weten verhinderd te zijn bij de voorgenomen
opening van het vliegveld op 22 juni 1935.
Daarop bestuit burgemeester Rubert op 12 juni
de opening van het vliegveld weer voor een jaar
uit te stelten. Gelukkig hebben de zweefvliegers
dankzij een voorlopige vergunning van
de gemeente hun vliegveld datzelfde jaar
wel in gebruik kunnen nemen. "Ondanks
al deze tegenslagen houdt burgemeester
Rubert, gesteund door de gemeenteraad de
moed erin", schrijft dra. M. Kremer in haar
doctoraalscriptie.10 Er wordt besloten de
grasmat op De Eendenkooy in te zaaien of
aan te leggen. Mogelijk zelfs als daarvoor nog
een wei moet worden aangekocht, aldus de
burgemeester. In een brief aan het 'Permanent
Bureau' noemt Rubert Woensdrecht vanwege
het aanwezige luchtvaartterrein "een gemeente
met internationale bekendheid."11 Hij kondigt
tegelijkertijd aan dat de opening van het
vliegveld wordt voorzien rond Pasen 1936. Maar
extern loopt de belangstelling voor het vliegveld
van Woensdrecht terug. Er komen nauwelijks
reacties van instanties buiten Woensdrecht. Een
verzoek om subsidie voor de modernisering van
het vliegveld wijst de Kamer van Koophandel
en Fabrieken in West-Brabant op 15 november
1935 af.12
Resultaten
Met de realisatie van het gehele werkverschaf
fingsproject zijn de kosten van de aanleg van
het vliegveld voor de gemeente opgelopen tot
74.100 en die voor steunverlening tot f 25.000.
Het Rijk draagt daarin dan bij tot f 78.200
zodat er voor de gemeente een aanzienlijk
risico resteert van 20.900. Sinds 1932 zijn
gemiddeld in de verschillende projecten van
de werkverschaffing slechts 132 mensen
werkzaam geweest. Dat is veel minder dan de
helft van de werkloze beroepsbevolking. Als
de Rijksoverheid dan ook nog de gemeente
Woensdrecht bestempelt tot 'noodlijdend',13
betekent dat niet dat Woensdrecht daarmee
direct uit de financiële problemen is. De
belastingen zijn dan al opgevoerd tot het
maximum. Het Rijk en de provincie houden
een streng en soms frustrerend toezicht
op de financiën van de gemeente. Tot het
uitbreken van de oorlog heeft de gemeente
met heel veel moeite het hoofd boven
water kunnen houden. En geleidelijk aan
verbeterde de werkgelegenheid. Maar dat is
dan niet te danken aan het resultaat van de
werkverschaffingsprojecten. Burgemeester
Rubert zou de verdere ontwikkelingen rond zijn
vliegveld niet meer mee maken. Hij overlijdt
op 22 december 1935, op 45-jarige leeftijd na
een korte ziekte in het ziekenhuis van Breda.
Men prijst zijn helder inzicht en eenvoud. In juli
1935 heeft hij met een zeer geïnteresseerde
Commissaris der Koningin A.B.G.M. van
Rijckevorsel nog een bezoek gebracht aan De
Eendenkooy.
Voorlopige aanwijzing
Met het terrein van De Eendenkooy is het
begin 1936 vanwege de droogte nog slechter
gesteld dan in de jaren daarvoor. Maar de
keuring van de Luchtvaartdienst in de zomer
valt goed uit. Opnieuw wordt er een voorlopige
aanwijzing uitgevaardigd. De definitieve
aanwijzing als luchtvaartterrein blijft echter uit.
De Bergen op Zoomsche Zweefvliegclub mag
het terrein opnieuw voor een jaar gebruiken
dankzij een gemeentelijke vergunning. Even
wordt nog overwogen om de opening in het
najaar te laten plaatsvinden. Maar de nieuwe
burgemeester, Adolf A.B. van der Meulen,
vindt de voorbereidingstijd te kort. De officiële
opening wordt verschoven naar het voorjaar
van 1937. Burgemeester Van der Meulen volgt
aanvankelijk nog het beleid van zijn voorganger
wat het vliegveld betreft. De vooruitzichten
voor De Eendenkooy lijken gunstig na de
voorlopige goedkeuring van het terrein door
de Luchtvaartdienst en de statutenwijziging
van de zweefvliegvereniging. Die heeft zichzelf
opnieuw opgericht en haar naam veranderd in
Rooms-katholieke Brabantsche Aeroclub. De
statuten van de nieuwe vereniging maken het
mogelijk om behalve te zweefvliegen ook aan
motorvliegen te doen. En de activiteiten op het
veld nemen langzaam maar zeker toe. Op 6 juni
landt een Fokker F-Vllb/3m van de SABENA uit
Antwerpen op De Eendenkooy. Die maakt met
leden van de zweefvliegclub een rondvlucht
boven de omgeving. Vanuit de Fokkerworden
boven Hoogerheide strooipamfletten gedropt ter
gelegenheid van de inhuldiging van de nieuwe
burgemeester. In het college van B&W wordt
op 14 oktober 1936 zelfs nog gesproken over
uitbreiding van het vliegveld. Hoog tijd voor
de gemeente om na te gaan hoe de minimale
F
inkomsten uit het vliegveld kunnen worden
opgevoerd. Op 30 december 1936 legt de
gemeente Gedeputeerde Staten een verordening
voor ter goedkeuring voor de heffing van
landings- en stallingsgelden.
