gebleven. Toen Jan van Giels in 1963 als Prins stopte, is mijn vader de Stichting uitgegaan. Mijn moederwas een enorme carnavalsvierder. Die kwam van Halsteren. Ik heb het dus met de paplepel binnengekregen. Ik was met het carnaval ook nooit bij mijn ouders, want ik was altijd bij mijn grootmoeder in Halsteren. Mijn moeder was aan het dweilen en mijn vader zat bij de Stichting Vastenavend. De 'zesdaagse' heette dat vroeger. Die waren 'zesdaagse' aan het houden. Mijn eerste carnavalsherinneringen zijn dus van Halsteren. Ik ging altijd naar de intocht en de optocht in Bergen op Zoom, dat wel. Mijn grootmoeder nam me dan mee. 's Nachts lag ik op bed in de Dorpsstraat en ik kan me al die geluiden nog herinneren, van die late trompetjes, zingende mensen en gepraat en zo." Het carnaval in de jaren twintig en dertig Bergen op Zoom was sinds 1566 een garni zoensstad. Officieren en soldaten maakten eeuwenlang deel uit van het stadsleven en het verenigingsleven. Het garnizoen was ook betrokken bij de carnavalsviering en leverde de Prins. Lang werd deze rol vervuld door officier Warringa. Koert: "Warringa was waarschijnlijk protestants. Sprak ook hoog-Hollands. Dat is in Den Bosch nog steeds gebruikelijk. Daar is de Prins per definitie een uit Holland afkom stige protestant. De hoveniers van Sociëteit "De Vrijheid" hadden de mogelijkheden om zo'n optocht te organiseren. Ze hadden paarden en een kar en hadden in de winter weinig te doen. De kermis- mensen hadden de vaardigheid om poppen te maken en de mechanieken in elkaar te sleu telen. De optocht was voor de oorlog al groot hier." In 1921 vormde toneelvereniging TOG een carnavalscomité dat de organisatie van de intocht en de optocht voor zijn rekening nam. Men koos een Prins en formeerde een Leutige Ploeg, aangevoerd door de Grootste Boer. Deze laatste hield bij de intocht van de Prins op zaterdagmiddag een toespraak vanaf de kiosk op de Grote Markt. Het comité zorgde voor een deskundige, onafhankelijke jury die de wagens en de groepen in de optocht beoordeelde en prijzen toekende. Veel elementen in de tegen woordige viering vinden hun oorsprong in de opzet van het feest zoals dat door het comité van TOG bedacht is, onder andere de Grootste Boer, de intocht en de optocht op dinsdag middag. De Leutige Ploeg stond model voor de Boereploeg. In de jaren twintig en dertig gingen er stemmen op om het carnaval af te schaffen, met name bij de geestelijkheid. Die vonden het een losbandig feest. Als reactie hierop schreef Anton van Duinkerken in 1928 zijn Verdediging van Carnaval. Kees Becht kreeg het te lezen en zei hierover het volgende. Kees: "Ik las in de dertiger jaren de Verdediging van Carnaval en wat me bijbleef was een van de stellingen 'waar het gevoel van saamhorigheid bron van vreugde is, kunnen bergen verzet worden'. Dat zie je nog altijd. Het zich samenvoelen, ofwel in een dweilbandje ofwel een bouwclub of wat dan ook, dat geeft het gevoel van saamho righeid en blijheid." Koert: "In het boek Brabantse herinneringen van Anton van Duinkerken zit een mooie scene van zijn eerste carnaval in Thalia, waar hij aan de champagnebar een meisje ontmoette. Bevrijd van zijn vroegere roeping tot priester en verliefd, riep dit het nodige op. Die nacht begon hij aan zijn Verdediging van Carnaval [vóór Aswoensdag was het vlugschrift af. YKj. Dit geeft goed aan hoe carnaval gevierd werd voor de oorlog. Dat was voor het gegoede volk vooral een sociëteitsfeest dat tot in de vroege uurtjes doorging. Voor het gewone volk was er de intocht, de optocht, dweilen en soms wat kattekwaad. Dat laatste was vervelend. De overheid probeerde daar iets aan te doen, de kerk ook, met het veertig- urige gebed voorafgaand aan de veertig dagen vastentijd. Er was heel veel tegen carnaval." Nederland was een verzuilde maatschappij en iedereen behoorde in zijn zuil te blijven. Kees Becht heeft hier nare herinneringen aan. Kees: "Mijn vader wilde dat ik naar het gymnasium ging, maar dat was er niet in Bergen op Zoom, dus ging ik naar Roosendaal, Afb. 2. Officier S. Warringa was Prins Carnaval van 1921 tot 1939. Collectie MHC. De Waterschans 4 - 2010 156 Afb. 4. De jury van de optocht van 1934. Bovenop kiosk: fotograaf Magnée met zoon. Bovenste trede trap: Goof van der Vaart en Jan Janvier. Een trede lager: mevrouw Warringa Iechtgenote van de PrinsI, mevrouw Van der Afb.5. Carnaval Boogaart. Onderste rij: Willem Becht, mevrouw Hartog, 1934 met Hans van Gruting Inotarisl en Jan Bakker. programma in Sociëteit Thalia. Collectie MHC. Afb. 3. Carnaval in de jaren twintig, Collectie MHC. 157 De Waterschans 4 - 2010

Periodieken

De Waterschans | 2010 | | pagina 19