1747, eene formidabele
belegering
Tweede deel1
Ijverig aan het pakken
Anton ScheLlekens
Wat hieraan vooraf ging
In de vorige Waterschans zagen we dat Europa was gewikkeld in een groot conflict, eigenlijk een
wereldoorlog, die bekend staat als de Oostenrijkse Successieoorlog. De Republiek stond daarin
aan de kant van Oostenrijk en Engeland, tegenover onder andere Pruisen en Frankrijk.
In 1745 vielen de Fransen de Zuidelijke, of Oostenrijkse, Nederlanden binnen [ongeveer het
tegenwoordige België). Zij veroverden de barrièresteden die de Republiek daar bezat. Vervolgens
namen zij steeds grotere delen van de Oostenrijkse Nederlanden in. Het jaar daarop, 1746, gaf de
Republiek haar steun aan de geallieerden nog altijd niet op. De Fransen vielen daarom in 1747 de
Noordelijke Nederlanden aan. In het oosten rukten zij onder maarschalk Maurits van Saksen op naar
Maastricht. In het westen werden zij geleid door Van Saksens ondercommandant generaal Löwendal.
Deze nam in een maand - 17 april tot 17 mei - geheel Staats-Vlaanderen (het huidige Zeeuws-
Vlaanderen) in.2 Vervolgens rukte hij op naar Bergen op Zoom.
In het onderstaande artikel zien wij de Franse troepen bij de stad aankomen en bekijken we hoe de
vesting in elkaar zat. De volgende delen van deze serie zullen gaan over het beleg en de val van de
vesting. We proberen aan het eind daarvan een aantal conclusies te trekken. Daarbij willen we pogen
een antwoord te vinden op de vragen uit het begin van het eerste artikel, in De Waterschans 1
van maart 2009.
De indirecte aanpak van Van Saksen
De eerste onrust ontstond eind maart 1747.
Toen vertoonden Franse troepen zich voor
Bergen op Zoom, wat niet alleen hier, maar ook
in Zeeland voor veel opschudding zorgde. De
brief van de Franse gezant Delaville die we in
vorige aflevering bespraken, werd in de Staten-
Generaal voorgelezen op 17 april. Op dezelfde
dag begon de aanval van Löwendal op Staats-
Vlaanderen.3
De meeste historici zijn van mening dat de
aanval op Maastricht het hoofddoel vormde van
de Franse operatie. Van Saksens biograaf Bois
schrijft: In werkelijkheid hoopten Van Saksen en
Cumberland beiden dat de ander zich met kracht
op Bergen op Zoom zou richten, een operatie die
van secundair belang werd geacht, om vrij spel te
hebben aan de Maas.1' Het beleg van Bergen op
Zoom was in die visie een afleidingsmanoeuvre.
Dat denken ook Van Gils en zijn mede-auteurs
in hun boekje Bergen op Zoom als militaire stad.
Van Nimwegen staat op hetzelfde standpunt.
Maurits van Saksen zou hebben gehoopt met
een operatie tegen Bergen op Zoom troepen te
onttrekken aan de verdediging van Maastricht.5
Die verwachting was begrijpelijk: de Fransen
wisten dat in Holland, en zeker in Zeeland,
de val van Bergen op Zoom een bedreigender
indruk zou maken dan die van het verder af
gelegen Maastricht. Die laatste stad was wel
een sterke en belangrijke vesting, maar lag
niet in de directe verdedigingsring van de
noordelijke gewesten. Volgens Van Nimwegen
was Van Saksen bovendien niet van plan zijn
vingers te branden aan Bergen op Zoom, dat de
reputatie van onneembaar had 6
Vrijwel iedereen is het er dus over eens dat
Bergen op Zoom pas het hoofddoel van de
Franse aanval werd, toen duidelijk was dat het
innemen van Maastricht in dat jaar niet meer
tot de mogelijkheden behoorde - althans
wanneer Cumberland met zijn troepen daar
aanwezig bleef. De Amerikaanse historicus Reed
Browning gaat ervan uit dat de Fransen wel
degelijk van begin af aan beide vestingsteden
als hoofddoel van hun operatie zagen. Zij
vielen deze tegelijk aan, in de hoop Maastricht
te kunnen nemen wanneer van daaruit
versterkingen naar Bergen op Zoom werden
gezonden, en anders Bergen op Zoom te
kunnen veroveren indien dat géén versterkingen
uit Maastricht zou ontvangen. Voor deze
afwijkende visie lijkt wel wat te zeggen, ook
als we letten op de grote inzet van troepen
en materieel tegen Bergen op Zoom, en de
vastberadenheid waarmee de operatie van
begin af aan werd gevoerd.7 Een soortgelijke
mening vinden we bij de negentiende-eeuwse
Nederlandse auteur Schwarz. Deze wijst
bovendien op het grote risico dat Van Saksen
nam met zijn tweeledige veldtocht: In het
Westen toch kon de toestand, zoals die thans
was, niet blijven bestaan. Aan het enkele bezit
van Staats-Vlaanderen had Frankrijk niet veel,
terwijl bovendien de Generaal VON LÖWENTHAL
daardoor te Antwerpen werd vastgehouden.
