s. r r 1 omdat Maria Mencia niet gestorven was zonder nazaten. Bovendien was Maria Mencia na de dood van haar man Herman van den Bergh in 1612 hertrouwd met Guihaume de Melun, prins van Epinoy (1588-1635) en had om die reden haar testament herzien. In dit nieuwe testa ment zouden Maria Elisabeth II en haar moeder Margaretha niet genoemd worden.16 Op 15 februari 1637 schonk Ernestine de hele nalatenschap van haar nicht Maria Elisabeth I van den Bergh aan haar dochter Béatrix bij haar tweede huwelijk met de hertog Karei van Lotharingen. Vlak voordat zij zou bevallen, bepaalde Béatrix op haar beurt op 23 juli 1639 bij notariële akte dat wanneer zij zou bevallen van een zoon, hij de rechten zou krijgen op het Markiezaat van Bergen op Zoom, het graafschap van Walhain en de gronden van Eigenbrakel. Voor het geval het een dochter zou worden, en dat werd het,17 zou zij de rechten op het graaf schap van Walhain, de baronie van Perwijs en de gebieden van Beersel en Eigenbrakel krijgen.18 Wat er in dat geval met Bergen op Zoom moest gebeuren was onduidelijk, maar uit latere docu menten blijkt, dat dochter Anne daarin toch door haar ouders als opvolger werd aangemerkt. Beersel en Eigenbrakel Vanuit haar reeds erkende positie als markiezin van Bergen op Zoom vocht Maria Elisabeth II bij het Leenhof van Brabant de aanspraken van Ernestine van Wittem op Beersel en Eigenbrakel aan. Op 1 september 1637 werd ze in het onge lijk gesteld, waarna ze in beroep ging en op 3 september 1639 alsnog beide eigendommen toegewezen kreeg. Vanaf dat moment ging hertog Karei van Lotharingen, de bigamistische echt genoot van Béatrix, zich met de zaak bemoeien en hij stationeerde, in de naam van zijn dochter Anne, twee garnizoenen in de kastelen van Beersel en Eigenbrakel. Er ontstonden tot enkele malen toe schermutselingen met de deurwaar ders die Maria Elisabeth II op beide kastelen had afgestuurd, waarna deze onverhoopt de aftocht moesten blazen.19 Hoewel Beersel en Eigenbrakel officieel aan Maria Elisabeth II waren toegewezen, zijn beide heerlijkheden nooit echt in haar bezit geweest, haar protesten bij aartshertog Ferdinand van Oostenrijk en zijn opvolger, landvoogd Francisco de Melo ten spijt.20 Dat haar vader Hendrik van den Bergh in 1633 naar Staatse zijde was over gegaan, zal beslist niet in haar voordeel hebben gewerkt. Maar ook de invloed van de hertog van Afb. 2. Elizabeth Stuart, koningin van Bohemen, olieverf op paneel, atelier Honthorst ca. 1645. Collectie MHC. Lotharingen op de regering in Brussel moet niet worden onderschat. Karei van Lotharingen was voor de Spanjaarden een waardevol krijgsheer, die zij graag tevreden hielden. Bij de Vrede van Münster in 1648 zou de hertog met de overdracht van Bergen op Zoom opnieuw zijn gezag doen gelden. Nog meer verwarring Béatrix' moeder Ernestine zorgde intussen voor nog meer complicaties, want zij schonk het Markiezaat wéér als bruidsschat, maar nu aan haar dochter Madeleine de Cusance (1616-1689). Deze huwde in 1641 met Albert van den Bergh, de weduwnaar van de in 1633 in het kraambed gestorven Maria Elisabeth I, die op zijn beurt ook het Markiezaat had geclaimd. Het huwelijk met Madeleine kan als een verzoening tussen Ernestine en Albert worden gezien en een versterking van zijn claim op het Markiezaat. De huwelijksakte vermeldt overigens dat Béatrix en hertog Karei zich hierin konden vinden, omdat een vereniging tussen de belangen van Albert en Ernestine door middel van een huwelijk tussen hun kinderen de vrede in de familie zou herstellen en de nazaten zou behoeden voor verdere ellende.21 Béatrix zou als compensatie de De Waterschans 2 - 2011 66 mm Afb. 3. Béatrix de Cusance, olieverf op linnen, Anthonie van Dyck 1634. Collectie Chateau Belvoir [Doubs, Frankrijk], rest van haar leven een rente van 6.000 gulden per jaar ontvangen.22 Ook Madeleine de Cusance is slechts markiezin 'in naam' geweest en heeft nooit echt over Bergen op Zoom geregeerd. Vrede van Münster Hoewel hertog Karei van Lotharingen op papier had inge stemd met het doneren van het Markiezaat als bruidsschat aan zijn schoonzuster, had hij er geen enkele moeite mee om het Markiezaat, voor wat het waard was, in 1647 over te doen aan Filips IV, koning van Spanje. Vervolgens zette de Spaanse koning het in als ruil bij de Vrede van Münster in 1648, waardoor het aan de Prins van Oranje toekwam. Vermoedelijk beïnvloed door de hertog van Lotharingen, stelde de koning daarbij als voorwaarde dat het Markiezaat daarna aan de wederpartije van de Princesse van Hohenzollern zou worden over gedragen.23 Het is op zijn minst opmerkelijk dat Madeleine en Albert van den Bergh niet protes teerden tegen deze gang van zaken. Eveneens is het verbazingwekkend dat de hertog van Lotharingen een gebied kon afstaan dat officieel niet eens in zijn bezit was. Dat de koning van Spanje het Markiezaat van Karei 'overnam' om daarna in te zetten bij de Vrede van Münster impliceert evenwel dat de Spanjaarden erkenden dat het Markiezaat toebehoorde aan Kareis echtgenote Béatrix.24 Des te triester was het voor Béatrix dat de Prins van Oranje het politieke gezag over het Markiezaat alsnog in handen gaf van haar nicht Maria Elisabeth II. Béatrix was het uiteraard niet eens met de over eenkomst die haar echtgenoot was aangegaan. Ze stond echter machteloos en het enige wat ze kon doen was haar protest vastleggen. Ze liet op 24 november 1648 een officieel document bij een notaris opstellen waarin ze stelde dat ze de over dracht onder druk en uit vrees voor geweld van haar echtgenoot tegen haar wil had getekend. Ze legde uit dat ze ermee had ingestemd omdat er voor haar belangrijker zaken waren waarvoor ze afhankelijk was van de goodwill van de hertog. Ze doelde hierbij op zijn medewerking aan de legiti mering van hun door de paus ontbonden huwelijk en de twee kinderen die daaruit waren geboren. Haar zuster Marie-Henriëtte de Cusance (1624- 1700) steunde haar en was mede-ondertekenaar van het document25 (afb. 4). 67 De Waterscharis 2 - 2011 FAUSTD NUMINE BERGA VICTRIX

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 10