Het jansenisme Cornelis Jansenius (1585-1638) uit Acquoy bij Leerdam werd in 1630 hoogleraar in de geloofsleer (exegese) aan de universiteit van Leuven. In 1635 werd hij bisschop van leper. Na zijn dood werd in 164-0 zijn boek Augustinus gepubliceerd, dat door de paus als ketters werd veroor deeld. Aanhangers van Jansenius' leer wilden het katholicisme hervormen door een terugkeer tot de leer van Augustinus (354-430) over zonde en genade in zijn strenge vorm. Men geloofde in predestinatie, net als de calvinisten. Dat hield in dat een gelovige zijn zieleheil niet in eigen hand had door bijvoorbeeld het doen van goede daden. Dit ging lijnrecht in tegen de zienswijze van het Vaticaan. Het jansenistische gedachtengoed vond gehoor in het cisterciënzer zusterklooster Port-Royat des Champs ten zuidwesten van Parijs vlak bij Versailles. Het werd het centrum van het jansenisme. Al snel kwam het tot een verdachtmaking door de jezuïeten. Men vond de leer te puriteins, pessimistisch en streng. In 1653 werden vijf stellingen als samenvatting van Jansenius' leer veroordeeld door de paus. Tijdens het laatste kwart van de zeventiende eeuw kwam het tot vervolging van de jansenisten, zoals de volgelingen van deze leer genoemd werden. Niet alleen door de kerk, maar ook door de Franse staat. De beweging was namelijk ook een reactie op het absolutisme van de vorst. Veel jansenisten namen de wijk naarde Republiek. In 1709 werd het klooster van Port-Royal op bevel van koning Lodewijk XIV met geweld ontruimd en even later afgebroken. In de bul Unigenitus van 8 september 1713 veroor deelde de paus 101 jansenistische stellingen uit het boek Réflexions morales sur le Nouveau Testament van de jansenist Pasquier Quesnel (1634-1719). Priesters en bisschoppen dienden een eed af te leggen ter erken ning van deze bul. Zij die weigerden werden gezien als jansenisten. Vier Franse bisschoppen tekenden verzet aan tegen de bul en dienden op 1 maart 1717 een Appel in. Hun aanhangers werden Appellanten genoemd. Niet alleen dankzij de refugiés vond het jansenisme aanhang in de Republiek. Priesters werden opgeleid in Leuven en kwamen daar in aanraking met de leer van Jansenius. Na de hervorming in 1580 was er geen bisschoppelijke hiërarchie meer in de Republiek. De paus riep het land uit tot missiegebied. Aan het hoofd van die 'Hollandse Zending' stond een apostolisch vicaris, bijgestaan door het zogenaamde Utrechts Kapittel. Begin achttiende eeuw kwam er een roep om een nationale katholieke kerk en een aartsbisschop. Men vond dat het Kapittel zelf bevoegd was om een aartsbisschop te kiezen, zonder op toestemming van de paus te wachten. In 1723 werd Cornelis Steenoven inderdaad tot aarts bisschop van Utrecht gekozen en was de breuk met Rome een feit (het Schisma). Domenique-Marie Variet, een Franse missiebisschop in ballingschap, verrichtte de wijding. Daarmee werd Variet de spirituele leider van de 'rooms-katholieken van de oud-bisschoppelijke clerezij van Utrecht' (later oud-katholieke kerk), ook wel Kerk van Utrecht of Kerk van Holland genoemd. Om de bisschoppelijke hiërarchie enigszins te herstellen werden er nog twee andere bisschoppen gewijd, een van Haarlem in 1742 en een van Deventer in 1757. Er kwam een eigen priesteropleiding in 1725 te Amersfoort, met voornamelijk Franse docenten.33 De oud-katholieke kerk bestaat nog steeds. schreef ze dat ze naar de Languedoc verhuisde.32 In welk jaar de verhuizing plaatsvond is niet bekend, vermoedelijk in of na 1715. Hiermee was de breuk met de familie Van Arenberg definitief geworden en verdween Marie Anne ook van het toneel in Bergen op Zoom. Een vrome Marie Anne Simon Martin de Maisy noemde zich omstreeks 1715 Nlarquis de Maisy. Wellicht meende hij recht te hebben op deze titel dankzij z'n huwelijk met de markiezin-weduwe van Bergen op Zoom. Er is niet veel bekend over het leven van Marie Anne en De Maisy in Frankrijk, behalve dan dat ze in de Languedoc (ik neem aan in Montpellier, want daar woonde haar man later nog steeds, YK), Parijs, Troyes en in Port-Royal gewoond hebben. In Frankrijk waren Marie Anne en haar echtge noot in aanraking gekomen met het jansenisme. Dat zal al in Montpellier gebeurd kunnen zijn. De bisschop van Montpellier, Colbert