Jan Weyts, lid van het eerste uur, deelt zijn ervaringen. met goed bewaard gebleven historische stadskernen). Grote terreinen in de stad, zoals in de Cromwielstraat, Franciscusberg, Lindebaan, Minderbroederstraat en nog veel meer, gingen voor onderzoek verloren omdat er te weinig tijd en geld beschikbaar waren om naar behoren opgravingen uit te voeren. En, het moet gezegd worden, niet zelden omdat de gemeente zelf tegenwerking bood. Dit alles gebeurde juist in een tijd waarin veel andere gemeenten structureel aandacht gingen schenken aan het begraven erfgoed. Conclusie Terugblikkend op de jaren zestig kan gesteld worden dat in die periode de basis werd gelegd voor de Bergse archeologie, in een ludieke sfeer werd pionierswerk verricht; de jeugd werd betrokken bij opgravingen en de stad trok landelijke aandacht. En dat was best bijzonder voor die tijd. De magie van de ontdekkingen is er vandaag de dag nog steeds, maar nooit meer zo intens als in die vroege jaren. Noten 1. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (hierna:ROB), documentatie Centraal Monumenten Archief, Archis waarnemingsnummers 2704-5 en 33138; NN, 'Opgravingen te Halsteren' uit Boek en Blad 5, in: Taxandria (uitg. Bergen op Zoom], 1935; NN, 's- Hertogenbossche Courant, 18-1-1935. 2. Br. Christofoor, 'Paleo-, Meso- en Neolithische vondsten in West-Brabant', in: Brabants Heem VIII-6 [1956) 134-147. Een deel van de vondsten bevindt zich in het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum te Oudenbosch. 3. ROB, documentatie Centraal Monumenten Archief, Archis waarnemingsnummer 33144. 4. Rekenpenningen zijn kleine muntjes waarmee men op een rekenbord berekeningen maakte, vergelijkbaar met een telraam. 5. C.J.F. Slootmans, 'Die Bergse "munten" zijn koperen reken-penningen: het is al geen goud wat er blinkt', Brabants Nieuwsblad, 8 juli 1950; Idem, Munten uit Bergse haven van "telraam": het is al geen goud wat er blinkt', De Stem, 10 juli 1950; Idem, 'Blootgelegde mijngang van vesting Coehoorn', De Stem, 29 maart 1952; Idem, 'Reeds Coehoorn prepareerde zich op gevechten onder de grond: vondst uit het Bergen op Zoom van 1747', Brabants Nieuwsblad, 1 april 1952. 6. F. Gieles, Tien Kuub Thaliaverslag van een opgraving (in eigen beheer uitgegeven rapport], Bergen op Zoom 1964. 7. Brabants Nieuwsblad, 2 oktober 1965. 8. ROB, documentatie Centraal Monumenten Archief, Archis waarnemingsnummer 35906; G. Beex, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 1966, 19. 9. J.G.N. Renaud, 'Archeologisch nieuws', Nieuwsbulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 1968; T.J. Hoekstra, 'Verslag van het onderzoek naar de geschiedenis van het Kasteel van Halsteren', Fibula 10 (1969), 1-4 (afl.1); 21-28 (afl.2). 10. C.J.F. Slootmans, L.J.J. Weijs en C.C.J. van de Watering, Tussen hete vuren, economisch-sociale geschiedenis van het potmakersambacht te Bergen op Zoom 14-00-1925, Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden 18, Tilburg 1970. 11F. Gieles, 'Over de pottenbakkers in Bergen op Zoom, hun producten en merken', in: Antiek II (1968) 420-434. 12. Brabants Nieuwsblad, 4 juni 1970. 13. Dit bleek in 2005 toen de brug voor de tweede keer werd ontgraven. Wat zijn uw herinneringen aan Bergen op Zoom in de jaren zestig? Hoe was het leven in de stad toen? "Het leven in de stad toen kan niet los gezien worden van de eigen herinneringen en ambities. Het was voor mij de periode van het gymnasium en het begin van mijn studie aan de TU Delft. Voor mijn beleving stond het tijdvak nog in het teken van katholieke en protestantse tegenstellingen in de politiek, dus ook in de gemeenteraad. Tot ieders verbazing kwam in die periode toch een gemeenschappelijk ziekenhuis Lievensberg tot stand, ondanks de jarenlange pogingen om voor beide gezindten aparte ziekenhuizen te bouwen. De raad kwam over als een gesloten bolwerk, behept met het idee dat de stad in de vaart der volkeren opgestoten moest worden met voorbijgaan aan de historische kwaliteiten en niet-openstaand voor voortschrijdend inzicht." De Waterschans 4 - 2008 72 "Op basis van een toen al bestaande belangstelling voor historie en geschiedenis van de stad was het de kunst om daar de nodige informatie over te vergaren. Daar waren VVV-stadsgidsen voor beschikbaar, evenals het tijdschrift De Geertruidsbronne en andere publicaties. Natuurlijk mogen hierin Jan metten Lippen van Slootmans en De kroniek van