bij de Pontiaansvloed in 1552. Voor het herstel waren vijf jaren nodig! Het valt aan te nemen dat toen de gehele westgevel en aangrenzende delen van de noord- en zuidgevels verloren zijn gegaan, evenals tenminste het grootste gedeelte van het maatwerk. Dat verklaart dat in de archiefstukken sprake is van het maken van een nieuwe watermolen. In 1556/57 bleken de geraamde herstelkosten met 2709 carolus- guldens overschreden te zijn.29 De schade is in het nog bestaande gevelwerk herkenbaar: het oorspronkelijk werk is uitgevoerd in geel- genuanceerde baksteen, de herstellingen in rode. In die herstelperiode was het bij uitzon dering toegestaan handmolens te gebruiken. Toen de molen weer in bedrijf gesteld kon worden, werd dat gebruik weer ten strengste verboden. Met het gebruik van de handmolens zou immers de cijns op het malen ontlopen kunnen worden. Om de schade bij de vloed van 1552 te beperken, had men een schip tussen de twee torens bij de Sint-Jacobsbrug (de brug over het havenkanaal bij de eerder vermelde Sint-Jacobspoort) laten zinken. De torens liepen echter zodanige scheuren op dat zij instortten. Niet geheel duidelijk is wat met de 'torens' bedoeld is. In eerste aanleg doet het denken aan torens aan weerszijden van de ingang, zoals die aan het eind van de binnen haven stonden. Op de kaart van Jacob van Deventer uit 1565 is daar echter niets van terug te vinden. Waarschijnlijk betreft het hier twee ronde bruggenhoofden van de mogelijk toen nog houten Sint-Jacobsbrug. Om houwer en molen bij hoge vloed te beschermen werd de dijk verhoogd en moest een hoger geplaatste schuif in de vloeisluis aangebracht worden, zodat het water in de houwer niet verder zou kunnen stijgen. Een hoge vloed op Sint-Nicolaasdag 1572 leidde er toe dat de 'vleuge' [sluis- of vloeideur?] aan de zuidzijde van de molen weggenomen en opnieuw opgemaakt werd. Er werden grote ankers aangebracht door de muren. Ook beide tongen naast de stroomgeulen moesten hersteld worden, evenals een houten kaai westwaarts. Een aardige bijzonderheid is, dat in 1612 het glas van de kamer van het huis vernieuwd is, terwijl dat van de keuken toen vermaakt is.30 Al die schades overziend is het niet zo verwon derlijk dat aan de waterzijde voor het woonhuis grote massief gemetselde baksteenblokken aangetroffen zijn, wel 2x2 meter in oppervlak. Ook in de zeventiende eeuw zijn er regelmatig uitgaven voor onderhoud en herstellingen, maar nooit zo dramatisch als de schade van 1552 [dat kan overigens ook komen door hiaten in de archieven]. Ook uit andere bronnen is bekend dat met name in de zestiende eeuw grote schaden door stormvloeden opgetreden zijn. De vele herstellingen hebben een breed scala aan bouwsporen in gevels en balklagen achtergelaten, waarbij de herstellingen na de Pontiaansvloed en de eind negentiende- eeuwse bepleistering de markantste zijn. Herstellingen van schade in de vestingperiode Door vijandelijk kanonvuur tijdens de bele gering door Spinola in 1622 waren er gaten in de houwerdijk ontstaan, deze keer eens een schade die niet door stormvloeden veroorzaakt was.31 In 1660 kreeg eenieder die puin wilde storten, alsmede schervenafval van de pottenbakkers en koolas van de brouwers, de opdracht die te storten vanaf de hoek van de punt van de watermolen tot aan de Sint-Jacobspoort.32 In datzelfde jaar is er een inspectie van het molenwerk uitgevoerd. Blijkbaar was toen het metselwerk van vooral de middelste tong of wand tussen beide maalsluizen door uitspoelen zover vergaan, dat het rad van de roggemolen de krachten niet goed meer naar binnen kon overbrengen. De as werd niet voldoende op zijn plaats gehouden. Zware ijsgang in de komende winter zou tot instorting kunnen leiden. Als noodvoorziening, ook om het rad weer te laten functioneren, werden de dekstenen met ijzeren krammen verankerd.33 In het jaar daarop werden de tongen hersteld en werden het waterrad van de roggemolen en het kamwiel van de tarwemolen vernieuwd.3/1 Enkele vergane balken werden vervangen, terwijl een 'ingesoncken' zoldering hersteld werd. Bij een herstelling in 1669, waarvoor natuur steen geleverd werd door de ook van werken elders in de stad bekende steenhouwer Milander, werden twee 'kistdammen' gemaakt om het water van de molen te weren. Wegens stilstand van de molen werd de pachter 120 carolusgulden van de pachtsom kwijt- De Waterscharis 1 - 2011 20 