De Waterschans nr. 3-2008 Afb. 2 Gothische schouw bij de ontmanteling. Afb. 3 Gothische schouw na restauratie. Afb. 4 Schouw parterre bij de ontmanteling. Hij trad in 1403 op als zaakwaar nemer van Opereyn Royens bij de verkoop van het huis 'Leeu- wenborg' op de Grote Markt (thans het oostelijk gedeelte van het Stadhuis). In dat pand oefen den de Lombaerden hun geld handel uit. Royens was wellicht een verbastering van de familie naam Rotharijs,2 de familie die in 1392 van de heer een vergun ning kreeg voor de uitoefening van dat beroep. Zoals veel huizen in de hoofd straten vervulde ook 'de Luy- paert' een belangrijke rol tijdens de jaarmarkten. Zo verhuurde Cornelis Reyns tijdens de mark ten de kelder en een kamer met twee bedden aan Matheus de Pa ge uit Doornik voor een termijn van vier jaar.3 Die mocht deze ruimten gebruiken voor zichzelf en zijn koopwaren tegen betaling van 20 schellingen per markt, ook als hij niet zou komen. Aan de handel op jaarmarkten namen ook kooplieden uit Bergen op Zoom deel. Zij moesten daartoe vaak risicovolle reizen maken. Uit voorzorg vermaakte Reyne Willem Pauwels in 1446, vóór hij de reis naar Rouaan aanvaardde, een jaarlijkse erfrente van vier ponden groot Brabants op zijn huis 'de Luypaert' aan zijn moe der.4 In 1460 verkochten de erfgena men van Reynier Willems het huis aan Janne de Koster. Er hoorde ook een huis aan de Mol straat bij, wellicht ook toen al het later bijbehorende huis 'Achter de Moyses'. Drie maanden later werd het huis verkocht aan Cor nelis Peterssone van den Aeke- ren. Zijn kinderen verkochten het al in 1463 aan Cornelis Reyns. Er hoorde toen een nieu we stal aan de Zuidmolenstraat bij. Diens kinderen verkochten het in 1468 aan Joes van Goirle, de eigenaar van het aan de noordzijde aangrenzende huis 'de Sterre'. Deze familie heeft wellicht de hieronder beschreven uitgebreide verbouwingen uitge voerd. Het bleef tot 1553 in hun bezit. In dat jaar werd het huis door joffer Marie Spernagels, weduwe van Joes van Goirle, verkocht aan Jacoppe van Sue- rendonck.5 Door de samenvoe ging van 'St. Joris' en 'de Draec- ke' grensde het toen aan de oost- of achterzijde aan 'de Draecke'. De weduwe van Suerendonck verkocht het huis in 1569 aan Janne Bernaertss. Bij een ver koop in 1571 aan Christoffel Janss. (zijn zoon?) werd als con ditie opgenomen, dat Dankaert Janss. (een andere zoon?) "int insetten van de voorseyde huyse besproken ende expresselyck be- voirwaert heeft, dat hy voer hem ende synen nacomelinghen sal moghen leyden den waterloop van synen huyse genfaemt] den Swerten Helm [nr. 6], oick van de huyse genaemt den Swerten Pot [nr. 4] ende insgelyx oick van de huyse genaemt den Gulden Bie- corff doer de gote tusschen den voorseyde huyse genaemt den Lu- paert ende den Gulden Biecorff welck waterloopen de voorscre- ven. Dankaert doer syn voorsey de huys den Swerten Helm tot noch toe heeft moeten leyden be- houdelick dat het selve loffelyck van loopende water geschiede en dat [hij] voer de voorseyde gote een tralie sal moeten maeken". Er werd toen dus een erfdienstbaar heid gevestigd, waarbij het re genwater van de nrs. 8, 6 en 4 door de nu nog bestaande 'ozie- 1 OO 1 9 6 8 - 2 O O 8 De Waterschans nr. 3-2008 Iloop' (op maaiveld gelegen goot tussen twee huizen) afgevoerd moest worden. In plaats van de tralie is er nu een gepleisterde I strook tussen beide huizen. Op merkelijk is wel, dat het achter- Iste gedeelte van de 'ozie' toen ook overbouwd werd door 'de Luypaert'. De lakenkoopman