Silhouet van de Lucerna in de Minderbroederstraat.
uitvoering van het KreekrakpLan,20 tot een
bevolking van 200.000 inwoners in circa
2010. In de raadsvergadering van maart 1959
verleende de gemeenteraad een krediet voor
het ontwerpen van een Basisstructuurplan.
Wederom introduceerde de gemeente een
nieuw begrip: na Basissaneringsplan [1953)
en Komplan [1956], nu Basisstructuurplan.
En, voorzover in het gemeentelijk archief kon
worden nagegaan, nog steeds geen letter
op papier. Wel publiceerde de directeur van
de Dienst Gemeentewerken, E. van Vianen,
in hetzelfde jaar 1959 een artikel in Publieke
Werken over de structuur van Bergen op
Zoom.21 Hij besprak de geschiedenis van
Bergen op Zoom en benadrukte de op zich
gunstige ligging van de stad. Het kwam naar
zijn mening niet tot een grootse economische
ontwikkeling door het ontbreken van een goede
infrastructuur. Doch hier werd aan gewerkt:
een structuurplan, havenplannen en sanering
van de oude stad. Toen Van Vianen dit schreef
werd er juist een begin gemaakt met de aanleg
van de Theodorushaven, "wat rechtstreekse
gevolgen zal hebben voor de toekomst van het
Havenkwartier."22
Begin oktober 1960 rondde De Ranitz zijn
rapport af en lichtte het op de veertiende
van diezelfde maand toe in een besloten
gemeenteraadsvergadering. De behandeling
in de openbare vergadering van diezelfde
maand ging niet door. In de archieven is niet
te achterhalen wat de reden is. Wel volgden
na deze besloten vergadering en vóór eind
januari 1961 nog twee besloten vergaderingen.23
Zoals gebruikelijk zijn hiervan geen verslagen.
Kennelijk dienden er in alle beslotenheid en
tot driemaal toe nog al wat plooien te worden
gladgestreken!
Bergen op Zoom, een van de vele
Vooral in de tweede helft van de jaren vijftig staken tal
van gemeenten energie en geld in het ontwikkelen van
reconstructieplannen. Het was in Nederland niet de
eerste ervaring met reconstructies. In theoretische zin
was er in de jaren dertig al aandacht voor dit fenomeen
en enkele steden beschikten over een beperkte ervaring
met het ingrijpen in de bestaande structuur lAmsterdam
met de Jordaan en Utrecht met Wijk Cl. Soms gingen
plannen niet door omdat men deze te ingrijpend vond
[Berlage, 's-Gravenhage 19081.24 In het interbellum ging
de aandacht vooral uit naar uitbreidingsplannen en
werden de oude binnensteden aan hun lot over gelaten.
In Nederland deed men de meeste ervaring op na
1940 in door de Duitsers vernielde steden: Rotterdam,
Middelburg en Wageningen. In 1945 kwamen daar
onder andere Arnhem, Nijmegen en Venlo bij. Naast het
puinruimen en het oplossen van praktische problemen
dienden er ook stedenbouwkundige keuzen te worden
gemaakt. Deze lagen voor een deel op het vlak van
de structuur, het verbeteren c.q. vernieuwen van het
stratenpatroon. Andere keuzen hadden met de vorm
te maken. Herbouwen in traditionele zin of moderne
architectuur toepassen was de cruciale vraag. In
Middelburg koos men voor een traditionalistische
stadsreparatie. Geen reconstructie, maar gebruikmaken
van elementen uit de traditionele vormentaal, waardoor
de beeldkwaliteit van de oude stad werd voortgezet
in de nieuwe stad.25 In Rotterdam viel de keuze op
eigentijdse vormen en een afwijkende, grotere schaal.
In Middelburg bleef men dicht bij het oorspronkelijke
stratenpatroon, in de Maasstad werd dit verlaten.26 Bij
de herbouw van deze en andere steden ging men te
rade bij landen met eveneens door bombardementen
getroffen steden als Engeland met onder andere
Coventry en Frankrijk met bijvoorbeeld Le Havre.27
Het is verrassend hoeveel publicaties er reeds in de
oorlogsjaren verschenen over de wederopbouw. Ook
in Duitsland. In Nederland maakte na de oorlog de
Duitse verkeerskundige Feuchtinger grote opgang.