Wilde de Maarschalk dus vruchten plukken
van zijne operatiën aan die zijde, dan moest hij
vooruitrukken en lag eene belegering van
Bergen-op-Zoom voorde hand. In dit geval
evenwel stond hij voor twee belegeringen, terwijl
bovendien de Hertog VAN CUMBERLAND nog
zooveel mogelijk onschadelijk moest worden
gemaakt. Door op die wijze zijne strijdkrachten
te versnipperen, kwam de Maarschalk echter
in nadeelige omstandigheden tegenover de
geallieerden.
Het is mogelijk, dat de Fransche opperbevelhebber
Bergen-op-Zoom te sterk achtte en daarom
liever eerst wilde trachten Maastricht te nemen,
hopende CUMBERLAND'S tegenstand gemakkelijk
te kunnen overwinnen. Mocht dit c.q. niet
gelukken, dan zou hij, vasten voet in het westen
hebbende, nog in de gelegenheid zijn aan die zijde
[dus bij Bergen op Zoom, A.S.] den aanval door te
zetten,8
Deze meerkeuze-aanpak zou heel mooi kunnen
worden gevoegd bij de vele voorbeelden die de
bekende Britse militair historicus en strategie
theoreticus Basil Liddell Hart geeft van wat
hij noemt the strategy of indirect approach. Hij
gebruikt die term in de letterlijke betekenis,
wat betreft de route waarlangs men oprukt. Hij
hanteert haar ook figuurlijk, in psychologische
zin, wanneer de aanvaller zijn plannen niet
duidelijk laat blijken en verrassende zetten
doet. De verdediger moet daardoor rekening
houden met verschillende mogelijkheden, of
wordt aangevallen op een punt waar hij dat niet
verwacht. Zo'n aanpak brengt volgens Liddell
Hart de vijand uit balans. Dit kan beslissende
overwinningen opleveren. Voorzienbare
frontale aanvallen op de hoofdmacht van de
tegenstander leiden doorgaans op hun best tot
gelijk spel.9
Al vóór het beleg van Bergen op Zoom begon,
vond een veldslag plaats tussen de Franse
troepen onderVan Saksen en een groot leger
van de Republiek en haar Oostenrijkse en Britse
bondgenoten onder Cumberland. Op 2 juli
1747 stootten zij op elkaar in de slag bij Lafelt,
even ten westen van Maastricht, in het huidige
Belgisch-Limburg, destijds in de Oostenrijkse
Nederlanden. De Fransen wonnen, maar leden
veel grotere verliezen dan de geallieerden. Het
ontbrak hun daarna aan kracht om door te
zetten en de vesting Maastricht in te nemen.
Op 9 juli vernam men in Den Haag dat Franse
troepen oprukten naar Bergen op Zoom. De
regering besloot de troepenmacht in en bij de
stad te versterken tot 4.500 man in de vesting
Bergen op Zoom, 11.000 in de linie Bergen
op Zoom-Steenbergen en 1.600 in de vesting
Steenbergen. De Beierse luitenant-generaal
Van Saksen-Hildburghausen voerde het bevel
over een Staatse troepenmacht in Brabant en
kreeg opdracht daarmee in de linie te trekken.
De troepen in Bergen op Zoom zelf stonden
onder bevel van de gouverneur van de vesting,
luitenant-generaal Van Hessen Philipsthal. In
de avond van 10 juli nam Löwendal na een dag
vechten het versterkte dorp Zandvliet in. De
Staatse bevelhebber aldaar, kolonel Roelant
van Kinschot, trok zich terug op Bergen op
Zoom. Op 1 juli benoemde Willem IV de Staatse
generaal Cronström tot commandant over
Afb. 1. Allegorie op de verovering van Bergen op Zoom, detail
uit: Plan des Attaques de Berg-op-Zoom en 1747, ets en
gravure, Weis, Straatsburg 1750, collectie MHC.
De Waterschans 2 - 2009
72
73
De Waterschans 2 - 200