Vervolgens zei ze: "Jan, ga naar beneden, want mijn bode is er. En als ik mijn bode gesproken heb, zal ik u weer roepen." Jan ging naar de kamer van Gillis die hem vroeg waarom hij naar beneden kwam. "Ze zegt dat haar bode bij haar is gekomen", antwoordde hij. Wat later riep Cornelia Jan weer naar boven. "Wel, hoe is het", vroeg hij, "zal de toveres nu komen?" Waarop de waarzegster antwoordde: "Neen, zij heeft haar been verstuikt, maar ik zal u waarschuwen als zij er is, zodat gij ze met uw eigen ogen zult zien. Soms gaat ze gekleed in een hondsschoten kiel, soms in een linnen kiel met een zwart lijfje en daarop een neusdoek. Soms ook in een nachtkleedje. Mijn bode vertelde mij dat de toveres drie weken geleden haar been had verstuikt en dat zij daarom niet kon komen. Maar, als zij genezen is of aan de beterhand, zal ik haar laten komen", verzekerde Cornelia." Ga ze dat beneden maar vertellen." "Maar zal de toveres nu ook kunnen pissen?", vroeg Jan. "Ja", zei Cornelia, "na haar belofte dat ze zal komen als ze genezen is, heeft mijn bode er voor gezorgd dat zij weer haar water kan maken." Jan bracht beneden verslag uit van wat er was gezegd maar werd door Gillis onmiddellijk weer terug naar boven gestuurd met de vraag: "Waar woont ze, buiten of binnen?" "Zij woont buiten", zei de waarzegster. Dit antwoord beviel de geagiteerde potten bakker helemaal niet. "Gij zult ze laten komen, of ik zal u op een schavot laten zetten!", riep hij naar de bovenzittende Cornelia. En sloot de tirade die volgde af met de woorden: "Breng haar het huis uit!" Een week later, op maandag derde kerstdag, ontving Cornelia in haar huis de Witte Deken de pottenbakker Jan Anthonissen uit Kalmthout, vergezeld van zijn vrouw Lisken Adriaens Mol en Huijbrecht Jacobssen met zijn vrouw Cathelijne Anthonis. De beide echtparen waren door Cornelia uitgenodigd om naar de Korenmarktstraat te komen en waren, zeer tegen de zin van Cornelia, vergezeld van Gillis Philipssen en Maijken Jacobs. De waarzegster had hen nadrukkelijk verboden dit echtpaar mee te nemen. Wat haar heeft bewogen om het Kalmthoutse echtpaar uit te nodigen, laat zich moeilijk raden. Mogelijk heeft zij haar beschuldiging willen herroepen, maar niet in het bijzijn van Gillis en Maijken. Hun aanwezigheid werkte in ieder geval averechts. Cornelia hield voet bij stuk en herhaalde nogmaals in ieders aanwezigheid: Lisken Adriaens Mol was de toveres die Gillis Philipsen had betoverd! Twee dagen later begon notarisprocureur Govaert Stempel op verzoek en instantie van Willem van der Rijt jr., drossaard van Bergen op Zoom, met het op schrift stellen van de verklaringen van alle betrokkenen personen.31 De pottenbakkers sluiten vrede Jan Anthonissen uit Kalmthout deed wat Govaert Stempel hem had geadviseerd. Hij daagde Gillis Philipssen en Huijbrecht Jacobssen met hun beider vrouwen voor de heren burgemeesters van Bergen op Zoom. Op 8 januari 1650 werd officieel de vrede tussen de pottenbakkersfamilies getekend. Gillis en Huijbrecht ontkenden ten stelligste in onheuse bewoordingen over Jan's echtgenote gesproken te hebben. Lisken was in hun ogen een zeer fatsoenlijke vrouw op wie niets viel aan te merken. De gedaagden stemden toe dat hiervan akte werd opgemaakt ten dienste van het gekwelde echtpaar.32 Op dat moment zat de veroorzaakster van alle rumoer, waarzegster Cornelia Simons, een oude vrouw van 88 jaar, opgesloten in de Gevangenpoort in bange afwachting van de uitspraak van de Vierschaar. Rechtspraak te Bergen op Zoom In de rechtspraak werd, net als nu, onderscheid gemaakt tussen criminele en civiele zaken. Criminele zaken hadden betrekking op alle daden waarop lijfstraffen stonden. Civiele zaken waren in principe rechtsgedingen tussen burgers. De belangrijkste toezichthouders op gezag en orde waren de drossaard en de schout. De drossaard was algemeen vertegenwoordiger van de heer in Stad en Land van Bergen op Zoom. Onmiddellijk aan hem ondergeschikt was de schout, die in de oudste periode optrad als rechtsvorderaar, te vergelijken met de huidige officier van justitie, maar ook als opsporingsambtenaar, in onze termen: commissaris van politie. Vanaf 1585 werd in Bergen op Zoom de functie van drossaard en schout door dezelfde persoon bekleed. Als rechters traden de schepenen op. Zij vormden de magistraat of 'binnenraad' en waren zowel de rechtbank (schepenbank) als het dagelijkse bestuurvan de stad. De schepenen hadden rechtsmacht over alle poorters, of die nu binnen of buiten de stad woonden, maar ook over andere inwoners die geen poorter waren. Hun aantal bedroeg oorspronkelijk zeven, later negen. De stad kende twee burgemeesters. Een van hen werd door schepenen uit hun midden verkozen en heette 'burgemeester binnen de bank'. Deze Afb. 10. De Dubbelstraat werd in de volksmond ook wel de Potteriekes' genoemd vanwege de vete potmakers die er eeuwenlang gevestigd waren. Op de foto personeel van pottenbakkerij de 'Duijsent Vreesen' circa 1910. Collectie MHC. De Waterschans 3 - 2010 100 Afb. 11. De Gevangenpoort gezien vanuit de Rijkebuurtstraat circa 1935. Collectie MHC. 101 De Waterschans 3 - 2010

Periodieken

De Waterschans | 2010 | | pagina 13