Ik zag onder mij een klein stadje [Huijbergenl
en mensen die naar boven stonden te kijken. Op
een weg die om het stadje heen liep zag ik een
truck vol Duitse soldaten die mijn richting uit
reed. Ik landde in een pas geploegde akker. Zodra
ik de grond raakte maakte ik mijn parachute
los en rolde hem zo klein mogelijk in elkaar. Ik
verstopte hem in een van de voren en deed er
ook nog zand over. De akker werd omringd door
bomen en struiken. Aangezien ik besefte dat de
Duitsers weldra naar mij op zoek zouden gaan,
besloot ik hen op een dwaalspoor te brengen. Ik
liep in de richting van het dorp en begon mij te
ontdoen van onderdelen van mijn uitrusting. Al
lopend liet ik met tussenpozen mijn vlieghelm,
vliegbril, vlieglaarzen en vliegjack vallen. Ik was
ondertussen op het einde van de akker gekomen,
lopend langs de buitenkant van de bomen en het
struikgewas, zodat ik vanuit de verte kon worden
gezien. Plotseling dook ik weg en liep langs de
binnenkant van de akker terug in de richting
waaruit ik was gekomen. Toen ik ongeveer terug
was op het punt waar ik begonnen was, hoorde ik
de truck met soldaten stoppen. Ik dook in een plek
met hele dichte begroeiing en hield mijn adem
in. Ik hoorde de soldaten tegen elkaar roepen.
Zij hadden kennelijk mijn uitrustingsstukken
gevonden en liepen nu verder in de richting van
het dorp. Ik slaakte een zucht van verlichting,
maar begreep ook dat als zij niets vonden, zij
weer terug zouden keren. Inderdaad kwamen zij
na enige tijd terug, maar door hun luid gepraat
en het gerammel van hun uitrusting werd ik tijdig
gewaarschuwd. Ik kroop zo dicht mogelijk in het
struikgewas. Vanaf die zaterdagmorgen tot diep
in de zondagnacht bleven zij telkens terugkomen.
Ik had niets te eten dan wat braambessen aan
de struiken en ook niets te drinken. Nu miste
ik het overlevingspakket, dat als gevolg van het
overhaaste vertrek niet was uitgereikt. Ik had wel
een paar sigaretten, maar die durfde ik niet op te
steken, omdat rook en/of geur mijn positie zouden
kunnen verraden. Toen er in de loop van de vroege
maandagochtend geen soldaten meer verschenen,
besloot ik dat het tijd werd mijn schuilplaats te
verlaten en hulp te gaan zoeken.
Opvang in O.L.V. ter Duinen
Walter begon behoedzaam in de richting van
Huijbergen te lopen. De eerste persoon die hij
ontmoette was een oude vrouw. Toen hij haar
aansprak liep zij hoofdschuddend voorbij. Toen
kwam er een meisje aangefietst met voorop
een grote mand, waarop de letters BROOD
stonden. Hij probeerde haar met handgebaren
duidelijk te maken dat hij dorst en honger
had en bovendien hulp nodig had. Het meisje
stopte even en fietste toen hard weg. Er spreekt
duidelijke teleurstelling uit zijn verhaal over
het mislukken van deze contacten, maar hij
was zich er kennelijk onvoldoende van bewust
hoe hij er sinds zaterdagochtend vroeg uitzag:
ongeschoren, ongewassen, in een verfomfaaid
vreemd uniform, terwijl hij een onverstaanbare
taal sprak. Honger en dorst dwongen hem om in
de richting van het dorp te blijven lopen, zij het
met grote omzichtigheid, omdat hij er rekening
mee moest houden dat de twee aangesproken
personen wellicht de Duitsers hadden ingelicht.
Toen hij in de verte weer stemmen hoorde
besloot hij zich even schuil te houden. Maar toen
hij om de bocht van de weg vier geestelijken
aan zag komen, besloot hij dat hij zich zonder
risico kenbaar kon maken. Walter, die zelf ook
katholiek was, stapte de weg op toen ze vlakbij
hem waren, maakte een kruisteken en vroeg:
"Does anyone speak English?" Een van hen
knikte en vroeg: "Are you the American flyer the
Germans are looking for"? Walter wist toen dat
hij was gered. Hij had bovendien het geluk dat
degene die hem aansprak leraar Engels was,
zodat ervlotte communicatie kon plaatsvinden.
Deze leraar was broeder Ansfridus. Hij was
verbonden aan het Instituut Sainte Marie in
Huijbergen, maar door de inbeslagname van
het klooster en het internaat was het instituut
tijdelijk ondergebracht in de Volksabdij O.L.V.
ter Duinen in Ossendrecht. Broeder Ansfridus
vertelde hem dat hij zo spoedig mogelijk voor
eten en kleding zou zorgen. In afwachting
hiervan wees hij Walter een wat van de weg
gelegen begroeiing waar hij zich schuil kon
houden.
Na ongeveer een half uur zag hij twee van zijn
redders terugkomen met de beloofde spullen.
