attributen die de chirurgijn voor de deuropening kruiselings over elkaar had gelegd: de kop van de tang op de dorpel en de bezemstok tussen de beide uiteinden van de tang. Andries had ook gezien dat Lisken toen zij met Jan naar buiten kwam, over de tang en de bezemstok was heengestapt.15 In huis was ook Trijnken Henricks, de vrouw van Niclaes Kets. Zij vertelde dat het kind van Thomas Reed inderdaad ziek in bed lag. Zij had ook gehoord en gezien dat het echtpaar wilde dat Lisken zou komen en dat Lisken, toen ze eenmaaldaarwas, doorde moederen de grootmoeder van het kind gedwongen werd het kind te zegenen, "haer vattende bijden arm, treckende ende stootende haer naert bedde daer het kindt lach".16 Blasijne Urbaens, die in de Potterstraat woonde, was eveneens op de verzamelde menigte afgekomen. Daar hoorde zij vertellen dat er bij Thomas Reed een vrouw in huis was die zijn kind had betoverd. Blasijne, klaarblijkelijk niet voor een kleintje vervaard, was naar binnengegaan en had, zo zij later verklaarde, gezien dat de Engelse barbier meester Kessel de aanwezige Lisken tweemaal zeer doordringend had aangekeken. Daarna had hij een stok gepakt. Waarom, dat wist ze niet. Wel had Blasijne bij het verlaten van het pand voor de deur een bezem en een tang kruislings over elkaar zien liggen. En de mensen die zij passeerde, had ze horen zeggen dat het Lisken de tovenares was die het kind had betoverd.17 Willem Willemsen Eggen had eveneens gezien dat een hem onbekende man, die later meester Kessel bleek te zijn, een bezem en een tang kruislings over elkaar voor de deur had gelegd. Kessel had daarna bij het slagvenster staan wachten tot Lisken het huis uitkwam en over de bezem en de tang was gestapt.18 Gedwongen zegening Plet kwam in de zestiende en zeventiende eeuw regelmatig voor dat men een toveres met geweld dwong tot zegening van haar slachtoffer. Volgens De Waardt nam het geweld tegen toveressen tussen 1590 en 1670 kennelijk een vorm aan die voordien onbekend was. Er zijn berichten over mishandelingen waarbij een vrouw opzettelijk werd verwond of zelfs vermoord. Vanaf 1670 verdween deze relatief recente gewelddadigheid weer van het toneel. De zegening was in de tussentijd zeker niet volledig in onbruik geraakt en werd sindsdien ook weer herhaaldelijk verlangd van vrouwen die verdacht werden van toverij. Daar kwam ook vaak geweld bij te pas, maar er vielen in de regel geen doden meer.19 Limineel aspect Meester Kessel dwong Lisken om ten overstaan van een groot publiek over een kruislings gelegde bezem en tang te stappen wat in feite neerkwam op het ondergaan van een heksenproef. Een zeer vernederende behandeling, die Lisken, gezien haar reactie om te gaan procederen, ziedend en ook ongerust moet hebben gemaakt. In plaats van een bezem en tang te gebruiken, gebeurde het ook wel eens dat men met krijt enkele kruisjes op de drempel tekende. Ook dat zou een toverkol ervan weerhouden de drempel te overschrijden. Wanneer men een bezem op de grond gooide voor de voeten van een toveres kon zij daar ook niet overheen stappen. Dit limineel (begrensd) aspect is volgens De Waardt ook te herkennen in het optreden van waarzeggers. Zij gaven hun klanten vaak het advies om de grenzen tussen hun woning (in Cornelia Simons geval is het een afgesloten kast) hermetisch af te sluiten door ramen en deuren stevig te vergrendelen. Vervolgens moesten bepaalde handelingen worden uitgevoerd, waardoor de verantwoordelijke toveres gedwongen werd te komen om te pogen deze grens te overschrijden (en daarna eventueel zo lang te worden geslagen tot zij de betoverde persoon had genezen).20 Lisken krijgt hulp van vrienden Lisken liet het er niet bij zitten: zij wilde haar naam gezuiverd zien van de reputatie een heks te zijn. Zij machtigde mr. Pieter van Oostrum, procureur voor de Raad van Brabant, om namens haar en haar man een proces te institueren tegen Thomas Reed, anders genaamd Wright, diens huisvrouw en haar moeder en tevens tegen meester Willem Kessel en alle anderen die haar van toverij hadden beschuldigd of nog mochten beschuldigen.21 Op 12 mei 1668 ondertekende een aantal bekende Bergenaren op verzoek van Jan van Balen en Lisken Pieters een door notaris Jan van Wesel opgesteld document waarin zij, vrienden, oud mederuiters en naaste buren van Jan en Lisken, verklaarden het echtpaar al meer dan twintig jaar te kennen en dat Jan en Lisken zich al die tijd voorbeeldig hadden gedragen. Erviel niets op hen aan te merken, behalve het feit dat Lisken onlangs van toverij was beschuldigd. Een van de ondertekenaars was lakenhandelaar Abraham Dierckssen de Geldre, in wiens huis Jan en Lisken dertien jaar hadden gewoond, Anderen die tekenden, waren bakker Aert de Vooght, zadelmaker Philips de Neve, beenhouwer Michiel Stevens, hoefsmid Henrick Craps, wagenmaker Pieter Janssen en Pieter Buijens, tavernier in het Wolffken. Pieter Buijens meende zelfs te moeten opmerken dat hij in hetzelfde dorp, Meerhout, was geboren en opgevoed als Jan van Balen en dat zij sindsdien altijd vrienden waren gebleven.22 Cornelia Simons Het verhaal over de waarzegster Cornelia Simons is grotendeels gebaseerd op verklaringen van betrokkenen, die door de notarissen Govaert Stempel en Adriaen vander Creecke minutieus zijn opgetekend. Voor de procesvoering moest worden teruggevallen op teksten in de Criminele Rol van de Griffie van Bergen op Zoom. Het dossier zelf is verloren gegaan. De aanvullende gegevens over Cornelia's leven na haar veroordeling werden aangetroffen in de Stadsrekeningen van het Archief van de Secretarie van Bergen op Zoom. Een verongelijkte notarisprocureur In oktober 1652, ruim twee jaar na de veroordeling van Cornelia Simons verzamelde zich bij notaris Vander Creecke een klein gemêleerd gezelschap, bestaande uit de pottenbakker Hendrick Anthonissen en zijn vrouw stadsvroedvrouw Sara Huijbrechts, bezemmaker Philips Dendermans en De Waterschans 3 - 2010 94 Afb. 7. De Nieuwe Markt uitkomend op de Moeregrebstraat circa 1955. Midden rechts de voormalige herberg Den Lusthoff. Collectie MHC. 95 De Waterschans 3 - 2010

Periodieken

De Waterschans | 2010 | | pagina 10