Motorvliegen
Dankzij de statutenwijziging kan de R.K.
Brabantsche Aeroclub in 1937 een Pander
Multipro aanschaffen. Niet om zweefvliegtuigen
te slepen, maar voor instructiedoeleinden
en rondvluchten. Het vliegtuig heeft zeven
eigenaren en is vanwege de zeven sterren op
de staart in de Nederlandse luchtvaarthistorie
beter bekend als Klaasje Zevenster. Dries van
der Poest Clement Sr. is maandvlieger bij de
'Luchtvaartafdeeling' en mag zeven vlieguren
per maand maken op kosten van het Rijk om zijn
currency bij te houden. Hij wordt de vaste vlieger
op de Pander PH-AIX. Van der Poest Clement
ontvangt daarvoor een kleine vergoeding -
f 1,50 per vlieguur - van de club en maakt graag
rondvluchten ad f 3 per kwartier, ook voor de
club. Tussen de bedrijven door gebeuren er
ook in die dagen zaken die niet door de beugel
kunnen. Zo heeft de Brabantsche Aeroclub van
het ministerie van Waterstaat geen vergunning
om instructievluchten met motorvliegtuigen
te maken. Om dat te voorkomen mag ervan
de gemeente niet worden gevlogen als de
gemeentelijke veldwachter uit Hoogerheide
niet op het terrein aanwezig is. Daarmee
is veldwachter Piet Aarden de eerste
'toezichthouder' avant-la-lettre. In de annalen
staat overigens dat met deze veldwachter
"goede afspraken kunnen worden gemaakt."14
Dat is dan waarschijnlijk ook de reden
waarom Frits Diepen, Toine Mazairac en Sjaak
Jansen, de laatste na 15 jaar opnieuw, hun
vliegbewijs-A hebben kunnen halen. Voor het
afleggen van het praktische en theoretisch
examen vliegen ze met het Pandertje naar
Ypenburg waar Hein Schmidt Crans vervolgens
de examens afneemt.
Opheffing
Wat het terrein betreft waarschuwt de
Heidemaatschappij de gemeente op 21 april
1937 dat De Eendenkooy hoognodig moet
worden bemest. Opnieuw is het advies het
terrein te verpachten, wat erop neerkomt dat
het vliegveld zou moeten worden gesloten.
Maar dat advies wordt niet gevolgd. Feit is dat
eenmalig ruim 8.000 zou moeten worden
geïnvesteerd in drainage en daarnaast nog
eens jaarlijks 4.000 tot 8.000 voor bemesting.15
Ook dat zal echter niet gebeuren. De grasmat
zoals die er al die jaren heeft uitgezien, geeft
onvoldoende stevigheid bij start en landing.
De exploitatiekosten staan in geen verhouding
tot de inkomsten. De verruiming van de
statuten in verband met het motorvliegen
biedt de R.K. Brabantsche Aeroclub weliswaar
goede vooruitzichten, maar feitelijk is het
tegenovergestelde het geval. De voortdurende
discussies over de exploitatiekosten van het
vliegveld, leiden ertoe dat de gemeente bij de
minister van Waterstaat navraag doet over de
behoefte aan het vliegveld, "zodat eventueel
aan een andere bestemming kan worden
gedacht". Ook het ministerie van Sociale
Zaken wordt benaderd.16 Op 30 november
1938 laat het ministerie van Waterstaat,
afdeling Luchtvaart weten dat er overleg is
geweest met het ministerie van Defensie, de
K.L.M. en de Nationale Luchtvaartschool.
Alle betrokkenen stemmen in met de door
de gemeente Woensdrecht voorgestelde
'tijdelijke opheffing' van het vliegveld.17 In de
gemeenteraadsvergadering van 20 december
1938 wordt uitgebreid daarover gesproken. Met
veel sympathie voor de zweefvliegers zegt het
gemeentebestuur toe de situatie over tien jaar
opnieuw te bekijken.18 Het definitieve besluit
De Waterschans 4 - 2009
156
Afb. 5. Een zomerse dag op De Eendenkooy in 1937. V.l.n.r.
Elly van Damme en Riet en Corrie van Loon zijn de eerste
vrouwelijke leden van de R.K. Brabantsche Aeroclub zoals de
Bergen op Zoomsche Zweefvliegclub op 2 juni 1936 is gaan
heten. jBron: collectie P.H.B. Michielsen, Bergen op Zoom],
157
De Waterschans 4 - 2009