gemeente kent in die tijd een groot aantal
werkelozen. De beroepsbevolking bedraagt
zo'n 1.700 mannen. 37% daarvan verdient de
kost als arbeider. Onder hen veel mannen
die met enige regelmaat elders in Brabant
en Zeeland, in België en zelfs ver van huis
in Duitsland werken. En er zijn er heel wat
die alleen met Kerstmis thuiskomen. Het
is een gevolg van de slechte economische
ontwikkeling die de lokale bevolking al sinds
het begin van de jaren twintig parten speelt. De
Landarbeidersbond heeft dan al vastgesteld
dat de toestand waarin de 'volksklasse' in
Woensdrecht verkeert, allererbarmelijkst is.
Oudere arbeiders en boerenknechten worden
systematisch afgewezen of overgeslagen bij
de werkverdeling. Er zijn er heel wat die een
beroep moeten doen op het Armenbestuur.
Het werk in Duitsland is voor buitenlanders
vanwege de koersschommelingen van de
mark niet meer interessant. Nu de tijden
alsmaar slechter worden, zoekt men
noodgedwongen zijn heil dichter bij huis. Maar
er is in Woensdrecht en omgeving nauwelijks
werkgelegenheid. De industrie telt drie
steenfabrieken. Handel en dienstverlening
bieden zo'n 22% werkgelegenheid en het
boerenbedrijf zo'n 4-0%. De schrikbarende
bezuinigingen op de overheidsuitgaven in die
crisistijd hebben een averechts effect op de
bestrijding van de werkeloosheid. Die neemt
mede daardoor disproportionele vormen
aan en varieert van 17.6 tot 28% van de
beroepsbevolking.
Met de nodige tegenwerking heeft de gemeente
Woensdrecht al in 1924 een verordening op de
werkverschaffing opgesteld. Het zal dan nog
jaren duren voordat de regelingen van Rijk en
gemeente hierover behoorlijk op elkaar zijn
afgestemd en kunnen worden uitgevoerd. Dat
is het gevolg van talrijke ruzies en discussies
over ongeorganiseerden en georganiseerden
en over de houding van de gemeente. In
1932 ziet de gemeente zich genoodzaakt om
in het kader van werkverschaffing diverse
percelen bos en heide aan te kopen "om die
door middel van werkelozen cultuurgeschikt
te maken."1 In de jaren 1933 en 1934 zijn er
van de 1.700 kostwinners 480 werkeloos en
40,4% van hen heeft geen rooie cent meer. De
georganiseerden kunnen nog voor een deel
terugvallen op de werkeloosheidskas van de
bonden. De gemeente wil de kosten van de
werkverschaffing zo laag mogelijk houden.
Hoewel de Rijksoverheid participeert in deze
projecten, blijft er toch een niet onaanzienlijk
financieel risico voor de gemeente zelf bestaan.
Werkverschaffing
De gemeente heeft een drietal
werkverschaffingsprojecten opgezet. Een
daarvan is 'De Eendenkooy'. Op 27 januari
1932 besluit de gemeenteraad De Eendenkooy
en eventueel ook het Zwartven aan te kopen.
Het 38,5 ha. grote perceel wordt op 16
februari 1932 voor f 11.000 van landbouwer
C. Sparrentak uit Kruiningen aangekocht.
Het perceel bevat een aantal kleine vennen,
stuifzanden en heide. Tegelijkertijd wordt ook
een aangrenzend perceel van een hectare
langs de Baene naar Wouw van J.J. Simons
gekocht. Het is de bedoeling om de gronden
na ontginning te verpachten aan lokale boeren
voor land- of tuinbouw. Het zou aanzienlijk
kunnen bijdragen aan de werkgelegenheid
voor de vele werkelozen in het dorp. Op advies
van de Luchtvaartdienst van het Ministerie
van Waterstaat wordt het gebied in 1935
nog eens uitgebreid met 18 ha aangrenzend
terrein, waaronder een bosperceel dat hinder
zou kunnen opleveren voor de luchtvaart. De
Eendenkooy is dan bijna 60 ha groot. Het project
wordt uitgevoerd in de periode 1932-1935. Bij
gebrek aan machinerieën worden paarden
en ossen ingezet bij de egalisatie van De
Eendenkooy en het Kooyduin.
