genoemd in een lijst van lombarden die door de
rooms-koning Hendrik VII werden opgeroepen
om op dinsdag voor Kerstmis in 1309 in Keulen
voor hem te verschijnen. De reden daarvoor
was dat de koning veel geld nodig had voor
een expeditie naar Italië. Van de opgeroepen
Lombarden in de lijst zijn er meerdere
afkomstig uit Astimaar het is onzeker of zij
daarmee ook familie van elkaar zijn. Behalve
in Bergen op Zoom bevond zich 'in de buurt'
ook nog 'Peron de lombard' in Steenbergen,
eveneens uit Asti.27
De Paas- en Koudemarkten
De Paas- en Koudemarkten in strikte zin
vonden hun oorsprong in het Groot Privilege
van 20 januari 1365. Daarin kregen de poorters
van Bergen op Zoom 'voor eeuwig' het recht
om twee vrije jaarmarkten te houden op de
dagen waarop dat gebruikelijk was. Ook de
donderdagse weekmarkt werd in dit privilege
bevestigd. Belangrijk is dat elke handelaar
die deze jaarmarkten bezocht veertien dagen
voor aanvang en veertien dagen na afloop van
de markt (en met enkele beperkingen) was
vrijgesteld van rechtsvervolging.28 Dit was een
belangrijke voorwaarde voor een vrij verkeer
van personen en goederen zonder welke de
handel over lange afstanden onmogelijk kon
bloeien. Overigens blijkt uit de toepassing van
dit voorrecht dat voor de Bergenaren het vrije
verkeervan goederen belangrijker was dan dat
van mensen. In zijn standaardwerk over deze
markten geeft Slootmans diverse voorbeelden
waaruit blijkt dat een handelaar die op weg van
of naar de markt wegens enig vergrijp werd
opgesloten, kon rekenen op hulp uit Bergen op
Zoom, maar dat het daarbij belangrijker was dat
de handelswaar op de bestemde plaats kwam,
dan dat de handelaar vrijuit ging.
Wat hierboven al is gezegd over de markten,
geldt ook hier. Zij brachten kooplieden van
heinde en verre naar Bergen op Zoom, en
deden ook Bergenaren verre reizen maken,
maar echte migratie was dit niet. De kooplieden
reisden rond, vaak langs een min of meervast
parcours van de ene vrije jaarmarkt naar de
andere. Omdat hun rechten en plichten nu
echter in het Groot Privilege en afgeleide keuren
werd geregeld, en zij zodoende ook eerder in
aanraking kwamen met de magistraat, vinden
we wel vaker namen en andere persoonlijke
gegevens in het archief. De handelaren kwamen
uit andere Brabantse steden, Luik en Maastricht,
Hollandse steden, Keulen en het Rijnland,
Engeland, Frankrijk en Italië. Al in 1383 maakt
een aanvulling op de stadskeuren melding van
mensen die de landstaal niet spreken.
Het internationale karakter van de handelzien
we ook weerspiegeld in het feit dat diverse
groepen handelaren met een zelfde herkomst
een eigen 'hal' in de stad bezaten. Zo vinden
we vermeldingen van Antwerpen (1399),
Diest (14-28), Turnhout (1470), Weert (1476),
Armentières (1529) en Neurenberg (vóór 1435).