Hij was de man die in 1956 Utrecht adviseerde alle
singels te dempen ten behoeve van de aanleg van een
ringweg.28 Het dichtgooien van grachten, kanalen,
singels en havens was de gemakkelijkste manier om
de auto ruim baan te geven.29 De meeste ontwerpers
De Waterschans 4 - 2008
20
streefden naar een wederopbouwconcept waarbij zij,
zoals in Rotterdam, kozen voor een sterkere scheiding
van functies, uitbreiding van het winkelapparaat, minder
dichte bebouwing, bouwen in open bouwblokken,
verkeersdoorbraken, veel pleinen en groen. Zij hevelden
wonen grotendeels over naar nieuwe wijken.30
Bij de reconstructieplannen van de jaren vijftig ging
het echter niet alleen om nieuwbouw maar vooral om
chirurgische ingrepen. De bestaande, historische stad
moest onder het mes. De (theoretische) ideeën hiervoor
kwamen uit de Verenigde Staten. Begrippen als 'urban
redevelopment' en 'town improvement' deden in het
jargon van de stedenbouwkundigen hun intrede. Het
uitgangspunt voor de plannen was het beeld van de
stedelijke kern die zich ontwikkelt tot een 'city', een
zakencentrum waar woningen en bedrijven plaatsmaken
voor een hoge concentratie van winkels, zakenpanden,
kantoren, amusementsbedrijven en culturele
gebouwen. In de 'city' woont men in flatgebouwen.31 De
pleitbezorger voor de 'city'-gedachte in Nederland was
ir. W. Valderpoort.32 Hij vond dat oude steden ten dode
waren opgeschreven en noemt als voorbeelden Venetië
en Brugge. Het hart van Amsterdam is ongetwijfeld
sterkeren beter tegen de vermoeidheidsverschijnselen
opgewassen, maar ook hier is het stervensproces
begonnen, oordeelde Valderpoort.
Alom won de gedachte veld dat men er niet was
met verkeersdoorbraken. Engeland en de Verenigde
Staten leerden dat de problemen van de Nederlandse
binnensteden grootscheeps moesten worden
aangepakt. Er groeide behoefte aan gedurfde plannen.
Plannen die ruimte schiepen in de binnensteden voor
verkeer, parkeren, openbare en zakelijke gebouwen,
voor recreatie en verfraaiing.33 Ook de Amerikaanse
zienswijze dat het organisme van de 'city' regelmatig
diende te worden vernieuwd door vervanging van
gebouwen, omarmde men in Nederland van harte. Dit
betrof in het bijzonder de voorstanders van het Nieuwe
Bouwen. Een architectuurrichting die wars was van
alles wat maar zweemde naar traditioneel materiaal
(hout, natuur- en baksteen, keramiekl en traditionele
vormen (gesloten bouwblokken, vlakke gevels, verticale
geleding, kappenj.
Naast de ervaringen met de wederopbouw en de
inzichten uit de Verenigde Staten, was er nog een derde
lijn waarlangs het denken over de reconstructie van de
Nederlandse binnensteden zich ontwikkelde, namelijk
die van de krotopruiming. Vlak voor de oorlog was er
in 1939 in Amsterdam al een congres van de Nationale
Woningraad over krotopruiming.34 Daar beschouwde
men krotopruiming niet alleen als een kwestie van
volkshuisvesting maar ook van economisch belang.
Huis Jerusalem, Hoogstraat 15.
Willem Drees, de latere ministerpresident, vroeg op dat
congres aandacht voor het feit dat krotopruiming ook
de binnenlandse economie stimuleert. In 1953 nam de
oud-minister van volkhuisvesting, J. in 't Veld, de draad
weer op en hield een pleidooi om, "wanneer in 1960 het
land door het woningtekort heen is en er een terugslag
dreigt voor de werkgelegenheid in de bouwnijverheid,
de steden gereed moeten zijn met plannen voor
krotopruiming"35Anders dan in 1939 realiseerde
hij zich dat - naast de facetten volkshuisvesting
en werkgelegenheid - er de wenselijkheid van de
reconstructie van de binnensteden was en de functie
die krotopruiming daarbij kon vervullen. Krotopruiming
vond hij een middel om ruimte te scheppen voor
'city'vorming. Hij bepleitte een rijksbijdrageregeling voor
krotopruiming. Zijn pleidooi resulteerde in de instelling
van een ministeriële commissie, die in 1957 een rapport
uitbracht. De aandacht daarin ging toch vooral uit naar
het belang voor de werkgelegenheid van krotopruiming.
De commissie pleitte voor een rijksbijdrageregeling van
80% in de verwervingskosten inclusief de sloop.36 Er
kwam uiteindelijk een regeling van 50%.
Het is fascinerend om zien dat de gemeente Maastricht
er toen al aan dacht om in het kader van het herstel van
het Stokstraatkwartier deze rijksbijdrageregeling niet
te gebruiken voor sloop maar voor restauratie!37 Een
poging om ook het gemeentebestuur van Bergen op
Zoom voor deze gedachte warm te krijgen leverde een
afwijzende reactie op.38
21
40 jaar 1968 - 2008