VERDEDIGING
OF
AFBRAAK?
toebrengt), zijn over alles heen reikende feiten
kennis en belezenheid, en zijn meeslepende stijl
maken dit boekje tot een klein meesterwerk in
zijn soort. Ruzie en ellenlange debatten heeft
dit boekje ontketend, voor- en tegenstanders in
het geweer geroepen, maar niemand heeft kans
gezien deze ridder uit het zadel te werpen. In de
recensies blijkt hoezeer dit boekje een teeken
van tegenspraak is geworden."
Als voorstander van het volksfeest beweerde
Anton van Duinkerken in zijn Verdediging van
Carnaval: "Niet wie carnaval viert is veroordeeld
een barbaar te worden, maar wie deze viering
op zichzelve verwerpelik acht, heeft grote kans
het reeds te zijn." In 1931 reageerde mijn vader
op de in 1930 anoniem verschenen Limburgse
brochure van de tegenpartij: Carnaval! Kermis!
met het gedicht 'De puriteinen'.
Uit de tijd van de 'Verdediging' stamt het
onvoltooide gedicht 'Fin de Carnaval', waar
mijn vader schijnbaar geen sonnet van wist
te maken en dat daarom nooit tot publicatie
kwam.
Fin de Carnaval
Den middernacht voorbij keerden de gasten
Langzaam naar huis, een enkel paar bleef dralen
Bij de piano, doch de Groote Vasten
Hing grauw onder het licht der holle zalen.
Toen sloeg de muzikant als om te scheiden
Enkele toetsen aan. Er dansten klanken
Weg naar het raam, den vriesnacht in. De beiden,
Die bleven, huiverden en wilden danken
Maar draalden, tot hun armen weer elkander
Omhelsden en hun schuifelende voeten
- Waarlijk voor 't laatst -
Als gevolg van de crisisjaren liep de verkoop
van de brochure na 1928 steeds mindervlot
en in 1937 werd de prijs verlaagd tot 90 cent.
In 1942 werden er 67 exemplaren verkocht.
Toen in oktober 1941 De Gemeenschap van
directeur Henri Nelissen te Bilthoven overging
in de handen van Het Spectrum te Utrecht
werd de restpartij van Verdediging van Carnaval
voorzien van een ander omslag, mogelijk naar
typografisch ontwerp van Charles Nypels, met
op de achterzijde van het boekomslag K-2350
gedrukt. Dit nummerwas nodig om, vanwege
de papiertoewijzing onder de Bezetting, de
verkoop ongehinderd door te laten gaan.
In 1946 publiceerde mijn vader in Ruim Baan:
'De beteekenis van Carnaval', waaruit het
volgende citaat: "Er schuilt in de Carnavals
vreugde een schril element. Alom is deze
vreugde een dolle uitgelatenheid, doch steeds
tegen de achtergrond van den veertigdaagse
Vasten. Verkleedpartijen en maskerades verzin
nebeelden de bedrieglijke schijnbaarheid van
alle pracht, die ons in het leven omringt. Wij
zullen er eenmaal afscheid van moeten nemen.
Van ons eigen vlees zullen wij eenmaal afscheid
moeten nemen. Aan alles moeten wij voor
bijgaan als vreemdelingen, ongekenden en
onkenbaren. Deze grondgedachte, zo passend
aan den vooravond van de Vasten, werpt
een bijzonder licht op den Carnavals-dans,
die hierdoor het groteske, het dolle en toch
omfloerste karakter krijgt van een dodendans."2
Van Duinkerken geridderd
In februari 1951 ging ik als klein ventje mee
naar Bergen op Zoom. Wat een feest om zoiets
mee te maken! De reusachtige optocht met
confetti en serpentines, het kindercarnaval
en als ongeëvenaard hoogtepunt de plech
tigheid waarbij mijn vader in de overvolle zaal
van Thalia tot ridder in de orde van de Gouden
Krab werd geslagen.
Met plezier lees ik terug in een uitvoerige
brief van 7 februari 1951 hoe mijn vader vanuit
Amsterdam de 'Raad van Carnaval' dankte
voor de hele Bergse ontvangst en speciaal voor
het eerbewijs bij de sluiting: "Het is alles even
onvergetelijk voor ons. De tijdnood, waarin
wij geraakten bij de sluiting van het zo schit
terend verlopen Carnaval van dit jaar deed
mij de toespraak, die van mij verwacht werd,
samentrekken tot enkele volzinnen. Ik meende,
de Prins en U allen een dienst te bewijzen door
mij aldus te regelen naar de klok in plaats van
overvloedig te herhalen, hoe ikzelf, maar niet
minder mijn vrouw en mijn zoontje Bernard
genoten hebben van dit heerlijke feest.
