tot het verleden behoren. Zand uit het terrein
waardoorheen de Randweg-Oost ging lopen,
moest dienen om het restant van een vroegere
moderniseringspoging uit te wissen. In het
nieuwe bedrijventerrein kwamen enige hallen
tot stand. Het geheel werd toch een gebied
met gemengde bestemmingen. Men richtte er
onder andere percelen in voor bewoning door de
ondernemers uit de kermisbranche en voor hun
opslagruimten.
Lage Meren
Dit terrein is in oorsprong een laaggelegen
weidegebied buiten de stadsmuren. De
Moervaart (later Zoom genoemd), loopt er
doorheen. In de vestingtijd (zestiende tot en
met negentiende eeuw) zijn de Lage Meren als
onderdeel van de stadsverdediging bij onraad en
oorlog vaak onder water gezet.
Oorspronkelijk draagt het gebied de naam
'Industrieterrein Oost'. Het gemeentebestuur
heeft in 1952 de eerste gronden verworven.
Een deel van de percelen is al in 1954-1955 als
bedrijfsterrein in gebruik genomen.
In de jaren zestig werd een groter gebied verder
geschikt gemaakt voor industrievestiging. Een
nieuw wegenstelsel maakte een einde aan het
bestaan van vroegere landwegen met namen
als 'Weg door de Lage Meren' en 'Weg langs
het Schooltje'.33 De bekendste vestigingen in
deze periode waren die van de N.V. Bruynzeel,
producent van potloden, vloeren en kasten
(1962-1963) en die van de tabaksindustrie ITCC.
Deze fabriek zou in 1970 worden verworven
door Philip Morris, eveneens een internationale
onderneming. Het jaar daarop bleek alle
industriegrond in de Lage Meren uitverkocht.34
Terugblik en slotwoord
De jaren zestig worden door de
geschiedschrijving gezien als een passage uit
de periode van versnelde modernisering die ons
land, en ook Bergen op Zoom en omgeving, van
1965 tot in de beginjaren zeventig door hebben
gemaakt. Tijdgenoten, en zeker degenen die
deze modernisering tot stand brengen, zien het
als volgt:
"Wie zijn ogen vandaag de dag goed de kost
geeft in de gemeente en dan een ogenblik na
wil denken over wat hij zoal heeft gezien, die
komt tot de conclusie, dat de vonk in Bergen
op Zoom toch wel is ingeslagen. Je kunt
dwalen in "Oost", in Nieuw-Borgvliet, aan de
Moerstraatsebaan, in de Geertruidapolder, over
"de Lage Meren" of aan de Theodorushaven
- overal verandert het. Je ziet, de vaart, je voelt
de drift. Bergen op Zoom, de oudste kern aan
de rand van de Schelde, is inderdaad op gang
gekomen. Je kunt het overal constateren."
Joop Siebelt in Jaarverstag Dienst
Gemeentewerken Bergen op Zoom, 1969.35
Alles schijnt sneller te zijn gegaan dan in de
als gezapig beschouwde jaren vijftig. Toch mag
men de contrasten niet groter zien dan ze in
werkelijkheid zijn geweest. Per 1 januari 1970
bedraagt het inwoneraantal van de gemeente
Bergen op Zoom 39.051 personen; de zo vurig
gewenste veertigduizendste zal pas in 1972
het levenslicht zien. Ondanks economische
achteruitgang nemen een aantal belangrijke
projecten waarvoor de plannen al eerder
gemaakt zijn of waartoe al beslissingen zijn
genomen, in de vroege jaren zeventig concrete
vorm aan. De afronding van het woongebied
Warande-Oost heeft eerst toen plaatsgevonden.
In het in 1962 door de grensverandering met de
gemeente Halsteren verworven gebied begint
pas na 1970 de aanleg van de wijken Meilust-
Noord en Tuinwijk. Het bedrijventerrein De
Poort en de woonwijk Noordgeest zullen er
eerst na1980 komen. In 1991 ontvangt de eerste
bewoner de sleutel van zijn woning in de eerste
woonwijk buiten de randwegen, genaamd
Bergse Plaat.36
Een vergelijking dringt zich op met de
ontwikkeling die het Brabantse rapport van
1959 schetst. Het rapport veronderstelt dat
mogelijk al vóór 1978 zal worden gebouwd aan
drie nieuwe woonwijken, gelegen buiten de
dan al gerealiseerde randwegen. Dat zal ten
eerste een noordoostelijke zijn, die weinig van
de bossen bij Vrederust overlaat. Ten tweede
een zuidoostelijke die een groot deel van
de landgoederen Zoomland en Lievensberg
gaat opslokken. Ten slotte een zuidwestelijke
die door inpoldering binnen het Verdronken
Land van het Markiezaat tot stand zal moeten
komen. Het gebied van De Bergse Plaat en de
Binnenschelde vormt daar maar een fractie van.
