ryr oj r-fl'"'- PvTfX uitmaakt en ats buitenstaander niet. In Bergen op Zoom heeft dit eeuwenlang heel letterlijk gegolden. Het middeleeuwse stadsrecht maakte onderscheid tussen poorters die over allerlei voorrechten beschikten (maar ook verplichtingen hadden] en toegang hadden tot het stadsbestuur, en met-poorters die met de nodige beperkingen wel in de stad konden verblijven, maar die nooit volwaardige Bergenaren waren. Ook de omwalling van de stad zorgde voor een duidelijk zichtbaar onderscheid tussen binnen en buiten. Succesvolle families wisten hun positie in het bestuur en in het sociaal-economische leven vaak generaties lang vast te houden, waarmee zij zowel naar hun eigen beleving als voor de buitenwereld 'echte' Bergenaren waren. Daar staat tegenover dat steden altijd en overal een grote aantrekkingskracht hebben op mensen uit hun omgeving. Van heinde en verre trokken mensen naar de stad om daar hun geluk te beproeven, of op zijn minst in de hoop op een betere toekomst voor hun kinderen. Anderen kwamen minder vrijwillig, zoals de talloze soldaten en officieren die het garnizoen van de stad bevolkten, maar ook zij woonden en leefden in de stad, kregen er kinderen en bleven er soms wonen nadat hun diensttijd erop zat. Misschien werden zijzelf en hun kinderen in hun eigen tijd nog als nieuwkomers en buitenstaanders beschouwd, maar na verloop van tijd werden ook hun nazaten Bergenaren als alle anderen. Wanneer iemand een 'echte' Bergenaar is, is een vraag waarop eigenlijk alleen een een subjectief antwoord mogelijk is. Het antwoord ligt besloten in de wisselwerking tussen zelfbeeld en het beeld dat anderen van de betreffende man of vrouw hebben en personen uit het verleden kunnen we hierover niet ondervragen. Ook daarom is het zinvol de vraag om te keren en juist te kijken wie er naar Bergen op Zoom toe zijn gekomen. Uiteraard gaat onze aandacht dan vooral uit naar diegenen die zich in de stad vestigden en er kinderen en kleinkinderen kregen en die daarmee hebben bijgedragen aan het weefsel van mensen dat de stad is. In een globaal overzicht dat hier volgt en in enkele detailstudies die later in De Waterschans zullen verschijnen, proberen we deze toestroom in beeld te brengen. Romeinse pottenbakkers, Keltische goden en vroegmiddeleeuwse heiligen Over de vroegste geschiedenis van Bergen op Zoom is weinig met zekerheid bekend, maar ook daarin lijken 'vreemdelingen' een rol te spelen. Archeologische vondsten wijzen zowel op een prehistorische bewoning van het gebied dat nu Bergen op Zoom is, als op bewoning in de Romeinse tijd. Het beeld dat uit dit schaarse materiaal oprijst is nog weinig consistent en laat ook niet toe om vast te stellen in welke mate hier toen al sprake was van continuïteit in de bewoning. In elk geval moeten we ons er niet toe laten verleiden bij de vondsten uit de Romeinse periode te denken aan de aanwezigheid van Romeinen in letterlijke zin. Wel onderging de lokale bevolking de invloed van de Romeinse cultuur en moet zij dus in contact hebben gestaan met de grotere wereld achter de eigen horizon. Zo lijkt de aanwezigheid van geschikte klei voor het bakken van aardewerk toen al een rol te hebben gespeeld. Er moeten toen (tweede/derde eeuw na Christus) pottenbakkers en handelaren naar Bergen op Zoom, of hoe de plaats toen ook heette, zijn gekomen. Waarvandaan weten we niet. Bijzonder is het heiligdom uit de Romeinse tijd dat bij recente opgravingen werd aangetroffen in de directe nabijheid van de Grote Kerk (Thaliaplein].1 Hoewel uit het gevonden materiaal niet kan worden geconcludeerd dat hier ook een (Inheems-Romeinse) tempel stond, was er wel een offerplaats waar kleine amfoortjes van lokale (of tenminste regionale] makelij werden geofferd in een venige plas. De archeologen vonden niet alleen een groot aantal scherven van dergelijke kruikjes en munten, maar ook een fragment van een pijpaarden beeldje dat kon worden geïdentificeerd als een afbeelding van de Gallische (Keltische) god Sucellus. De naam van die god betekent zoveel als 'hij die goed slaat'. Hij werd vaak afgebeeld met een grote voorhamer, maar ook wel met een stapel (wijn)vaten, en hij is geassocieerd met (alcoholische) drank. Dit laatste lijkt aardig te passen bij de gevonden amfoortjes. Niet ver hiervandaan en juist aan de andere kant van de kerk is bij graafwerk op het Zuivelplein een bronzen ring gevonden die mogelijk dateert uit de late ijzertijd of (waarschijnlijker) uit de Romeinse tijd.1 Op deze ring is een merrie met veulen afgebeeld en deze afbeelding laat zich vergelijken met andere afbeeldingen op bijvoorbeeld munten uit Frankrijk. Daaruit kunnen we concluderen dat hier sprake is van een verwijzing naar een Gallische godin met de naam Epona. Het Gallische woord epos betekent 'paard' en Epona werd vaak afgebeeld als een dame in amazonezit op een paard. Deze godin werd populair onder Romeinse cavaleriesoldaten. In beide gevallen gaat het om de meest noordelijke vondsten op het Europese vasteland die naar deze goden verwijzen. Zij wijzen erop dat Bergen op Zoom in de Romeinse tijd deel uitmaakte van een cultuurgebied dat (via de Schelde?) nauw was verbonden met meer zuidelijke streken die onmiskenbaar Keltisch waren. I./* Afb. 2. Enkele nieuwe poorters ingeschreven op 31 augustus 1487. Alle drie zijn linnenwever van beroep. Alleen van de onderste persoon, Wouter Janssen, is bekend waar hij geboren is, namelijk in Tongerlo. Voor elke nieuwe poorter moest iemand borg staan, hun namen staan ook geregistreerd. Detail van afb. 1. De Waterschans 1 - 2010 14 Afb. 3. Deze amfoortjes werden geofferd in het vennetje bij het Romeinse heiligdom. Foto Gemeente Bergen op Zoom, archeologische dienst. 15 De Waterschans 1 - 2010

Periodieken

De Waterschans | 2010 | | pagina 8