weeshuis. Die dank zij de voorspraak van
ouderling Matthijs Maten een aanstelling
had gekregen als ziekentrooster, maar
wiens gedrag Maten meermalen had doen
verzuchten dat die aanbeveling de grootste
vergissing van zijn leven was geweest. Eliot's
vrouw had, toen zij enige goederen miste,
een toveres geraadpleegd en vervolgens
meester Adriaen Dresselaer's echtgenote, een
vrouw van onbesproken gedrag, van diefstal
beschuldigd. Adriaen had daarover een klacht
ingediend bij de burgemeester, die de klacht
had doorgespeeld "daersulcx behoorde",
maar waarmee tot op heden - de brief dateert
van 26 maart 1658 - nog niets was gedaan.
Het stadsbestuur had de vrouw wel gestraft
door haar man Thomas Eliot zijn verzochte
eindejaarsextraatje van 25 gulden te weigeren.48
De brief maakt duidelijk wie de geraadpleegde
toveres was: een vrouw die door de magistraat
in het pesthuis van de mensen afgezonderd
werd gehouden, oftewel Cornelia Simons. De
befaamde waarzegster, hier toveres genoemd,
was er wederom in geslaagd om zelfs vanuit
haar isolement en in haar laatste levensjaar
voor de nodige onrust te zorgen.
De klacht van Adriaen de Dresselaer is nooit
in behandeling genomen. Noch door de
kerkenraad, noch door de drossaard.
Late toverijbeschuldiging
Een toverijbeschuldiging als surplus op andere
misdaden die de verdachte had begaan, werd
nog in de tweede helft van de zeventiende eeuw
gehanteerd door de openbare aanklager in de
strafzaak tegen Helena Michielsen. Helena
zou in 1666 op het kasteel te Wouw niet alleen
de zogenaamde Munsterse troepen van eten
hebben voorzien en de buit hebben verborgen
die de bende bij elkaar had geroofd. Zij was
volgens de aanklager ook "een persoon berucht
ende befaempt van oneerlijck ende goddeloos
leven ende bovennatuerlijcke consten te hebben
gedaen ende te connen doen". Hij eiste dat
Helena publiekelijk geschavotteerd, gegeseld,
gebrandmerkt en daarna verbannen zou
worden. De rechtbank hield het bij zeven jaar
verbanning. De toverijbeschuldiging werd in het
vonnis wijselijk achterwege gelaten.49
Conclusie
Volgens De Waardt is de Nederlandse traditie
van scepsis en twijfel onder de geletterden
van fundamentele betekenis geweest voor
het vrijwel geheel achterwege blijven van
massale toverijvervolgingen in deze gewesten
en - naast andere omstandigheden - voor de
vroege beëindiging ervan in de Republiek.
Daarmee was volgens hem het geloof in toverij
nog niet verdwenen. In de jaren vijftig van de
zeventiende eeuw werden in het gewest Holland
weer opvallend veel toverijbeschuldigingen
geuit. Buiten de grote steden toonden de leden
van enkele plaatselijke schepenbanken enige
onzekerheid over de te kiezen opstelling. Het
kwam niet tot een formeel toverijproces, maar
een klein aantal magistraten liet merken nog
wel degelijk te geloven dat toverij mogelijk
was. Dit was echter de laatste heftige opleving
van het toverijgeloof in Holland in de door De
Waardt onderzochte periode. Na 1670 werden
toverijbeschuldigingen een steeds zeldzamer
verschijnsel. De overheid toonde ook weinig
belangstelling voor de beschuldigingen die af en
toe nog werden geuit.50
De Waardt's conclusie wordt deels
bevestigd door de onderzoeksresultaten in
Bergen op Zoom, een stad die buiten het
onderzoeksgebied, het gewest Holland lag.
Lisken Pieters werd in 1648, tijdens de laatste
heftige opleving van toverijgeloof, ervan
verdacht een toveres te zijn. Ruim een jaar
later, eind december 1649, werd waarzegster
Cornelia Simons in afwachting van haar proces,
opgesloten in de Gevangenpoort.
Acht jaar later valt er bij de Bergse magistraat
enige ergernis te bespeuren, omdat noch de
Hervormde Gemeente noch de drossaard actie
ondernam tegen Cornelia Simons, door dezelfde
magistraat in haar brief aan de Staten-Generaal
een toveres genoemd. Het Bergse stadsbestuur
behoorde klaarblijkelijk tot het kleine aantal
magistraten dat in 1657 nog in toverij geloofde.
In 1666, had de Bergse aanklager in het proces
tegen de van diefstal en heling verdachte
Helena Michielsen de beklaagde nog van
toverij beticht. Een aantijging die, gezien het
vonnis, toen niet meer serieus werd genomen.
Onder de bevolking lijkt volgens De Waardt het
toverijgeloof sindsdien sterk te zijn verzwakt.
Mogelijk ook in Bergen op Zoom. Ook hier heeft
de bevolking lange tijd geloofd in toverij en
behekste vrouwen, in de macht van de duivel en
de wijsheid van de waarzegster. Ook hier was er
de angst om als heks te worden aangemerkt.
