Fons: "Het doel was een heel andere
invulling van de vrije tijd. We wilden ook
met het bestaande maatschappelijk werk
een cirkel vormen. Daar is See See de Til uit
voortgekomen, een jongerencentrum dat later
onderdak kreeg in een houten keet aan de
Rijtuigweg, in de volksmond 'het Kolenpadje'
genoemd. Later hebben onder andere Herman
en ik ook de Sosjale Joenit opgericht die in de
Potterstraat werd gevestigd. Het idee was om
recreatie en hulpverlening onder één koepel te
brengen, en de drie verschillende initiatieven
van toen bestaan nog steeds, onder een
andere naam: poppodium de Botte Hommel,
het Kreatief Centrum Beeldende Kunst, en de
Zuidwester, dat is voortgekomen uit de Sosjale
Joenit."
Fons Broekhoven is tot aan zijn pensionering
vorig jaar in de jeugdhulpverlening actief
geweest - wat hem een ereburgerschap van
de stad heeft opgeleverd. Herman Elseman
kwam via de Sosjale Joenit in de horeca terecht.
Jarenlang dreef hij samen met zijn toenmalige
vrouw café 't Zwijnshoofd. Samen hebben
Elseman en Broekhoven destijds ook dingen
gedaan die zeer subversief waren en waarvan
niemand iets mocht weten. In het diepste
geheim brachten zij bijvoorbeeld Amerikaanse
deserteurs uit Vietnam naar een route die hen
naar Scandinavië voerde.
Herman: "Die deserteurs mochten niet door
Nederland, want dan werden ze gearresteerd,
dus wij kregen alternatieve routes op. Dan nam
er iemand contact met ons op: willen jullie
iemand vanuit Antwerpen overbrengen? Ze
kwamen bij ons terecht omdat ze wisten dat wij
anti-Vietnam activisten waren. En dan reden
we met een autootje naar een bepaald adres
in Antwerpen, en daar trof je een Amerikaanse
jongen van achttien, negentien jaar aan. Dan
kregen we een adres, bijvoorbeeld bij het station
in Luik en daar zetten we zo'n jongen af. We
wisten niet hoe ze verder gingen, of ze nou met
de trein gingen of vandaar met iemand anders
mee."
Hoe vaak ze dergelijke clandestiene
koeriersdiensten hebben uitgevoerd wil
Fons Broekhoven niet zeggen. Half lacherig
zegt hij: "Nee zeg, zo meteen raak ik
mijn ereburgerschap nog kwijt. Ik wil wel
zeggen dat in die tijd jeugdhulpverlening en
maatschappijkritische acties vaak in eikaars
verlengde lagen. Zoals ook het kraken van
leegstaande panden hier bijna vanzelfsprekend
daaruit voortkwam."
Herman: "De eerste kraakpanden stonden op
de Hoogstraat. Ik weet nog dat de vrouw van de
aannemer zoete broodjes bij ons kwam bakken."
Maar toen waren de jaren zeventig al
aangebroken, en we moeten terug naar de
jaren zestig, want dat is het thema van dit
jubelnummer.
In die jaren zestig waren er ook acties die niet
zozeer met vooroverleg en organisatie, als wel in
grote spontaniteit tot stand kwamen. Wie precies
de aanstichters, c.q. de daders waren, was in
nevelen gehuld. Zo werd eind jaren zestig in het
stadhuis een expositie gehouden met werk van
een Bergse kunstenares die naar Zuid-Afrika
was geëmigreerd. Een van de pronkstukken
was een groot portret van Prins Nilies, de vorst
van de Bergse Vastenavend. Enkele jongeren
besloten dit portret te 'ontvoeren' bij wijze van
protest tegen de Zuid-Afrikaanse apartheid.
Fons: "In die tijd was zo'n actie een beproefd
middel om de publiciteit te halen."
