Plattegrond Het Markiezenhof, begane grond van de woonvleugels, tekening Han Bos en Laurijs Weyts. Grote Binnenplaats Franse Tuin L^ZZZ7^^ZZZZZZZZZZZZ7Z27ZZ^JZZZZZZZZZZZZ/ lair, beddengoed en wandbekleding, maar de situering is niet duidelijk. Het betreft: de guarde meubile, de lijwaedsolder, de oude guarde meubile en het vertreck volgende aen 't voorgaende. De vertrekken zijn zeker niet alle in de zuidelijke woonvleugel te situeren, noch qua aantal, noch qua de hoeveelheid goederen die er zijn opge slagen. Men kan ook denken aan de vlieringen boven de vijf hiervoor genoemde zolderkamers waar de juffrouwen woonden. Men kan even eens denken aan de zolder en vliering boven de Blauwe Zaal (plattegrond 3 nr. 20). Ook de zolders boven de kamers van de heer Croijer komen in aanmerking (plattegrond 3 nr. 21 en 22). En tot slot zijn het vertrek boven de keuken (plattegrond 2 nr. 0) en de zolder daarboven (plattegrond 3 nr. 23) kandidaat. Zeker in één geval gaat het om een zolder: de lijwaedtsolder. De ruimte die volgt op deze vooralsnog niet te plaatsen reeks geeft ook geen aanwijzing. Het is de onderste saai, de Hofzaal. Kennelijk was de notaris na het bezoek aan de rommelzolders weer naar de begane grond afgedaald. Benedenverdieping In de Hofzaal, de onderste saai (plattegrond 1 nr. 24-)was de inventarisatie snel achter de rug; er bevond zich slechts een hangende lanteern. Hierna was de keuken (plattegrond 1 nr. 25) aan de beurt en de eetcamer van de hoofmeester (plat tegrond 1 nr. 26). Bedoeld wordt de hofmeester, degene die verantwoordelijk was voor de huis- en hofhouding van de markies. In het overzicht van Turcq is die eetkamer eerder een opslag ruimte, dan een gemeubileerd vertrek. Bij de inboedel van de keuken wordt wel veel kookgerei genoemd, maar geen servieswerk, bestek, glas werk, tafelversiering, servetten en tafelkleden. Deze staan ook elders niet vermeld! De twee ruimten die vervolgens werden bezocht, lagen aan de Kleine Binnenplaats: de earner onder die van de jonge princes en de voorste beneden earner der jonge princes (plattegrond 1 nr. 27 en 28). Beide waren in gebruik voor de opslag van meubels. Vervolgens keerde het gezelschap terug naar het vertrek waar nu de entree van het museum is: de earner boven de guarde mangée. (plattegrond 1 nr. 29) De guarde mangée was de kelder waar voedsel en drank werd opgeslagen. Vanaf de bouw in 1505 had deze kelder die functie. Of dit ook in 1713 nog zo was, is niet duidelijk, omdat de functie van het vertrek daarboven bij de rondgang van de notaris die van slaap-/woonvertrek was. Een vertrek op stand, want een van de wanden was bekleed met goudleer. Zie afbeelding nr. 4. De notaris stak nu de Grote Binnenplaats over naar twee vertrekken in de dichtgemaakte colon nade: de earner van de koetsier en de earner van de borduurden8 De borduurden zal belast zijn geweest De Waterschans 2 - 2011 98 met het plaatsen en onderhouden van de stoffe ring. In beide kamers werd ook geslapen, want er stonden bedsteden en erwas beddengoed. Aansluitend op deze vertrekken werden het coetshuijs en de earner boven de grote galdrije (boven de colonnade) bezocht. Dit koetshuis bevond zich op dat moment nog onder de colon nade aan de Grote Binnenplaats waarvan nog niet alle bogen waren dichtgezet.9 In dit koets huis stonden: een groene berlijn met de campagne berlijn, met nog twee oude wagens™ Verder twee sleeën, een wapenbord en eenige rommelinge. Het laatste vertrek dat de notaris bezocht was de zaal boven de colonnade. Uit de inboedel blijkt niet waar deze voor werd gebruikt. De wanden zijn van onder romtom beslagen met matten, terwijl er ook sprake is van twee sijde gardijnen aen de wedersijtse deuren. Het inventariserend gezelschap bracht geen bezoek aan de vertrekken die nu de Tuinzalen worden genoemd (plattegrond 1 nr. 30-32). Kennelijk viel daar niets te inventariseren. Overigens zijn er meer ruimten die niet werden bezocht: de woning van de hofmeester op de hoek van de Steenbergsestraat en de Hofstraat, links van de ingangspoort, de woning van de conciërge rechts van de ingangspoort, de kantoorvleugel aan de oostzijde van de Grote Binnenplaats en de gebouwen op het achtererf. Appartement Francois Egon Blijft de vraag naar de ligging van de woonver trekken van Francois Egon. Twee vuistregels zijn bij de situering van belang. Bij de hoge adel beschikte zowel de man als de vrouw over een eigen vertrekkenreeks. Een appartement van twee tot drie vertrekken al dan niet in combinatie met een cabinet en eventueel een garderobe. Een analyse van de boedelbeschrijving leert dat in het Markiezenhof twee appartementen aanwijsbaar zijn: de vier vertrekken van de jonge prinses (plattegrond 2 nr. 6-9) en de vier vertrekken van haar moeder (plattegrond 2 nr. 10-13). De huidige drie tuinzalen (plattegrond 1 nr. 30-33) vormen met het cabinet bij de laatste tuinzaal in principe eveneens een appartement. In principe, want volgens een andere vuistregel bevinden appartementen zich niet tot nauwe lijks op de begane grond.11 Wonen op stand is boven wonen, ook in de achttiende eeuw. Ik veronderstel dat vóór de bouw van de classicis tische vleugel Francois Egon en zijn vrouw Marie Anne de eerste verdieping van de woonvleugels bewoonden. Francois gebruikte waarschijnlijk de vertrekkenreeks aansluitend aan de Blauwe Zaal, waar nu de stijlkamers zijn gesitueerd; en Marie Anne de vertrekkenreeks die in de inven tarisatie van notaris Turcq de kamers van de jonge prinses worden genoemd. Ze moeten daar hebben Afb. 7. De kraamkamer in het poppenhuis van Petronella Dunois, circa 1676, collectie Rijksmuseum. Het behangsel aan de muren en het behangsel van het hemelbed zijn van dezelfde stof, Indiase sits. Let op de sprekende kleuren. Het hemelbed staat in een hoek van de kamer, zoals gebruikelijk. 99 De Waterschans 2 - 2011 li Tl

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 26