het kind - onze aan
dacht. Los van het feit hoe dit
mogelijk was, is de beslissende
vraag die de toenmalige juristen
zich moesten stellen: kan dit kind
tot de erfenis worden toegela
ten?
In het te voeren proces, graaf
Hendrik contra graaf Albert,
wordt het toegepaste recht het
Romeinse recht genoemd (ook
wel geleerd of gemeen of keizer
lijk recht). Dit recht wordt door
de juristen van die tijd be
schouwd als het recht dat voor
alle volkeren gemeenschappelijk
is. Daarnaast is er nog het recht
dat eigen is voor een bepaald
volk (bijvoorbeeld Oud Fries
recht) en vinden we naast het ge
schreven recht ook nog het ge
woonterecht. Wat geldt nu voor
de acht lenen die ter discussie
staan:
"staet te consideren vooreerst
bij partien bekend te sijn ende
uijt de respective beleningen te
geblijken dat de acht leenen in
questie sijn leenen Ten
Zutphenschen Rechten, hoe-
danige leenen van dier nature
sijn dat sij vervallen ende erven
op den oudsten ende naesten
bloedverwante van den laesten
vasal of possesseur des Leens
ende wort de naeste te wesen
verstanden die inderdaedt ende
eigentlijke, ende niet perfectio-
nem juris (van rechtswege) of
bij repraesentatie de naeste, is:
In voegen dat de tweede soon
inde successie gepraefereert of
voorgetogen wordt den soon
van den oldsten voor sijn va
der of moeder overleden. Het
is nu soo, dat wijlen vrou Ma
ria Elisabet Gravin ten Berge
ende Marquise toe Bergen op-
ten Zoom laeste possesseur
van dese acht leenen verster
vende nagelaten heeft Graef
Hendrich vanden Berge in de-
sen aenlegger haeren Oom of
Vaders broeder ende Graef
Albert vanden Berge, in desen
verweerder, haren Cousin
Germain, Fratrem patruelem
of haers Vaders broerders
soon."
Indien men nu beslist voor toela
ting dan heeft graaf Albert een
sterk punt; immers na de dood
van zijn vrouw erft het kind. Als
dan het kind sterft is graaf Albert
de naaste "in bloed" en erft van
het kind.
2. Jurisprudentie
In zijn Vijf boecken der gewijsder
saecken behandelt de vermaarde
Dr. Johan van der Sande, uit een
bekend Arnhems geslacht van
rechtsgeleerden. Raad bij de Ho
ve van Friesland en samen met
zijn collegae Dr. Johannes Sa-
ecksma en Dr. Joachim Andrea,
adviseur van het Leenhof van
Zutphen, een rechtzaak waarvan
de sententie is uitgesproken op
30 januari 1627. Het betreft ook
hier een geval waarbij de vraag
naar voren komt wanneer is een
foetus wettig om 'tot een erfenis
te worden toegelaten'.
Wat is er gebeurd. Een boer
komt door een ongeval om het
leven. Zijn vrouw is in verwach
ting van hun eerste kind. Dit
kind zal zodra het geboren
wordt, de boerderij en de roeren
de goederen van zijn vader er
ven. Het kind wordt veel te vroeg
geboren en sterft onmiddellijk in
de handen van de vroedvrouw.
Haar schoonmoeder, als "naaste
in bloede" van de vader, begint
een proces tegen de moeder, als
"naaste in bloede" van het kind.
De sententie luidt:
"Een vrouwe de welcke nae de
dood van den Manne al te
vroeghen vrucht van zes maen-
den gebaert hadde begeerde
Erf-genaem des selviges ver-
klaert te worden ende zij be
toonde door getuijgen dat het
geborenen een knechtjen was
40