Het leidde in Bergen op Zoom in de zeventiende
eeuw slechts tot één veroordeling wegens
toverij gevolgd door de strafvoltrekking ervan
op de huidige Grote Markt: de veroordeling van
waarzegster Cornelia Simons.
Noten:
De Waterschans 3 - 2010
108
1. Rooy, H.C.M. van, Heksen en heksenjacht. AO-reeks
2077. Lelystad (19851.
2. Waardt, Hans de, Toverij en samenleving. Holland
1500-1800. Stichting Holland Historische Reeks.
Den Haag (1991).
3. Mooij, Charles C.M. de, Geloof kan Bergen verzetten:
reformatie en katholieke herleving te Bergen op Zoom,
1577-1795. Hilversum (1998), 390.
4. De Waardt (1991), 235.
5. Markiezenhof Historisch Centrum (MHC), Bergen op
Zoom. Notarieel Archief Bergen op Zoom (NA)
inv. nr. 43, 31 okt. 1648.
6. MHC, NA, inv. nr. 44, 25 maart 1650. Caronnie: totebel,
vuil wijf (Fr.).
7. MHC, NA, inv. nr. 157, 3 aug. 1671.
8. MHC, NA, inv. nr. 153, 6 sept. 1667.
9. De Waardt (1991), 54.
10. Ibidem (1991), 68.
11. Ibidem (1991), 136.
12. Ibidem (1991), 102-103.
13. Ibidem (1991), 131.
14. MHC, NA, inv. nr. 41, 31 okt. 1646.
15. MHC, NA, inv. nr. 43, 10 febr. 1648.
16. Idem.
17. Idem.
18. Idem.
19. De Waardt (1991), 215.
20. Ibidem, 144.
21. MHC, NA, inv. nr. 43, 11 maart 1648.
22. Ibidem, 12 mei 1648.
23. MHC, NA, inv. nr. 102, 25 oktober 1652. Herberg
Den Lusthoff, waar het besluit was gevallen om
te gaan procederen, stond aan de zuidzijde van de
Moeregrebstraat, tegenover de Nieuwe Markt en
grensde met de tuin aan de Gevangenpoort.
24. De Waardt (1991), 102-103.
25. MHC, Archief van de Griffie, inv. nr. 674, fol. 21.
26. MHC, NA, inv. nr. 45, 26 april 1651.
27. Nu de Korenbeursstraat. Het pand lag aan de
oostkant van de Korenbeursstraat op de hoek van het
huidige Korenbeursplein.
28. De tekst is deels weergegeven in de huidige
spellingsvorm en huidig taalgebruik.
29. De Waardt (1991), 70-73
30. Pottenbakkerij het Zeepeerdt stond achter op de
Dubbelstraat (nrs.74-88) Bron: Willem van Ham
Cees Vanwesenbeeck, Gids voor Oud Bergen op Zoom.
Antwerpen Haarlem (1983), 246.
31. MHC, NA, inv. nr. 73, 29 december 1649. Zie opmerking
noot 28.
32. MHC, Archief van de Griffie, inv. nr. 674, fol. 25.
33. Ham, Willem van. 'Recht en rust volgens het oude
bestel' in: Willem van Ham Cees Vanwesenbeeck, De
Bergse politie voor recht en rust. Bergen op Zoom (1992)
9-65. Zie ook: W.A. van Ham: Bestuur en Rechtspraak
te Bergen op Zoom. Bergen op Zoom (1976).
34. MHC, Archief van de Griffie, inv. nr. 48.
35. Ibidem, 24 januari 1650.
36. De Waardt (1991), 146.
37. MHC, Archief van de Secretarie 1397-1810 (SA),
inv. nr. 816.
38. MHC, Archief van de Raad en Rekenkamer, inv. nr. 944,
fol. 20v. Archief van de Griffie, inv. nr. 48, 2 november
1650.
39. MHC, NA, inv. nr. 100, 22 november 1650.
40. MHC, SA, inv. nr. 5063, 6 september 1651.
41. Zie noot 30.
42. MHC, SA, inv. nr. 36, 4 september 1597. Ten tijde van
de inname van de stad door de Fransen, in 1747,
stond het pesthuis er nog. Volgens de schadelijsten
was er bij de stadsgebouwen sprake van een
beschadigde 'schutting tussen gast- en pesthuis';
in de Klaverstraat wordt 'het pesthuis' en 'naast
het pesthuis' genoemd. Zie: P. Meijer 'Duizend(en)
bommen en granaten' in: De Waterschans' 27
(1997) 114 e.v.
43. MHC, SA, inv. nrs. 815 t/m 820.
44. MHC, SA inv. nrs. 820 en 1072, 5 februari 1657.
45. MHC, SA, inv. nr. 1079, nr. 24.
46. Ibidem, nr. 29.
47. MHC, Archief van de Hervormde Gemeente,
inv. nr. 1, 6 mei 1657. Zie ook: De Mooij, Geloof kan
Bergen verzetten, blz. 389.
48. Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage. Archief van de
Staten-Generaal, inv. nr. 12548.367.
49. MHC, Archief van de Griffie, inv. nr. 48, 25 mei en
6 september 1666.
50. De Waardt (1991), 277-279.
109
De Waterschans 3 - 2010