Gieles Lems heeft in 1616 en 1617 zijn huis 'de Luypaert' voorzien van een nieu we stenen voorgevel, versierd met speklagen.6 Ook zijn naast liggende huis 'de Biecorf' voor zag hij van "een gelycken stenen gevel". Hij deed dat toen ook nog eens bij 'de Granaatappel' op de Grote Markt (nr. 33). Hij kreeg daarvoor een "recompen se" van fl. 45,-. Hij was blijkbaar een burger die flink aan de weg timmerde! Zijn weduwe Corne lia van Strijen huwde in 1626 de lakenkoopman Gerard Moer- mans, waarmee dit huis tezamen met 'de Biecorf' zijn eigendom werd. Hij verkocht het huis in 1642 aan de "beenhacker" Jan Michiels.7 Op het achtererf was er toen een sterfput, waar ook het water van 'de Biecorf' door een rioolbuis in liep. Dat zou zo moeten blijven, zij het dat bij vervuiling van het riool dat voor rekening van 'de Biecorf' ge ruimd moest worden en het erf van 'de Luypaert' daarvoor toe gankelijk moest zijn. Als de put vol was moest die op gezamenlij ke kosten leeggemaakt worden. Een waterput zou voor gemeen schappelijk gebruik blijven en voor gezamenlijke kosten onder houden worden. Een goot van 'de Biecorf' mocht afwateren op het erf van 'de Luypaert'. Het ge bruik van dat regenwater zou voor dat laatste huis zijn. Verder mocht het licht van een raam op het erf van 'de Luypaert' niet be nomen worden. Wel mocht er een afhang onder gemaakt wor den, maar geen stal. De koper zou ook een afgebroken "balije" krijgen, alsmede "het yser vant uythangbert dat opten solder sou- de mogen liggen". Na het overlij den van de weduwe van Jan Mi chiels in 1662 ging de eigendom over naar de "beenhacker" Jo hannes van Ferny.8 De boven omschreven erfdienstbaarheden waren weer van toepassing. Daarnaast mocht de verkoopster "uitbreecken het fornuys staende op de plaetsse, de peersse in de kelder ende caterollen aende balcken daermen de geslachte beesten mede heeft opgehaelt". Het huis 'Achter de Moyses' werd gelijktijdig verkocht. Ferny woonde er kennelijk niet zelf. Hij had het huis verhuurd. In 1687 woonde er Philip Schouwmans, van beroep "gesworen zegelaer" (keurmeester of iemand die ambtshalve documenten van ze- Afb. 5 Achtergevel na ontmanteling. Fig. 1 Eerste verdieping. gels voorziet). Het werd in dat jaar voor drie jaren verhuurd aan Harmanus Hellemans, "meester boeckbinder". De huur bedroeg 70 gulden per jaar, te betalen per kwartaal. De weduwe Ferny ver kocht het in 1710 aan Cornelis van Heusden, een man die blijk baar geen gelukkig huwelijk had. zoals uit het vervolg valt te con cluderen In 1717 kon hij name lijk de helft van zijn huis terug kopen van de zuster van zijn vrouw, die dat deel geërfd had bij haar overlijden. Van Heusden is wellicht bij de belegering in 1747 omgekomen, dan wel gestorven in een toevluchtsoord. De datum van zijn overlijden is niet in onze stad bekend. Zijn erfgenamen verkochten het huis in 1749 aan Zacharias van Dalen. Bij de be legering liep het huis aanzien lijke schade op ten bedrage van fl. 1.400,-. Dat was globaal even veel als bij de zwaarst beschadig de huizen in de Lievevrouwe straat en ongeveer de helft van de schade bij de vrijwel geheel ver woeste huizen op de Hoogstraat. Waar die schade uit bestond, in boedel of gebouw, is thans niet meer vast te stellen. De eventuele schadevergoeding zou bij de ver koop in 1749 ten goede komen aan de verkopers. In 1797 ging de eigendom over naar de 32-jarige Willem van Da len, een zilversmid. Ook zijn 1968 - 2 O O 8 ÏOI

Periodieken

De Waterschans | 2008 | | pagina 7