Persbericht
1'VDê-Braia.fd lie.
ear rij/c coit£ers
Brabant heeft een rijke geschiedenis
en Brabanders hebben over het
algemeen veel belangstelling
voor die geschiedenis. Vrijwel iedere
zichzelf respecterende plaats heeft een
heemkundekring met een tijdschrift of een
website en de laatste informatie over het
verleden van het dorp, de stad of de streek.
Veel minder bekend is dat Brabant ook een rijk
waterstaatsverleden heeft.
In de middeleeuwen was het noordwesten van
Brabant nog bedekt met een dikke laag veen.
Dit gaf die vele handen werk. Je kon het veen
afgraven, drogen en als brandstof gebruiken,
maarje kon er ook zout uit winnen. Op die
manieris veel veen in rook opgegaan of als
conserveringsmiddel toegepast.
Met de rest van het veen maakte de zee korte
metten. Het verdween in de golven of werd
met een dikke laag klei bedekt. Bij de Sint-
Elizabethsvloed in 1421 stond het water zelfs zo
hoog dat Steenbergen, Oudenbosch, Terheijden
en Geertruidenberg een tijdje aan zee lagen.
Zevenbergen en Waalwijk lagen in het water.
Een nieuw leven als polder
Na die ramp werd de zee geleidelijk
teruggedrongen. Voor de kust vormden zich
slibben en slikken en als die eenmaal hoog
genoeg waren opgeslibd, werd er een dijk
omheen gelegd en begon het gebied een nieuw
leven, als polder. Vrijwel het hele kleigebied
in het noordwesten van Brabant werd op die
manier aan de zee ontworsteld.
Door al die polders kwam de zee steeds verder
weg te liggen. De stad Breda had er belang bij
om de verbindingen met het buitenwater zo
kort mogelijk te houden en wilde de Mark bij
Terheijden daarom via een kanaal verbinden
met het Hollandsch Diep. Gezien de hoge kosten
die daarmee gemoeid waren, bleef het bij
dromen.
Nachtmerrie
Elders kwamen de plannen wel verder dan de
tekentafel. Tussen Heusden en Geertruidenberg
werd de Bergsche Maas gegraven, tussen
de Zuid-Willemsvaart en Oosterhout het
Wilhelminakanaal. De Mark bij Terheijden kreeg
weliswaar een verbinding met het buitenwater,
maar die liep via het nieuwe Markkanaal en de
oude Oosterhoutse haven naar de Amer. Dan
zitten we al wel in de twintigste eeuw.
In de vorige eeuw werd overigens ook heel
wat afgedroomd. Maar bij de plannen voor het
Moerdijkkanaal kun je misschien beter spreken
van een nachtmerrie. Het was de bedoeling
om een kanaal dwars door Brabant te graven
en zo Antwerpen aan een verbinding met het
Hollandsch Diep te helpen. Het voornemen
stuitte niet alleen op hevig verzet uit Brabant,
maar ook op die van concurrent Rotterdam. Het
plan werd pas in 1957 verlaten toen de aanleg
van de Deltawerken een ander tracé mogelijk
en wenselijk maakte. Antwerpen kreeg de
beschikking over het Schelde-Rijnkanaal.
Vervuiling
Het graven van al die kanalen was mogelijk en
zinvol, omdat Brabant industrialiseerde. De
industrialisatie had natuurlijk grote voordelen,
maar ook aanzienlijke nadelen. Met name de
suiker-, de vlas- en de leerindustrie zorgden
voor een enorme vervuiling van rivieren en
kanalen en erg veel stank. Het nadeel werd
heel lang voor lief genomen. De industriële
vervuiling was al een eeuw oud toen Brabant
besloot om al dat afvalwater via een grote
afvalwaterpersleiding naar de Westerschelde te
pompen en een waterschap te belasten met het
beheer.
De plannen voor een persleiding kwamen
precies op tijd voor Shell Chemie. Daar werd
zoveel afvalwater verwacht dat Industrieterrein
Moerdijk prompt als beginpunt voor de leiding
werd gekozen. Toen de Wet Verontreiniging
Oppervlaktewater de zuivering van afvalwater
verplicht stelde en daar een prijskaartje
aanhing, brachten Shell en de suikerindustrie
hun vervuiling razendsnel terug tot een
tiende van de oorspronkelijke prognose. De
Afvalwaterpersleiding die speciaal voor hen
was aangelegd, bleek al meteen veel te groot.
Gemeenten met eigen zuiveringsplannen
zagen zich gedwongen om die plannen op
te geven en hun afvalwater voortaan via de
Afvalwaterpersleiding af te voeren.
Piepjong maar eeuwenoud
In de loop van de eeuwen zijn de Brabantse
polders samengevoegd tot waterschappen. De
waterschappen werden tot grote waterschappen
gesmeed en in 2004 gingen ze op in het huidige
Waterschap Brabantse Delta. Het nieuwe
waterschap omvat West-Brabant ten westen
van Tilburg en ten zuiden van de Biesbosch.
Het is pas vijf jaar oud, dus piepjong, maar
de wortels van de organisatie reiken tot in
de middeleeuwen. Hoewel Brabantse Delta
zich graag presenteert als een moderne
organisatie, is het waterschap ook erg trots op
dat eeuwenoude verleden. Drie jaar geleden
nodigde het de historicus Jan van den Noort uit
om die geschiedenis te boek te stellen.
Zijn boek werd onlangs gepresenteerd in het
Kasteel van Breda en draagt de titel Langs de
rand van het zand, Waterstaatsgeschiedenis in de
Brabantse Delta. Het beschrijft de geschiedenis
van honderden waterschappen, het beheer
van duizenden polderpeilen, dijken en sluizen
en de zuivering van miljoenen kubieke
meters afvalwater. Het boek snijdt heel veel
onderwerpen aan, bezoekt vrijwel alle hoeken
van West-Brabant en beslaat een periode van
acht eeuwen.
in zo'n boek is het haast onvermijdelijk om te
verdwalen, ware het niet dat het ook een atlas
is. Dankzij een veertigtal duidelijke kaarten
blijft de reis door de tijd overzichtelijk. Het
heden is nadrukkelijk aanwezig in een vijftigtal
eigenzinnige foto's van Joop Reijngoud. Hij
brengt de grote verscheidenheid van ons
Brabantse land in beeld. Vormgeefster
Karin ter Laak heeft alle onderdelen vaardig
gecombineerd tot een boek dat recht doet
aan het rijke waterstaatsverleden van onze
provincie.
Jan van den Noort, Langs
de rand van het zand,
Waterstaatsgeschiedenis
in de Brabantse Delta. Het
boek kan worden besteld
bij de auteur, door 25 over
te maken op gironummer
3027000 t.n.v. Jan van
den Noort, Rotterdam.
Langs de rand van het zand
is ook verkrijgbaar in de
boekwinkel 25).
ISBN 978-90-8704-132-8.
De Waterschans 1 - 2010
42
43
De Waterschans 1 - 2010