pottenbakker Hendrick Anthonissen. De eveneens aanwezige notaris Govaert Stempel had hen verzocht om hun bevindingen over de hele affaire, en het financiële aspect ervan in het bijzonder, door Adriaen vander Creecke te laten optekenen. Zo wist iedereen zich nog te herinneren dat eind 1649 - het kon ook begin 1650 geweest zijn - een oude, gebrekkige vrouw, alom bekend als waarzegster, publiekelijk had durven beweren dat Lisken Adriaens Mol, getrouwd met de in Kalmthout wonende pottenbakker Jan Anthonissen, de Bergse pottenbakker Gillis Philipsen had betoverd, nota bene een neef van haar man Jan. Het beduusde echtpaar was overdonderd door de zware beschuldiging die voor Lisken letterlijk levensbedreigend kon zijn. Ten einde raad en niet wetend wat te doen had Lisken haar familie aangesproken om de aangerichte schade te helpen herstellen en genoegdoening en eerherstel van haar goede naam te eisen. Vervolgens was zij met twee broers uit Breda en een familielid uit Antwerpen naar Bergen op Zoom afgereisd, waar het gezelschap in herberg Den Lusthoff met notaris Govaert Stempel had overlegd over de te nemen maatregelen om Lisken's naam gezuiverd te krijgen. De familie, in het bijzonder Lisken's broers, had de notaris verzocht om zijn uiterste best te willen doen en hem diverse keren beloofd, zowel in de herberg als ten huize van Anthonie Cornelissen, hem daarvoor naar behoren te zullen belonen. Geruggensteund door de stellige belofte van Lisken en haar kompanen dat hij voor zijn werk 'eerlijck' zou worden beloond, had Stempel zich met alle inzet op de zaak gestort en haar met de hulp van Willem van der Rijt, heer van Broechem jr., drossaard van Bergen op Zoom, tot een goed einde gebracht. Cornelia Simons had haar beschuldiging moeten herroepen. Verder had de rechtbank haar veroordeeld om aan de schandpaal te worden gezet, met al haar waarzeggerijattributen kapotgeslagen en verbrand: "omme tot spot van alle de weereldt op een schavot geset, ende alle haere craemerije ende vodden in stucken geslagen ende int vier [vuur] geworpen te worden". Om Lisken's gewonnen proces en herwonnen eer nog meer glans te geven, had notaris Stempel Lisken en haar man aangeraden om Gillis Philipssen en zijn vrouw en schoonzuster voor de burgemeesters van de stad te dagen, waar zij alle geuite beschuldigingen hadden moeten terugnemen. Stempel had op eigen kosten hiervan akte laten opmaken en een kopie ervan aan Lisken overhandigd. Anthonie Cornelissen gaf als reden voor zijn verklaring op dat hij zeer met Lisken's lot begaan was geweest en dat haar broers enkele nachten bij hem hadden gelogeerd. Philips Dendermans en Hendrick Anthonissen, respectievelijk zoon en schoonzoon van Sara Huijbrechts, vertelden dat zij bij een bezoek aan hun ouders daar Lisken's broers, het Antwerps familielid en notaris Stempel hadden aangetroffen en dat zij de logés duidelijk hadden horen beloven dat zij de notaris voor zijn inspanningen zouden betalen.23 De reden voor de gezamenlijke verklaring is duidelijk. Ruim twee jaar na Cornelia's veroordeling waar Govaert Stempel zich, volgens de getuigen, zo voor had beijverd, was de toegezegde betaling nog altijd achterwege gebleven. De aanleiding Als een vrouw werd beticht van toverij kon zij zich beter in een vroeg stadium teweerstellen. Zij of een namens haar optredende man kon namelijk ook zelf de personen die haar belasterden voor het gerecht dagen. Door zelf het initiatief te nemen, dwong zij degenen die haar beschuldigden hun woorden waar te maken.24 Govaert Stempel had op verzoek van Lisken Adriaens Mol die taak op zich genomen. In feite wilde Lisken Adriaens Mol slechts hetzelfde als Lisken Pieters: "satisfactie ende reparatie van eere", oftewel gezuiverd te worden van de beschuldiging een heks te zijn, ook wel een purge genoemd. De overheid besliste echter anders. De alom bekende waarzegster Cornelia Simons had met haar toverijbeschuldiging en de manier waarop zij de betovering wilde verbreken, ook wel onttoveren genoemd, teveel onrust onder de bevolking teweeggebracht. Temeer omdat zij, volgens getuigen, daarbij duidelijk de hulp van de duivel had ingeroepen. Een onvergeeflijke daad, die bij het bepalen van de strafmaat zeker van invloed zal zijn geweest. INGAANDE 17 MEI Het begon allemaal in december 1649 op de Dubbelstraat, waar Gillis Philipssen, eigenaar van pottenbakkerij Het Zeepeerdt zich al enige tijd niet lekker voelde. Naast problemen met zijn gezondheid waren er de zakelijke zorgen, zoals het niet op tijd kunnen betalen van de rekeningen. Anderhalfjaar geleden had de rechter hem nog bevolen om binnen drie weken aan Lenaerd Janssen Roeien een achterstallige vordering van ruim negenenzeventig gulden te voldoen.25 En dan was er de rekening van de Dortse handelaar in Keuls potlood Franchois opde Camp, die een maand daarvoor twee tonnen Keuls potlood had geleverd, onmisbaar voor het bakken van zijn potten. Of hij die nota wel op tijd kon betalen, was ook nog maar de vraag.26 Op 14 december, toen Gillis weer eens ziek in bed lag, werd het zijn vrouw Maijken Jacobs allemaal teveel. Was haar man werkelijk betoverd, zoals zoveel mensen zeiden? En zo ja, wie had het dan gedaan? Zonder anderen ervan in kennis te stellen, ook niet haar man Gillis, toog Maijken, samen met Cathelijne Anthonis, naar de befaamde waarzegster Cornelia Simons om zich te laten koppen (aderlaten) en waarzeggen uit haar bloed. De waarzegster woonde in het huis de Witte Deken in de Korenmarktstraat.27 Bij Cornelia in de Witte Deken Bij Cornelia aangekomen, sprak de vrouw, nog voor Maijken en Cathelijne iets hadden kunnen zeggen: "Gij komt niet om u te laten koppen, maar er zijn problemen en daarom komt gij." En tegen Maijken: "Uw man is betoverd!"28 Nadat Maijken zich door Cornelia had laten koppen, vervolgde de waarzegster, kijkend in het bloed: Zie daar ligt uw man. Hij heeft krulhaar en een litteken aan zijn kaak. Pas op! Uw man is dooreen onrechtvaardige hand aangeraakt. Uw man is betoverd!" En wijzend in het bloed: "Zie, daar staat de toveres. Ziet gij ze niet? Vertrouw op God. Ik zal hem wel helpen, met God. Gij moet drie aalmoezen geven, te weten: drie maatjes meel en bij elk maatje meel negen eieren. Geef ze aan wie gij wilt. Of breng ze bij mij, ik zal ze wel geven. Ik ben zelf arm genoeg." Cornelia ging verder: "Gij moet in naam van De Waterschans 3 - 2010 96 ■t UHITJE Afb. 8. Korenbeursstraat gezien richting Korenmarkt circa 1978. Op de plaats van Garage Swagemakers stond vroeger het huis de Witte Deken. Collectie MHC. 97 De Waterschans 3 - 2010

Periodieken

De Waterschans | 2010 | | pagina 11