verband al eens eerder geholpen. Ik vertelde hem eerlijk en openhartig wat mijn probleem was en waarom ik de hulp van het Rode Kruis wenste. Na het nodige overleg kwamen we tot de conclusie dat het beter was niet teveel mensen in deze zaak te betrekken en de kwestie gewoon direct aan de orde te stellen bij de Ortskommandant. Dit besluit was mede gebaseerd op de vaste overtuiging van Piet Loose dat Ortskommandant Canaris beslist geen nazi was. Dat Piet Loose dit met stelligheid kon beweren had een trieste achtergrond. De Duitse druk wordt opgevoerd Nadat al eerder de bewegingsvrijheid van de Joden aanzienlijk was beperkt, begon de Duitse bezetter in het voorjaar van 1942 met deportatiemaatregelen tegen de Joden. Op 29 april 1942 verscheen de verordening dat Joden buitenshuis voortaan de Davidsster dienden te dragen. Op 26 juni werd bekend gemaakt dat de meeste Joden in Polen te werk gesteld zouden worden. Op 11 juli vertrok vanuit Amsterdam via het doorgangskamp Westerbork het eerste transport naar Auschwitz. Op diezelfde dag zonden de hoogste katholieke en protestantse kerkleiders in Nederland een protesttelegram naar de belangrijkste Duitse bezettingsautoriteiten onder andere Seyss Inquart, generaal Christiansen (bevelhebber van de Duitse troepen in Nederland) en Rauter (hoofd van de Duitse politiediensten). In dit telegram protesteerden zij tegen de gijzelnemingen van onschuldigen, tegen alle deportaties en in het bijzonder tegen die van onze Joodse landgenoten; er werd vooral bezwaar gemaakt tegen de deportatie van Joden die zich tot het christendom bekeerd hadden. Dit protest had slechts tot gevolg dat ten aanzien van de laatste groep, dus de bekeerde Joden, bepaalde toezeggingen werden gedaan. De kerkelijke leiders beperkten zich echter niet alleen tot dit telegram aan de Duitse bezettingsautoriteiten. Op zondag 26 juli werd in alle kerken een eensluidende brief voorgelezen, waarin opnieuw duidelijk werd geprotesteerd tegen de maatregelen. Door het voorlezen in de kerk was deze brief in één klap bij miljoenen mensen bekend en het verspreiden van deze brief werd derhalve niet als een onwettige daad beschouwd. Met medewerking van de toenmalige deken van Dam werd de brief van de bisschoppen vermenigvuldigd op de stencilmachine in het kantoor van Loose Biscuitfabrieken, eigendom van de vader van Piet. De Duitse autoriteiten waren echter des duivels over deze brief. Zij durfden om begrijpelijke redenen niets tegen de kerkleiders zelf te ondernemen. Zij trokken echter meteen de toezegging weer in dat de bekeerde Joden niet zouden worden gedeporteerd. Eén van de slachtoffers hiervan werd de ook buiten katholieke kringen bekende kloosterlinge Edith Stein. De woede van de bezetter richtte zich echter ook op de verspreiders van de brief. In ieder geval op de verspreiders in Bergen op Zoom, want ofschoon de brief in veel meer steden is verspreid, zijn praktisch alleen in Bergen op Zoom strenge straffen opgelegd. Plet lijkt me gewenst aan dit punt speciale aandacht te besteden. Het is namelijk duidelijk dat de gebeurtenissen in Bergen op Zoom door de bezetter scherp in het oog werden gehouden. Het eerste teken hiervan was merkbaar op Koninginnedag 1940. Er werd toen al aan Seyss Inquart gerapporteerd dat die dag in Bergen op Zoom demonstraties hadden plaatsgevonden, die duidelijk anti-Duitsland en pro-Engeland waren. Op zich valt vanuit Duits oogpunt die extra aandacht wel enigszins te verklaren. De stad was van oudsher een grote garnizoensstad. Een belangrijk deel van de bevolking was direct als lid van de krijgsmacht, dan wel indirect door zakelijke en vriendschappelijke contacten bij het wel en wee van ons leger betrokken. Het grootste deel van deze mensen had na de capitulatie op 14 mei 1940 weinig sympathie voor de Duitsers. Verder bewijs voor het nauwkeurig volgen van wat hier gebeurde was er in oktober 1940. Ir. A. Juten schreef in zijn krant, het plaatselijke blad De Avondster, een artikel waarin hij