Eindelijk bedank ik U ook voor de opneming in
de ridderorde van de Gouden Krab. De echte
ridderorden vonden hun oorsprong bij dit soort
hartelijke onderscheidingen van mensen in een
overzichtelijke samenleving. Men beloonde de
verdiensten, die men kende en waardeerde.
Wat mij betreft, mijn verdienstelijkheid is
op zijn hoogst geweest, dat ik in 1928, toen
het volksfeest werkelijk bedreigd werd door
wanbegrijpende tegenstanders, besefte welk
een goed ding men prijsgeven zou door de
mogelijkheden ter viering van Carnaval weg te
nemen. Mijn besef is juist gebleken, maar dit
is niet aan mij te danken, doch aan degenen,
die begrepen, wat er nodig was om het feest
feestelijk te laten zijn en blijven. Gij hebt dit
begrepen. Een schrijver wordt liever begrepen
dan bewonderd, geloof mij. Hartelijk dank voor
Uw goed begrip van de zaak, die ik verdedigde."
In 1953 kijkt mijn vader nogmaals terug op zijn
'Verdediging' in de Nijmeegse Carnavalskrant
met als titel: 'Geen verdediging van carnaval
meer'. "Voor mij is Carnaval van 1953" - zo
schrijft hij - "op zijn manier een jubileum,
want het is precies 25 jaar geleden, dat ik
op de Carnavalsdagen zelf, of eigenlijk in
hetgeen ervan de nachten overbleef, mijn
boekje "Verdediging van Carnaval", schreef.
Toentertijd moest je als nette jongen zoiets niet
DE PURITEINEN
Zij moraliseren ons al te zeer!
Wij horen dat glimlachend aan,
Zo veel deugd bij zo weinig eer
Kan toch niet lang bestaan.
Ook wij krijgen iedere zondag een preek.
De hemel gaat ons boven al,
Maar wij vrijen de hele kermisweek
En wij dansen op carnaval.
Als iemand daar iets op te zeggen heeft,
Hij tone zijn vuist daarbij:
- Een man, die zijn man staat, is waard dat hij leeft,
De rest is huichelarij
Afb. 5a. 'De puriteinen'. In: De Gemeenschap, 7 (19311, nr.
5-6, mei/juni 1931, p. 230. Gebundeld in: Hart van Brabant,
p. 76. Herzien opgenomen in: Verzamelde gedichten, p. 86.
#**4
c/tC, cLa. Cci r
Xl Tvfx' at qI l,x. vt, iroosé Cj kJZx, ol^-, gUl GL-ibjh**»
<V~ CL*>-< £u,c4 AA-> A-1 yS O-Ov
oCt OU,n£. aU £re-*-Cl.
c^a-u^o o^cu ttx -tccejb °i» hrtru s.cUt^.
foX, sio^ OU-vuu^-tz. aA
SvA-UXe Ae-t-U A,
,•1 kixAz a a
/VJLg cu, .ju UzoU.,
V) Jl 6 7 f f C An
■Atck-Or abv Ijyfj Au, CLA.AAJ- A, (hJULXj
A, Ac-, SzLcU/^Jul^oU.
/Va-cy.vorr'i 7o.aC,i
Afb. 6. Handschrift in zwart potlood door Anton van
Duinkerken op een half drukproefvel van de Camera
Obscura. Circa 1930. (AvDcollectie Letterkundig Museum,
bruikleen Bernard Asselbergs, Amsterdam!.
CENTRAAL BUREAU VAN VOOR EER EN DEUGD,
ROERMOND
Afb. 5b. Carnaval! Kermis! Verdediging of afbraak?
Centraal Bureau van 'Voor Eer en Deugd', Roermond,
Roermond 1930. Anoniem.
De Waterschans 4 - 2010
140
Afb. 7. Anton van Duinkerken als peetoom van het 30.000ste
kulleke voor het stadhuis te Bergen op Zoom. Uit: Anton van
Duinkerken. Een veelomvattend mens. Mariëlle Polman
(red.1 Stichting Zuidelijk Contact, Tilburg 2003, p. 34. Foto:
H. Tobias, 7-3-1951.
141
De Waterschans 4 - 2010