Als De Eendenkooy in november 1934 nagenoeg
is ontgonnen, blijkt de exploitatie van het gebied
voor land- en/of tuinbouw niet van de grond te
komen. Pachters blijven uit. De gemeenteraad
besluit dan dat de gemeente zelf de grond dient
te exploiteren. De gemeente wil de gronden om
niet ter beschikking stellen. Een poging daartoe
gaat niet door omdat er van rijkswege geen
subsidie wordt verleend. En al zou de gemeente
erin slagen het terrein zelf te exploiteren,
dan nog zou de opbrengst van de arme grond
te schamel zijn om voldoende inkomsten te
genereren. Op een enkeling na ziet geen boer
het zitten om in die crisistijd veel onkosten te
maken om nog enig profijt uit de grond te halen.
Want om die te verbeteren moet De Eendenkooy
eerst worden gedraineerd en intensief worden
bemest. Maar dat wordt de gemeente veel te
kostbaar. En dan komt al gauw een bestemming
voor de luchtvaart in beeld.
Burgemeester
Jacobus Johannes Maria Rubert, die in 1934
44 jaar oud is, is al 17 jaar burgemeester van
Woensdrecht: sinds 1924 in een dubbelfunctie
tevens gemeentesecretaris. Het zijn geen
gemakkelijke jaren voor de burgemeester.
De omstandigheden in en na de Eerste
Wereldoorlog brengen veel problemen met zich
mee en na een korte opbloei begint tegen het
einde van de jaren twintig de crisisperiode. Die
is tijdens de ontginning van De Eendenkooy op
zijn hoogtepunt. Burgemeester Rubert is een
energieke man die zich met hart en ziel inzet
voor de gemeente en zijn inwoners. Hij heeft de
gemeente opgewerkt tot een van de beste in de
zuidwesthoek van Noord-Brabant.
Luchtvaart
Al ver voor de oplevering van het werk op De
Eendenkooy correspondeert burgemeester
Rubert met de K.L.M. Hij heeft dan al het idee
om van het terrein een vliegveld te maken. Op
zichzelf niet zo'n vreemde gedachte in die tijd.
Rubert is goed op de hoogte van de ambtelijke
en bestuurlijke regelgeving in ons land. De
belangstelling voor de luchtvaart is erg groot.
En vijfjaar na de historische vlucht van Charles
Lindbergh en de eerste K.L.M. lijnvlucht naar
Nederlands-lndië is er in Nederland behoefte
aan regionale vliegvelden. In heel het land
wordt over luchtvaart gesproken en waarom
dan ook niet in West-Brabant. Ook Roosendaal
wil wel een vliegveld en Bergen op Zoom kan
dan niet achterblijven. Een van de exponenten
bij het streven naar een eigen vliegveld is de
Bergse wethouder ir. A.J.L. Juten. Naast zijn
gemeentelijke functie is hij ook directeur en
hoofdredacteur van het avondblad De Avondster.
Juten maakt dankbaar gebruik van zijn eigen
medium om zijn visie uit te dragen. Hij zet zich
in voor een officieel erkend hulpvliegveld op
Kijk in de Pot. In die tijd - en zelfs nog tot in
de jaren zeventig van de vorige eeuw - grenst
het terrein aan de Oosterschelde. "De rol die
vliegvelden in het internationale verkeer spelen,
is in de eerste plaats dat van hulpvliegveld",
schrijft Juten. "Het internationaal verkeer zal
erniet om denken daar tussenlandingen te
doen. Zij die er vóór zijn om in onze omgeving
een vliegveld te verkrijgen, zijn niet zotter dan
zij die wel denken aan tussenlandingen en die
weten dus dat het vliegveld alleen nationaal
Afb. 2. Tussen 1932 en 1934 wordt De Eendenkooy ontgonnen.
Bij gebrek aan machines worden paarden en ossen ingezet
voor de egalisatie van het terrein. IBronGemeentearchief
Woensdrechtl.
De Waterschans 4 - 2009
150
.4M
Afb. 3. Burgemeester Rubert is de grote promotor om
van De Eendenkooy een vliegterrein te maken.
iBron: Gemeentearchief Woensdrecht],
151
De Waterschans 4 - 2009