In 1477 kregen de Oosterlingen, leden van de
Hanze uit (overwegend) Duitsland en gebieden
rond de Baltische Zee, een handelshuis
toegewezen.29
Ook op andere manieren werd geïnvesteerd
in de internationale contacten. Dat zien we
bijvoorbeeld wanneer in 1484 Cornelis Oirtss uit
Reimerswaal zijn neef Oele Clauss gedurende
een jaar en tegen betaling huisvest bij koopman
Nicolas Vassal uit Rouen "om te leeren de tale
van den lande".30 Een vergelijkbaar geval is dat
van Joos, zoon van Eduwaert Bertram. Hij was
ruim negentien jaar oud, "van goeder famen
ende namen" en vrijwel zeker afkomstig uit
Newcastle. Over hem werd op 23 december
1520 vastgelegd dat hij ongeveer een jaar
geleden (was) "bestelt" bij koopman Peter
Bousin uit Doornik om bij deze "wals" te leren.31
De Engelsen behoren zeker tot de vroegste
bezoekers van de Bergse markten. In de eerste
helft van de vijftiende eeuw hadden zij hun
'toonplaatsen' in de Lievevrouwestraat, met
name voor huizen als het Wapen van Engeland
en London. In 1479 kocht de stad voor hen het
huis Leeuwenborch (nu de oostelijke helft van
het stadhuis). Het jaar erna vorderde de stad
tegen betaling de voorkamers van de huizen aan
de Heilige Geeststraat zodat de Engelsen ook
daar hun waren konden uitstallen. De straat
kreeg er zijn huidige naam Engelsestraat door.
Later kregen zij in deze straat ook hun hal.
Deze kooplieden uit Engeland blijken bij nadere
beschouwing te bestaan uit tenminste twee
groepen, de ene (leden van de zogenaamde
Company of Merchant Adventurers) afkomstig
uit Londen, de andere uit Newcastle in Noord-
Engeland. Daarnaast vormden ook de Schotten
een afzonderlijke groep. Engeland en Schotland
waren destijds twee verschillende landen!
Een groep kooplieden en schippers die we
vrij slecht in beeld hebben, zijn de Bretonnen.
Zij vormden zeker vanaf de veertiende eeuw
een belangrijke schakel in de handel langs
de Atlantische kust, van Portugal tot aan de
Nederlanden. Illustratief hiervoor is Pierre
le Roy uit Saint-Pol-de Léon die in april 1510
met zijn karveel Le Marie, geladen met peper
uit Lissabon, in het Kanaal werd overvallen
en hiervan voor de Bergse schepenbank een
verklaring aflegde.32 Twee jaar eerder vinden
we een vermelding van een andere Bretonse
schipper, Alain de Galla van het Bretonse
lle-de-Groix, die in opdracht van enkele
samenwerkende handelaren peper, kaneel en
andere specerijen aanvoerde vanuit Lissabon.33
Willem de Baillays trad in december 1475 op
als wijnhandelaar. Hij was afkomstig uit Saint-
Malo in Bretagne, maarwoonde in La Rochelle
(Eure).34 Bretagne werd pas in 1532 definitief
ingelijfd bij het koninkrijk Frankrijk en was in
deze periode nog een onafhankelijk hertogdom.
Ook met de bewoners van de Franse
kustgebieden zowel ten noorden als ten zuiden
van Bretagne werd handel gedreven. Zo waren
wijn uit Bordeaux en zout uit het Sommegebied
belangrijk. Rouen was de belangrijkste Franse
havenplaats waarmee zaken werden gedaan.
Pensiongasten en huizenkopers
Behalve dat groepen buitenlandse kooplieden
in de stad een eigen huis of hal konden bezitten
en tijdens de jaarmarkten huizen of voorkamers
huurden om hun waren uit te stallen, gebeurde
het ook dat kooplieden privé een huis kochten.
Zo kochten twee Keulse kooplieden in 1514 twee
huizen met achterhuizen in de Fortuinstraat
(toen nog Oude Potterstrate) die eerder hadden
toebehoord aan een koopman uit Engeland.35
In hetzelfde jaar kocht de "gouverneur van de
nacien van Engelant", John Clifford een huis
met erf aan de Vismarkt.38 In 1540, de markten
Afb. 10. Miniatuur met afbeelding van bankiers.
Herkomst onbekend.
De Waterschans 1 - 2010
22
Afb. 12. Het Engelse Huis in de
Engelsestraat. Collectie MHC, 1970.
Afb. 11. Fresco van een kraak, omstreeks 1500. Dit fresco komt tijdens een restauratie
in 1978 van het pand St-Thomas, Molstraat 14, tevoorschijn. Collectie MHC.
23 De Waterschans 1 - 2010