1
het geldende concurrentiebeding overtreden
hebben. Pieter Garnaij noemde de bakker een
pasquilmaker.
Bij een aankoop van gerst in 1670 door
brouwer Macheron wilde deze bij de betaling
Garnaij korten op zijn schulden.72 Garnaij stond
blijkbaar flink bij hem in het krijt.
In 1673 hebben Garnaij en zijn vrouw op
23 januari een nieuw testament gemaakt.
Daarvoor moest een eerder testament, dat
opgemaakt was in hun vermoedelijk toen
malige woonplaats Nieuw-Vossemeer,
herroepen worden. Garnaij was kortelings na
het overlijden van de weduwe van de vorige
molenaar Jan Jansen weer molenaar op de
Watermolen geworden. Zij had het bedrijf
voortgezet en had haar testament slechts
22 dagen tevoren gemaakt. Garnaij's zoon
Pieter was blijkbaar overleden, waardoor
Jan universele erfgenaam werd, wel onder
conditie dat hij zijn stiefmoeder niet tot enige
verkoop zou mogen dwingen. Indien zij eerder
zou overlijden zou haar nu in Lier woonachtige
zus een legaat van 200 gulden krijgen. De
langstlevende zou de beschikking houden over
de complete boedel. Op 1 februari is Pieter
Senior overleden, op 11 februari Cathelijne.
Die drie sterfgevallen in een korte tijd na
elkaar lijken op een ziektegolf te duiden.
Een boedelinventaris73 en het testament74
zijn bewaard gebleven. Opmerkelijk in die
inventaris is, dat ervrij weinig meubilair in
het molenhuis aanwezig was: naast diversen
aan huisraad waren er vier matten stoelen,
een grote zetelstoel, een hardhouten tafeltje
en enkele kastjes. Verder nog twee bedden
met toebehoren, wat overeen kan komen met
de in het testament van de weduwe Jansen
genoemde bedstede die naast de haard in de
keuken stond. De meubelstukken volstaan
nauwelijks om de keuken en naastliggende
woonkamer in te richten. Blijkbaar stonden er
geen eigendommen op de kamer op de eerste
verdieping. Mogelijk was die aan een knecht
verhuurd. Interessant is dat er in de inventaris
veel linnen en garen vermeld zijn, wat er op
duiden kan dat Cathelijne van beroep mutsen-
of doekenmaakster was en mogelijk ook kant
kloste. Overigens kan de beperkte inboedel
ook een gevolg zijn van het feit dat Garnaij nog
maar pas een maand weer op de Watermolen
woonde en er bij de afrekening van zijn nala
tenschap in 1675 ook sprake is van meubilair
in Nieuw-Vossemeer. Dat had maar een weinig
lagere waarde dan wat er in de Watermolen
stond.
In particulier eigendom
In 1795 werden de eigendommen van
de markies geconfisqueerd, dus ook de
Watermolen. Het beheer ging over naar de
superintendant van het Franse, later het
Bataafse Gouvernement. In 1799 bleek dat
de onderhoudstoestand van de gevels aan de
waterzijde slecht was.75 Een strenge winter
had dit nog verergerd. Behalve het nalaten
van het onderhoudswerk moest de oorzaak
van de schade gezocht worden bij het in 1792
met toestemming van de markies uitge
voerde omhoog brengen van het maatwerk
naar de zoldervloer. Dat waren de wijzigingen
die gepaard gingen met het eerder vermelde
wegnemen van één schoepenrad en het
aandrijven van beide stenen koppels door het
resterende grote rad van de roggemolen. De
aandrijving werd toen in een bovenaandrijving
veranderd. Het gehele gebouw en vooral de
zuidwestelijke gevel ging daardoor hevig trilten
als de molen in bedrijf was. Om daar een eind
aan te maken zou het maatwerk weer omlaag
gebracht moeten worden. Teneinde nu verdere
schade te voorkomen moest het werk gestut
worden.76 In 1800 is dat gedaan. Het stutten
kon voortschrijdende schade niet voorkomen:
in 1802 is het maatwerk weer naar beneden
gebracht. Het mechaniek werd zodanig
aangepast, dat wel met één rad volstaan kon
worden.
De ramen in de kamer van het woonhuis
zijn in 1800 vernieuwd en in schuiframen
veranderd. Het jaar daarna zijn alle kozijnen en
goten geschilderd in de kleurvan Bentheimer
zandsteen; de ramen en blinden van de
kamer, alsmede de grote poort, het sashuis
[of 'schofhuis'j en het latwerk naast het water
werden olijfgroen geschilderd.77
In 1806 is de zuidwestelijke gevel van de molen
vernieuwd. Het bestek daarvoor is bewaard
gebleven.78 Ook in het archeologisch onderzoek
is die fase goed zichtbaar geworden. Vanaf de
fundering moest de gevel circa 60 centimeter
dik zijn over een hoogte van ongeveer 2 meter.