De rest van het Verdronken Land, afgedamd
door de aanleg van de Markiezaatskade (1983)
zal in werkelijkheid de bestemming krijgen van
beschermd natuurgebied. Sinds 1997 behoort
het vrijwel geheel tot de gemeente Bergen op
Zoom.
De manier waarop stedenbouwkundigen
rond 1960 nog met oude binnensteden en
natuurgebieden menen te mogen omgaan,
behoort tegen 1970 tot het verleden. De
milieubeweging die zich dan mondiaal
ontplooit, manifesteert zich wellicht voor het
eerst als de problematiek rond de voltooiing
van de Deltawerken door afsluiting van de
Oosterschelde actueel wordt. Dat betekent ook
dat er meer aandacht komt voor de ecologische
waarde van water en bodem. Al eerder is het
plan Kreekrakhaven ter ziele gegaan.
Als troostprijs verschijnt in 1966 het
Reimerswaalplan, waarbij men de gedroomde
industriehaven naar het Verdronken Land
van Zuid-Beveland verplaatst. Dat is ook een
illusie gebleken. Het project kan er niet komen
zonder instemming en medewerking van het
provinciaal bestuur van Zeeland. Het deel van
het Oosterscheldebekken waar de haven moet
komen, valt immers onder die provincie. Die
ziet meer in de ontwikkeling van het Sloegebied
(tussen Vlissingen en Borssele) en van de zone
langs het Kanaal van Terneuzen naar Sas van
Gent. Met andere woorden: het plan heeft alles
tegen gehad en zal tot teleurstelling van de
Brabantse bestuurders, nooit verder komen
dan teken- en vergadertafels en tenslotte in de
beruchte onderste bureaula verdwijnen.37
Concreter is de ontwikkeling van industrieterrein
Theodorushaven, waar in 1970 onder meer het
internationale chemiebedrijf General Electric
Plastics grond verwerft. Dat trekt van begin af
aan de blijvende aandacht van de opkomende
milieugroeperingen. De passiviteit van de
bevolking uit jaren vijftig behoort voorgoed tot
het verleden.38
Wat was de winst van de jaren zestig? Bergen op
Zoom kreeg er moderne woonwijken bij, terwijl
van het aantrekkelijke oude in de Binnenstad
veel bewaard kon blijven. Het bouwde
moderne wijken, met een goede afwisseling
van woningen in hoog- en laagbouw, ruimten
voor sportvoorzieningen, bedrijfsvestiging
en industrie, inrichtingen voor zieken- en
ouderenverzorging. Dit alles ruim opgezet
en doorgaans goed bereikbaar door een
toegankelijk net van wegen en straten.
Verlies was er ook. De in de inleiding
beschreven gebieden tussen de singels en de
bosrand, en dat aan de waterkant, zijn onder
een laag zand verdwenen om het 'bouwrijp'
te maken en daarna in beslag genomen door
straten, huizen, fabrieken en overige bebouwing.
De fraaie landhuizen en boerderijen zijn de één
na de ander verdwenen. De eerste aanleg van de
oostelijke randweg tast meteen een deel van het
daar gelegen bosgebied aan.
Een definitieve beoordeling van de opvattingen,
uitgangspunten en beslissingen van bewoners,
bestuurders en ondernemers uit deze periode
kan men niet vormen dan na intensieve studie
en grondig nauwkeurig onderzoek. Dat heeft tot
dusverre niet plaatsgevonden. Oppervlakkige
opinies berusten maar op wijsheid achteraf.
Het getuigt daarbij van weinig historisch besef
zonder meer aan te nemen dat bevolking
en bestuurders toen al in staat zouden
zijn geweest, inzichten te delen die thans
algemeen aanvaard zijn. Ze hebben pas in de
hier besproken periode veld gewonnen. Eerst
Foto van een deel van de Bruynzeelfabriek aan
de Wattweg in het industrieterrein De Lage Meren, 1966.
Fotograaf Cor Meerbach. Collectie MHC.
De Waterschans 4 - 2008
48
49
40 jaar 1968 - 2008