!sïa
Bruinevisstraat werden voor de helft
afgebroken, evenals een aanzienlijk
deel van de Moergrebstraat. In de
Rijkebuurtstraat werd de grootste
schade aangericht door de sloop
van een zestal bouwhistorisch
zeer interessante woonhuizen uit
de veertiende tot de zeventiende
eeuw (afb, 3], In totaal werden in
het plangebied 33 panden gesloopt,
waaronder de in 1703 gebouwde
Blokstal 1. De aanleg van de
Westersingel heeft een diepe wonde
geslagen in het stedelijk weefsel,
waarbij de samenhang met het Havenkwartier
compleet verstoord werd.
Op andere plaatsen in de stad zijn echter ook
al wel 'vooruitziende' werken uitgevoerd die
zouden passen in het saneringsplan. Zo werd
op de beoogde hoek van de Noordzijde Haven
en de Westelijke Randweg een nieuw pand voor
de firma Ribbens gebouwd. Dat paste in het
voornemen het Havenkwartier grotendeels af te
breken en daar een statige rij flatgebouwen neer
te zetten. Op die plaats verdween helaas het
oude poortgebouw van de Stadsschuur met de
monumentale zestiende-eeuwse natuurstenen
poortomlijsting (afb. 4). Wie overigens nu
het stadsplan bekijkt zal tot zijn verwondering
constateren, dat de Markiezaatsweg bij de
rotonde plots naar links gaat en via de
Van Konijnenburgweg en de Van Gorkumweg
uitkomt bij de rotonde van de Randweg West. De
rechtstreekse verbinding tussen beide rotondes
loopt, jawel, langs het voormalige pand van
Ribbens.
Elders in de stad is een gedeelte van de bebou
wing aan de Zuidmolenstraat gesloopt voor de
aanleg van een groot par
keerterrein, dat zich tot aan
de Potterstraat zou moeten
gaan uitstrekken. Omdat de
eigenaresse van het hoekhuis
niet bereid was tot verkoop is
de schade daar gelukkig bin
nen de perken gebleven. Aan
de Koevoetstraat en de Roze
marijnstraat werden al veel
panden aangekocht om daar
een nieuw winkelcentrum in
de vorm van een eerste 'Pa
radeplan' te kunnen ontwik
kelen. De toen beoogde opzet
zou een dramatische aanslag
op de oude stad betekend
hebben. Een overleg van
ondergetekende met de emi
nente gastdocent drs. Rob
Hekker op de TU Delft leidde tot een oplossing.
Hij was niet alleen hoofd van de afdeling stads-
sanering op het ministerie van Volkshuisvesting,
maar ook lid van de Monumentenraad. Door
zijn inzet voor de plaatsing van de Synagoge op
de rijksmonumentenlijst kon integrale kaalslag
daar verijdeld worden. De bescherming maakte
de complete sloop immers vrijwel onmogelijk.
De huizen en schoolgebouwen naast de
Synagoge zijn later toch ten onder gegaan (afb. 5).
Op de hoek van de Sint Josephstraat en
de Burgemeester Van Hasseltstraat was
de vooruitgang al gestalte gegeven met de
bouw van de Lucernaflat. De Vetpan en het
Smitskerkje (afb. 6) moesten daarvoor het
veld ruimen. Het betreffende bouwplan was
gebaseerd op informele afspraken om daar het
Stadskantoor in onder te brengen.1 Toen het
gebouw klaar was bleek dat niet houdbaar te
zijn. Een jarenlange leegstand en moeizame
invullingen waren het gevolg.
In 1965 werden de oude binnenhavens van de
Schelde afgesloten. Gelukkig werden zij niet
gedempt. Wel werden de aan de havenmond
gelegen overblijfselen van de bastions Van Dun
en Beckaf onder zand bedolven (afb. 7). Het
havenkanaal met de Waterschans raakte er door
geïsoleerd van de binnenhavens. Ingrijpend was
het verdwijnen van eb en vloed uit de stad. De
beleving van de haven als getijdenhaven kwam
daarmee ten einde.
Als klap op de vuurpijl werd een plan voor het
bouwen van een muziekschool op het ravelijn
'Op den Zoom' gepresenteerd. Op zichzelf was
het misschien niet zo'n slecht plan. Wel was het
onaanvaardbaar dat nu uitgerekend dat ravelijn
daardoor aangetast zou worden. Van de vesting
van Menno van Coehoorn was al niet zo veel
meer over, het was bovendien het best bewaarde
onderdeel daarvan. Dat leidde tot felle protesten
uit de bevolking waardoor het tij langzamerhand
is gaan keren.
Kentering
In 1961 was een nieuwe Monumentenwet tot
stand gekomen. Op basis daarvan werd ook in
onze stad een uitgebreide lijst van beschermde
monumenten vastgesteld. Op voorstel
van de gemeenteraad werden de meeste
genomineerde panden in de winkelstraten niet
in de definitieve aanwijzing opgenomen. Voor
een vrije ontwikkeling zou dat immers maar
belemmerend werken. Toch werden bijna 200
panden voor bescherming geselecteerd. Van
de kleine oudere lijst werden de inmiddels
gesloopte Margrietenkapel en de ook nu nog
bestaande Latijnse School aan de Nieuwstraat
niet meer opgenomen. Voor het behoud
van de oude stad was die wet een eerste
zinvol beleidsinstrument. Het noodzaakte de
bestuurders na te denken over economische
ontwikkelingen met behoud en gebruik van de
historisch waardevolle context.
In de jaren zestig werden de restauraties van het
Markiezenhof en de Sint-Gertrudiskerk ter hand
genomen en zelfs ook van één woonhuis, 'De
Lievevrouwe' op de Grote Markt.
Een project met een heel andere insteek was
de sloop van Thalia als aanzet tot een eerste
winkelproject aan de Parade. Dat was natuurlijk
op zich een negatieve ontwikkeling uit het
oogpunt van stadsbehoud. Positief was wel dat
op initiatief van Fons Gieles daar in 1964 een
opgraving werd verricht die de geesten, zeker
bij jongeren, rijp maakte voor meer historisch
besef. Hier werd de kiem gelegd voor de latere
cheologische werkgroep 'In den Scherminckel'.
Die naam kwam
tot stand omdat
het huis met
gelijke naam
door Asselbergs
Ijzerhandel
beschikbaar
werd gesteld
als werk- en
expositieruimte.
In 1967 werd het
'museum' aldaar
geopend.
afb. 4. Het nu nog open gedeelte van de binnenhaven
met links de oude inrijpoort van de Stadsschuur.
afb. 3. Rijkebuurtstraat 6, 8, 10, en 12- 74, kort na de aanvang van de sloop.
De Waterschans 4 - 2008
10
afb. 5. De synagoge, de school en monumentale huizen
aan de Koevoetstraat.
afb. 6. Het Smitskerkje
aan de Sint Josephstraat.
11
40 jaar 1968 - 2008