het geslacht Bakx niet ontbreken; twee historische standaardwerken. In 1961 verscheen van de hand van Hartel een sociaal-geografische stadsanalyse die weer een andere kijk op de stad bood. Eerder al was de studie van Temminck Groll over de Sint Geertruidskerk verschenen, een boeiende publicatie die in de stad grotendeels onbekend was. Gewapend met die informatie en met de verhalen van oudere familieleden en bekenden verkende ik de bestaande stad. Mijn belangstelling werd aangewakkerd." "In 1961 is de Monumentenwet tot stand gekomen. Op basis daarvan werd ook in onze stad een nieuwe lijst van beschermde monumenten vastgesteld. Op voorstel van de gemeenteraad werden de meeste genomineerde panden in de winkelstraten niet in de definitieve aanwijzing opgenomen. Dat zou een vrije ontwikkeling maar remmen. Toch werden er bijna 200 panden geselecteerd. Van de oudere lijst werden de inmiddels gesloopte Margrietenkapel en de Latijnse School niet meer opgenomen. Voor het behoud van de oude stad was die wet een eerste zinvol instrument." "Mijn eerste politieke actie was een pleidooi voor het behoud van de Londonstraat op een door de gemeente georganiseerde informatieavond in 'Het Zwijnshoofd'. Natuurlijk vond dat geen gehoor. In 1966 heb ik dat in een ingezonden brief in De Stem nog eens verwoord. Het mocht niet baten: de sloop van 33 panden, inclusief het Aloysiuspatronaat en de westkant van de Londonstraat werd gestart. Ook voor het behoud van de bebouwing en de herwaardering van het Havenkwartier schreef ik een brief. Dat stadsdeel was immers toen nog gedoemd om geheel te verdwijnen. Aardig was dat in dat jaar ook D'66 werd opgericht. In onze stad leidde dat tot een politiek café in 'De Zanzibar'. Zonder lidmaatschap kon je daar over allerlei onderwerpen discussiëren, ook met raadsleden, een verademing ten opzichte van de voorgaande periode. Toen in de pers een bericht verscheen dat de intendancewerkplaats uit de voormalige Vleeshal vertrok en dat dat ontsierende gebouw maar snel plaats moest maken voor 'een fraaier bouwwerk', ben ik samen met Jan Kalker naar de wethouder gegaan om voor behoud te pleiten. De wethouder dacht eerst dat we voor het Slachthuis op Plein 13 kwamen; begrip kregen we toch niet. Gelukkig leidde een verzoek tot plaatsing op de Monumentenlijst tot het uiteindelijke behoud." "Minder succes werd geboekt bij een actie om de historische bebouwing aan de Sint Annastraat te behouden. Burgemeester Van de Laar wist te overtuigen dat door de nieuwbouw van het Stadskantoor - op die locatie - de bestuurlijke functie tot in lengte van jaren in het oude complex behouden zou blijven. Het is niet uitgekomen; de oude huizen zijn weg." "In 1969 heb ik aan de TU een herstelplan voor het Havenkwartier gemaakt. Water terugbrengen in de gedempte haven was toen nog niet bespreekbaar, wel om ter plaatse een verdiept marktterrein te maken. De Westersingel werd weliswaar nog geen stadsstraat, wel werd de hoofdverkeersstroom naar de kop van de haven verlegd. Het heeft misschien wat bijgedragen aan de discussie die tot het behoud van de wijk geleid heeft. De jaren zestig hebben de tijd rijp gemaakt voor behoud en herstel van de oude stad, dat pas in de jaren zeventig geleidelijk op gang zijn gekomen." Kunt u aangeven hoe de Geschiedkundige Kring zich in de afgelopen 40 jaar heeft ontwikkeld? "Na vruchteloze pogingen om de geschiedkundige kring 'Het Markiezaat' weer tot leven te wekken, is de huidige Kring opgericht. Geruime tijd is die met enthousiasme op gang gehouden door Fons Gieles en broeder Alberik. Door een geringe betrokkenheid van de toenmalige leden had de Kring een weinig wervend karakter. Om de betrokkenheid te vergroten, is vooral in de jaren zeventig op meerdere ledenvergaderingen gepoogd de bijeenkomsten niet meer in Huijbergen maar in de stad te houden en de lengte van het bestuurslidmaatschap in te perken. Het wegsturen van een welwillend bestuurslid - alleen vanwege een lange zittingsduur - is immers geen daad die recht doet aan gedane inspanningen. Uiteindelijk is het zittende bestuur daarmee akkoord gegaan. De betrokkenheid van de leden is daarna toegenomen, terwijl de wat oubollige sfeer van toen is verdwenen. In mijn beleving is de Kring toen gaan groeien en zijn er meer activiteiten ontplooid. Dit heeft tot de huidige omvang en programma's geleid." 73 40 jaar 1968 - 2008

Periodieken

De Waterschans | 2008 | | pagina 37