gescholden.35 Twee jaar later betaalden de Staten-Generaal een vergoeding van 3000 gulden aan de markiezin voor door haar gemaakte kosten voor het herstel van het molenwater, voor het maken van een nieuw stenen riool door de vestingdam en voor het maken van een nieuwe houwerdijk. Deze werken waren het gevolg van de aanpassing van de vestingwerken, die onder verantwoor delijkheid van de Staten stonden.36 Een nieuwe ijzeren waag werd in 1661 in de Watermolen opgehangen. Verder waren er reparaties aan de 'houckmuer' van de Watermolen en aan het 'schothuis' en werden er twee nieuwe vleugels in de sluis van de houwer aangebracht. Een jaar later werden twee nieuwe zolders in de molen aange bracht.37 Mogelijk is bij die gelegenheid de kap ingrijpend vernieuwd. De inmiddels tweemaal hergebruikte spanten zouden daarvan de getuigen kunnen zijn. De toenmalige pachter was nalatig geweest in het onderhoud van de houwerdijk. Omdat de houwer zo sterk dicht geslibd was dat die dijk niet goed dienst kon doen, werd de nalatigheid afgekocht door 100 gulden aan de markiezin te betalen. De molen lag in 1670 tot 1 april 1671 bijna een heel jaar vrijwel stil vanwege het ruimen van de Zoutevest. De molenaar kon nauwelijks malen door de zeer beperkte hoeveelheid water. De markiezin beloofde de Staten-Generaal 200 gulden boven de normale lasten bij te dragen, zodra het Zwanegat, waardoor het water van de Zoutevest naar de Molenkom kon stromen, weer geopend zou worden. Als de Zoutevest later weer dicht zou slibben, zou zij de helft van de ruimwerkzaamheden bekostigen.38 In 1675 zijn er 100 'witte steenties' verwerkt in de schouw van de watermolen.39 Het 'schothuis' werd in 1676 afgebroken en in 1681 weer opgebouwd. Het was in geschilderd hout uitgevoerd. Het dak was toen wellicht evenals die van de andere molengebouwen met schaliën gedekt.40 Bij de restauratie zijn er in elk geval flinke restanten van Fumay-leien gevonden. De deuren van de vloeisluis waren in 1680 uitgespoeld. De middenstijl van die deuren werd in 1681 vernieuwd nadat die door de vorst was losgeraakt en gebroken. In dat jaar werden ook houten kaaien van de water molen hersteld. In 1683 werd er een zoldering tussen de twee waterwielen gemaakt.41 Het 'schothuis' werd in 1732 weer geheel vernieuwd in de bestaande vorm en afme tingen.42 De bewaarde werkbeschrijving geeft gedetailleerd de opbouw met houtzwaarten en verbindingen weer. Opmerkelijk is dat de dakafwerking is beschreven in de vorm van geteerde overlappende vuren delen. Blijkbaar is er toen geen afwerking met leien of pannen toegepast. Het werk moest binnen vijf dagen voltooid worden, wat natuurlijk alleen mogelijk kan zijn geweest met een voorfabricage. Verandering van de houwer De wijzigingen aan de vestingwerken in de zestiende en vooral de zeventiende en acht tiende eeuw hadden grote invloed op de molen, en dan met name op de houwer. Die veran derde nogal eens van vorm. Dat gebeurde ook met de Zoutevest die er onderdeel van uitmaakte en met een sluis met het molen water verbonden was.43 Voor het functioneren was dit niet bevorderlijk, omdat de vesten gemakkelijk dichtslibden. Tijdens de uitvoering van de wijzigingen aan de vestingwerken moest de molen nogal eens voor langere tijd stil gelegd worden.44 Een eerste verandering is uitgevoerd in 1596. Toen is een contrescarp aangelegd op de buitenzijde van de houwer, lopende vanaf het Hellegat tot aan de plaats waar het water uit de houwer naar de molen liep.45 De vorm van de houwer veranderde er nog niet door. De aanleg van een ravelijn in de houwer in 1606 tastte wel het volume aan. Later werd dit het Watermolenbolwerk genoemd (afb. 12). De buitenomkading bleef nog wel de oude houwerdijk volgen. Om voldoende water in het bij de molen resterende deel van de houwer te krijgen werd vanaf de Zoutevest een sluis door de wal gelegd, het zogenaamde Zwanegat. In 1616 werd op de buitendijk een nieuwe voorwal aangelegd. Wellicht omdat de maalcapaciteit te gering was gebleven, werd om de beschikbare hoeveelheid water te vergroten in 1616 een nieuwe stenen sluis dwars door de stadswal gegraven. Een beschrijving voor dit werk is bewaard gebleven.46 De eiken vloer waarop gemetseld zou worden moest drie voeten onder het peil van de gracht liggen. Naar de 21 De Waterschans 1 - 2011 FAUSTO NUM1NE BERGA VICTRIX

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 11