de Croissy, was namelijk ook jansenist en één van de indieners van het Appel tegen de pauselijke bul Unigenitus. In hoeverre De Maisy overtuigd jansenist was weten we niet, maar Marie Anne stond in deze beweging hoog in aanzien. Zij werd in Parijs en Port-Royal zelfs gezien als één van de kerkmoeders van het jansenisme en correspondeerde met enkele theo logen onder het pseudoniem Madame lsora.3/> Marie Anne en Simon Martin kregen drie kinderen, genaamd Therese, Francois Martin en Marie Anne.35 Hun geboortejaren en geboor teplaatsen zijn (nog) niet bekend. In de meeste bronnen wordt de zoon Martin genoemd, maar zijn officiële voornamen waren Francois Martin. Met deze voornamen wilde Marie Anne blijkbaar haar zoon naar beide echtgenoten vernoemen. In 1724 werd Marie Anne in Den Haag gesig naleerd. Omstreeks die tijd moet het gezin De Maisy-Van Arenberg uit Frankrijk zijn gevlucht vanwege hun geloofsovertuiging. In eerste instantie verbleef het gezin in de buitenplaatsen De Waterschans 2 - 2011 Rijnwijk en Schonauwen bij Utrecht. Hier hadden veel Franse vluchtelingen een veilige haven gevonden. Uiteindelijk vertrok het gezin naar Utrecht, het centrum van het jansenisme in de Republiek.36 Marie Anne had het financieel niet breed. Met een huwelijk beneden haar stand hoefde zij niet te rekenen op financiële steun van haar familie. Maar als markiezin-weduwe van Bergen op Zoom had zij wel recht op weduwgeld. Elk jaar kreeg zij 12.675 gulden (nu 130.716), betaald door de thesaurier-generaal van het Markiezaat in twee termijnen per jaar. Vanwege haar verhuizing van Frankrijk naar de Republiek zal Marie Anne meer geld nodig gehad hebben. Op 26 februari 1724 leende Marie Anne een bedrag van 7.000 gulden van Jacob Reijgersman, drossaard van het Westkwartier van het Markiezaat van Bergen op Zoom. In de notariële akte hiervan is een afschrift van de procuratie (schriftelijke volmacht) opge nomen die Marie Anne vier dagen eerder, op 22 februari, te Den Haag op had laten stellen. Hiermee machtigde ze Alexander Faure, raad en rentmeester der Domeinen, om namens haar een bedrag te lenen van 7 a 8.000 gulden tegen een rente van 4 a 5% per jaar of soo veel minder als het te becomen is. Aflossing en rente zouden worden verrekend met het jaarlijks te ontvangen weduwgeld. Ook had zij kennelijk nog recht op 12.000 gulden als achterstallige betaling van het weduwgeld.37 Afb. 9. Portret van Leopold Philips, hertog van Arenberg 11690-1754). Olieverf op doek. Collectie K.U. Leuven, Arenbergverzameling. Foto B. Vandermeulen. Uit de akte blijkt dat de geldzorgen van Marie Anne mede veroorzaakt waren doordat beta lingen door haar broer, conform haar huwe lijkscontract, niet werden voldaan. Volgens dit contract met haar eerste echtgenoot Francois Egon de la Tour d'Auvergne uit 1707 had zij recht op de rente uit een kapitaal van 15.000 écus als onderdeel van haar bruidsschat. Haar broer hertog Leopold Philips weigerde echter al jaren Van Marie Anne ben ik drie verschillende lakzegels tegengekomen in haar brieven. Het lakzegel uit 1725 lijkt symbolische betekenissen te hebben. Het zegelstempel was grof gesneden, zodat de symbolen in het zegel nu lastig te herkennen zijn. In het midden zien we iets dat op een kromstaf lijkt (afb. 11). Daaromheen vier rozen in een ketting. Dit zou een rozenkrans kunnen zijn, maar met een beetje fantasie kan men er ook een doornenkroon in herkennen. In ieder geval is dit zegel heel persoonlijk en symbolisch op Marie Anne toegespitst. Misschien wel op haar rol als één van de kerkmoeders van het jansenisme. De twee lakzegels uit 1734 zijn verschillend, maar laten allebei het monogram MA van Marie Anne zien. Bij één van deze lakzegels is bovenin een heraldische kroon te zien (afb. 13a).u Afb. 11. Lakzegel van Marie Anne uit 1725. UA, Verzameling Port-Royal, inv.nr. 3807. Foto auteur. Afb. 12 en 13a en b. Lakzegels van Marie Anne uit 1734 met haar monogram. UA, Verzameling Port-Royal, inv. nrs. 3632 en 4141-2. Foto's auteur. 81 De Waterschans 2 - 2011 FAUBTO NUMINE BERQA VICTRIX Afb. 8. De abdij van Port-Royal des Champs. Anoniem, gouache naar een gravure van Madeleine Horthemels, circa 1709. 80

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 17