De Waterschans 1 - 2011
28
Er werden nieuwe bakstenen gebruikt en oude,
witte arduin. Daarboven zou de gevel circa 50
centimeter dik zijn tot onder de maalzolder.
In dit gedeelte moest een rond gat gespaard
worden voor de as. Aan de onderzijde werd een
hardstenen blok gelegd. Van de maalzolder
tot boven de zoldervloer werd de muur circa
4-0 centimeter dik. Er werden twee lichtope
ningen in uitgespaard, ongeveer 1 meter hoog
en 65 centimeter breed. De openingen kregen
aan de bovenzijde een rondboog en waren
afsluitbaar met luiken. De balklagen moesten
tot aan de [dunnere) muur aangeheeld worden.
Het bovengedeelte tot aan de muurplaat zou
circa 30 centimeter dik zijn. Daarboven kwam
een tweelichts dakvenster, ongeveer IV2 meter
breed en 1 meter hoog, met daarin ramen. De
binnenzijde van de gevel werd in de kamradput
en bij de maalzolder gevoegd, erboven vertind.
Omdat er sprake is van een muurplaat en
niet van dakaanhelingen moet geconcludeerd
worden dat de trapgevel in de voorgaande
periode al door een dakschild vervangen was.
Het tweelichts dakvenster was de dakkapel die
zichtbaar is op de tekening uit 1861 (afb. 15).
Een beschrijving uit 1813 geeft een indruk van
de indeling en afwerking van het gebouw.79 Het
gaat als volgt: een watermolen, gesitueerd inde
stad Bergen op Zoom en deel uitmakend van een
groot, degelijk gemaakt gebouw waarin zich ook
de woning van de molenaar bevindt. Die omvat
een paardenstal, een keukenplaats met oven
en waterkelder en fornuis, een kelder, twee
eetkamers, een kamer op de eerste verdieping
met een zolder en daarboven nog twee zolders.
Het dak is deels bedekt met pannen en deels
met leien; de goten zijn van lood. Het huis is
tezamen met de molen verhuurd. Het complex
wordt in 1813 verkocht aan het drieman
schap Lauwerijs Gastelaar, Jacob van Arkel
Koudzijn en de molenaar Pieter Mouw. In
1825 mogen zij er een oliemolen inrichten.80
Wel moet het mogelijk blijven zo nodig voor
de militaire bezetting koren te malen. In 1828
komt het driemanschap tot een eind; alleen
Van Arkel Koudzijn blijft eigenaar tot 1855. In
1861 heeft hij aan de Staatsraad Gouverneur
van Noord-Brabant toestemming gevraagd
om in zijn molen schors te mogen malen.81
Hij zal daarvoor een schorssteen leggen en
de molen tevens inrichten als windmolen.
Afb. 15. De Watermoten vanuit het westen, door J.C.Greive,
1861.
In verband met brandgevaar mag hij tussen
zonsondergang en -opgang geen olie slaan
of schors malen. De schors moet op de derde
verdieping bewaard worden, ver verwijderd van
het oliewerk. Waar of hoe die windmolen in het
gebouw geïntegreerd was, is helaas niet op
te maken geweest uit bouwsporen of afbeel
dingen. Bijzonder is wel, dat de Watermolen
zich hiermee bij de zeldzame gevallen van een
combinatie van getijden- en windmolen voegde,
zoals die bekend zijn van Duinkerken en Gouda.
Bij de veiling van het watermolencomplex in
1862 is sprake van een (water-)koren-, schors
en oliemolen met een daarop staande wind
molen.82 Koper van de Watermolen is Adriaan
Vergroesen83 voor de som van 8.000 gulden.
Op 15 juli 1862 geeft hij het gemeentebestuur
te kennen, dat hij de schors- en oliemolen
stilgelegd heeft. Hij vraagt toestemming om
een bloemmolen in te mogen richten, een
artikel waaraan zijns inziens grote behoefte
bestaat.84 Hij zal toen ook de windmolen, die
gelijktijdig opgericht werd met de inrichting
van een schorsmolen, wel weggebroken
hebben. Een overweging om de schorsmolen
stil te leggen zal ook wel geweest zijn dat de
vraag naar schors was teruggelopen omdat de
meeste leerlooiers hun activiteiten gestaakt
hadden.85 Denkbaar is, dat in deze verandering
met meerdere bouwactiviteiten gepaard ging.
Het is goed mogelijk dat toen de hoogte van
de balklagen veranderd is, de gevels verhoogd
zijn en kap van het maalgebouw vernieuwd is.
Interessant is informatie uit een nijverheids
telling uit 1836.86 In dat jaar werd 13.500 mud
graan gemalen, werden in de oliemolen 10.000
kannen olie geproduceerd en werd in de
29
De Waterschans 1 - 2011
FAUSTO NUMINE
BERQA VICTRIX
MEELMULKN OP OEN WAL TB U Eli «JEN OP ZOOM;
ieekening op hout van J. C. Gr tien Jr.