De jongelui verschaften
zich op een nacht toegang
tot het stadhuis, wat niet
moeilijk was: er was geen
bewaking, zelfs geen deur
op slot. Helaas moesten
de politieke insluipers
constateren dat de
expositie eerder die dag
ontruimd was. Waarop
zij zich vervolgens maar
tegoed hebben gedaan
aan de sigaretten van de
burgemeester. En om
niet helemaal met lege
handen te vertrekken,
namen zij twee oudere
schilderijen uit een van
de zalen mee. Dat dit
in het kader van de voorgenomen actie geen
enkel nut had, drong pas later tot hen door.
Een paar jaar nadien werden de ontvoerde
schilderijen teruggevonden, netjes verpakt en
onbeschadigd. Nog steeds weet niemand wie
de daders zijn geweest, behalve de daders zelf.
Fons Broekhoven zegt erover: "In die tijd had je
een subcultuur waarin de een niet wist wat de
ander deed."
Er woelde meer in de boezem van 'het
Jubelstadje aan de Schelde', zoals Bergen
wel eens werd genoemd. Zo had je een
groep scholieren die het onderwijs wilde
democratiseren, te beginnen op de Mavo-school
van de Heilige Geest. De groep die zich BADVO
noemde, wat stond voor 'Bergse Actiegroep
tot Democratisering van het Onderwijs', vond
echter een schooldirecteur tegenover zich, de
boomlange G. Nellen, die niets met vernieuwing
in deze zin te maken wilde hebben, en die de
meerderheid van de ouders achter zich wist. De
acties liepen op niets uit. Herman Elseman en
Fons Broekhoven hebben aan de zijlijn nog wat
hand- en spandiensten verricht, maar hun acties
speelden zich meer buiten het onderwijssysteem
af.
Fons: "Ons verzet speelde zich op straat af, en
bij andere actievoerders thuis. Wij waren vaak
heel ondergronds bezig."
Herman: "Wij waren sociaal bevlogen en hebben
veel moeten bevechten. In de jaren zestig is de
basis gelegd van veel wat in de jaren zeventig tot
stand is gekomen. Wij waren het zogenaamde
langharig werkschuw tuig en burgemeester
Louis van de Laar was onze tegenpool. Maar
toch was hij de kwaadste niet. Hij wist heel veel
dingen. Hij had een brede blik. Mijn moeder kon
heel goed met hem opschieten."
Fons: "Hij was heel toegankelijk."
Herman: "Het verzet van destijds was niet van
één samenhangende groep. Het leuke was nou
juist dat het een heel diverse mengeling van
allerhande jongeren was. Er zaten intellectuele
jongeren bij die ideeën opdeden in Antwerpen en
Amsterdam, maar ook jongeren die half zwerver
waren en die psychische problemen hadden, en
arbeidersjeugd. Wij maakten onder elkaar geen
onderscheid, anderen deden dat wél. Ik heb bij
Tenny Twenny persoonlijk borg gestaan voor die
zogenaamde arbeidersjeugd. Die wilden ze niet
binnenlaten, daar deden ze heel moeilijk over."
Fons: "Voor ons ging het niet om je afkomst,
maar om het doel dat je wilde bereiken. De
een was anti-Vietnam, de ander was voor
de seksuele revolutie, nummer drie voor de
democratie, nummer vier voor de homo
emancipatie, dat ging allemaal heel goed
samen. In de jaren zestig waren het trouwens
voornamelijk jongens die act ie voerden, in de
jaren zeventig kwamen er meer meisjes bij."
Schetsontwerp vooreen tentoonstellingsaffiche van van de
Royal Clown Company door Fred Kon, mei 1969.
Collectie G.A. Kon, Saarbrücken.
De Waterschans 4 - 2008
76
Revolutionair waren ze. V.l.n.r.: Wim Bolluyt, Piet Hopmans,
Hans Veraert en Herman Elseman.
77
40 jaar 1968 - 2008