het uitwijken van Koningin Wilhelmina naar Londen verdedigde. Aan dit artikel werd aandacht besteed door Die Deutsche Zeitung in der Niederianden. Deze landelijke krant, bestemd voor de vele in Nederland aanwezige Duitsers, had felle kritiek op dit artikel en besloot met de opmerking dat De Avondster zijn "trübseliges Licht" maar beter kon doven. Toen ir. Juten in zijn krant van 16 december 1940 via een zogenaamde 'Open brief aan de Duitse bezettingsautoriteiten' protesteerde tegen het gewelddadig optreden van de NSB en de Weerafdeling (WA) werd hij zelfs opgepakt en enige tijd vastgezet. Bovendien kreeg De Avondster voor de rest van de bezettingstijd een verschijningsverbod. In juli 1943 wisten de Duitsers het verzet in Bergen op Zoom en omgeving een gevoelige slag toe te brengen. Na nauwkeurige observatie en dankzij het 'Englandspiel' en de sluwe aartsverrader Van der Waals, werd een groot deel van de Orde Dienst (OD) en de inlichtingenorganisatie 'Dienst Wim' opgerold en kregen velen de doodstraf, later omgezet in gevangenschap in het concentratiekamp. Tot zover voorbeelden van de bijzondere belangstelling van de bezetter voor de gebeurtenissen in Bergen op Zoom. Zoals al eerder opgemerkt waren de Duitsers over de publicatie en de verspreiding van de bisschoppelijke brief bijzonder boos en hun woede trof dan ook deken Van Dam en de heer Loose. Van Dam moest zes maanden doorbrengen in het concentratiekamp Amersfoort. De heer Loose werd niet alleen gestraft met acht maanden in een Duits concentratiekamp, maar ook werd zijn fabriek onteigend (uiteraard zonder vergoeding) en de bezetter stelde een beheerder (Verwalter) aan. Deze beheerder zetelde niet alleen in het kantoor van de fabriek, maar had ook een bureau in de Ortskommandantur, omdat hij in eerste instantie verslag moest uitbrengen aan de Ortskommandant. Piet Loose was meerdere malen op de Ortskommandantur ontboden en had daar zowel met de beheerder als met de Ortskommandant gesproken. Uit die contacten had hij geconstateerd dat de Ortskommandant geen echte nazi was. Terug naar het relaas. We hadden afgesproken dat ik het woord zou doen, omdat ik de situatie op het Kriegsfriedhof zelf had waargenomen. We spraken overigens allebei zeer goed Duits. Piet Loose stelde mij voor en zei dat we waren gekomen als vertegenwoordigers van het Rode Kruis. Ik deed mijn verhaal en refereerde aan de recente militaire ontwikkelingen, die een spoedige verdere Duitse terugtocht zouden kunnen veroorzaken. De gegevens van de bemanningsleden zouden dan verloren kunnen gaan. De Ortskommandant bleek inderdaad een aardige man. Hij vond dat het een nalatigheid was geweest dat deze gegevens niet aan de beheerder van het kerkhof waren doorgegeven. Hij liet één van zijn medewerkers komen en beval hem de plattegrond van het Kriegsfriedhof te brengen. De man kwam terug met een grote, duidelijke plattegrond waarop alle graven stonden ingetekend met een naam en een legernummer; ook de laatste graven met de nummers 96, 97 en 98. Hij gaf opdracht deze gegevens onmiddellijk aan de beheerder van het kerkhof door te geven en gaf mij de gelegenheid de gegevens van de tekening over te nemen. Ik noteerde de namen van de piloot, luitenant William Nunn (96), luitenant Raymond McCreary, de navigator (97) en korporaal William Yorio (98), een van de boordschutters. Onmiddellijk na thuiskomst gaf ik de gegevens TW VTT Y*~> f V'-tt.'è x k<cnr A k o •f- >T~ on n„ r~ ,r/ fait. b.r si-11 4-1 fa -ru* co—t n z De Waterschans 3 - 2009 124 A l <4 a/v Zf'l 7T h c Afb. 20. Briefje van Watter Hern aan Walter Horna. Transcriptie: Dear Homa, Have just recleivejd word of the boys killed. Pretty sad too. Lord, I hate to think of it. Nunn McCreary Yorio It's really going to be tough on Bill's wife, isn't it? Well boy, am still A-1 [i.e. prima] and waiting for the Allies. When they are here you come to me. I'll wait. Best always, Hern 125 De Waterschans 3 - 2009

Periodieken

De Waterschans | 2009 | | pagina 17