Broeder Ansfridus gaf hem uit een fles warm
water te drinken met het advies heel langzaam
kleine slokjes te nemen. Ook kreeg hij twee
sneetjes bruin brood met kaas, ook weer met
het advies heel langzaam te eten. Kennelijk
was medisch advies ingewonnen, want hem
werd verteld dat bij te snel eten en drinken hij
kon flauw vallen, waardoor zijn verdere redding
erg problematisch zou worden. Na wat te zijn
opgeknapt deed hij zijn vliegeroverall uit en trok
de meegebrachte kleding aan. Het colbertjasje
en het overhemd pasten hem prima. In het
jasje kon hij de fles met water kwijt, waaruit hij
regelmatig een slokje moest nemen. De broek
was wat minder op maat, namelijk in de taille
veel te wijd en van onderen veel te kort. Hij
spreekt in zijn memoires zelf over "high water
pants". Het was duidelijk dat een veel te korte
broek de aandacht zou kunnen trekken, maar
het maakte een ander probleem nog groter.
Walter had namelijk een paar dagen tevoren
nieuwe halfhoge juchtleren wandelschoenen
gekocht. Niet alleen spiksplinternieuw, maar
ook van een in Nederland onbekend model,
zeker in augustus 1944. Beide zaken konden
echter niet op korte termijn worden veranderd.
Gelukkig bevonden ze zich in vrijwel onbewoond
landbouwgebied. Met water en zand werd het
nieuwe van de schoenen gecamoufleerd en
de broek werd zoveel mogelijk naar beneden
getrokken. Voor alle zekerheid kreeg hij ook
het advies heel rustig te lopen, met zijn handen
op zijn rug en wat voorovergebogen. Het werd
het beste geacht dat hij alleen op pad zou gaan
naar O.L.V. ter Duinen. Het was een route van
ongeveer 6 kilometer en bij gebrek aan potlood
en papier moest hij de gegeven instructies een
paar keer herhalen. Het werd overigens tijd dat
hij op pad ging, want om 20.00 uur 's avonds
mocht niemand zich meer buiten bevinden.
Met heel veel dank aan zijn redders en vol
goede moed ging hij op stap. De tocht verliep
niet helemaal zonder problemen. Zo werd hij
onderweg ingehaald door een grote groep luid
zingende Duitse soldaten. Walterwas bang dat
met name de begeleidend officier zijn te korte
broek en vreemde schoenen zou opvallen. Hij
wist dat hij bij een arrestatie in burgerkleren als
spion zou worden beschouwd en terechtgesteld.
Ze hadden echter geen aandacht voor hem.
Opeens kwam hij bij een aangewezen weg
waar waarschuwingsborden stonden met de
tekst "Verboten" en "Minen". Walter nam aan
dat hij zich had vergist en sloeg een andere
weg in, maar die bracht hem tot bijna midden
in een dorp. Om geen aandacht te trekken
kon hij niet abrupt omkeren en wandelde
hij dus nog even door, in de wetenschap dat
dit zeker niet de bedoelde weg was. Hij zag
nogal wat Duitse soldaten, maar die hadden
meer oog voor de meisjes dan voor hem. Hij
slaagde erin onopvallend om te draaien en
besloot na enige aarzeling toch maar voor de
weg met de waarschuwingsborden te kiezen.
Hij had nauwelijks enige passen op deze weg
gedaan, toen hij in de verte zijn redders op
de fiets zag aankomen. Zij waren ongerust
over zijn lange wegblijven, mede gezien de
avondklok. Het bleek dat hij wel degelijk op
de goede weg zat. De waarschuwingsborden
waren niet door de Duitsers, maar door de
Volksabdij O.L.V. ter Duinen zelf geplaatst om
ongewenst bezoek tegen te houden. Mede
dankzij die waarschuwingsborden kon hij nu
flink doorstappen en zo kwam hij behouden
aan bij het hoofdgebouw, waar hij begroet werd
door zijn gastheer rector Van der Putten. Walter
schrijft dat de rector meteen op hem overkwam
als een zeer energieke en warme man. Hoe
juist deze typering was moge blijken uit het
volgende,
Eind juni 1944 werden 45 van de 49 leden van
de illegale inlichtingenorganisatie 'Dienst
Wim', waar de groep Juten deel van uitmaakte,
ter dood veroordeeld. Zij kregen diezelfde
nacht gelegenheid om afscheidsbrieven te
sturen, daarmee suggererend dat de executie
reeds de volgende ochtend zou plaatsvinden.
Dit gebeurde echter niet en enkele naaste
familieleden wilden toch proberen om hun
dierbaren, die opgesloten zaten in het kamp
Haaren bij Den Bosch, een afscheidsbezoek
te brengen. Het betrof ondermeer de dames
Huisman, Verpaalen en Proost. Rector Van der
Putten bood aan deze groep te vergezellen en
De Waterschans 3 - 2009
112
Afb. 12. Broeder Ansfridus.
113
De Waterschans 3 - 2009