gewoond van 1707, het jaar van hun huwelijk, tot 1709, toen de verbouwing van de vleugel begon. Daarna volgden er grofweg twee jaar waarin de verbouwing plaatsvond en Francois Egon elders onderdak moest vinden; mogelijk in de Blauwe Zaal en in de vertrekken waarin later de heer Croijer logeerde. Ik veronderstel dat het na de verbouwing de bedoeling was dat de markies of op de begane grond zou gaan wonen en de markiezin op de eerste verdieping, of beiden op de eerste verdie ping, waarbij de markiezin dan in haar eigen vertrekkenreeks zou blijven wonen. Misschien was het wel de bedoeling ook dat appartement te moderniseren. Een plattegrond uit 1739 vermeldt op de plaats van de huidige tuinzalen (plattegrond 1, nr. 30-32) quartier des heere Marquis.u Dus toch een appar tement op de begane grond? En welke markies wordt hier bedoeld: Francois Egon de la Tour d'Auvergne die in 1710 stierf, of Johann Christian van Sulzbach die in 1722 met Marie Henriëtte huwde (de jonge prinses) en in 1733 stierf, of hun zoon, Karl Theodor van Sulzbach, die in 1739 tien jaar oud was en in Duitsland woonde. Even intrigerend is de vraag, waar kardinaal De Bouillon verbleef, toen hij van januari 1711 tot augustus 1712 in het Markiezenhof woonde. Zeker niet in de met rouwkleden behangen kamers op de eerste verdieping, misschien in de vertrekken op de begane grond, het quartier des heere Marquis. Bewoonde de kardinaal het appartement van de jonge prinses, die met haar moeder al naar de Zuidelijke Nederlanden was vertrokken, of de kamers van de heer Croijer, of de woning van de hofmeester wellicht? Opvallend is, dat de notaris bij het benoemen van vertrekken vaak verwijst naar de voormalige bewoners, maar dat de naam van de kardinaal nergens valt. Overigens ook niet die van Francois Egon. Hang- en sluitwerk Francois Egon stierf in juli 1710. Het is de vraag of de ruimten in het nieuw quartier. de tuinzalen, het appartement en de zolderkamers in de clas sicistische vleugel, toen al waren gestoffeerd en ingericht. De boedelbeschrijving van Turcq geeft geen sluitende informatie. De zolderkamers voor de juffrouwen werden in ieder geval bewoond en waren gestoffeerd en gemeubileerd. Markiezin weduwe Marie Anne gebruikte twee vertrekken: een cabinet en de earner van de princes. Deze maakten deel uit van een reeks, want er is ook sprake van de middelcamer en de voorcamer. Behoudens het cabinet waren deze vertrekken in 1713 niet (meer) gemeubileerd. Er was wel een kast met 218 boekbanden. Verrassend is dat de middetcamer en de voorcamer bijna drie jaar na het overlijden van Francois nog waren gestof feerd als rouwkamer. Waren dit zijn vertrekken en waren deze ooit gemeubileerd geweest? Op een van de rommelzolders, de guarde meubele, noteerden de klerken van de notaris: twee ijsere balcons en elff ijsere schuijven voor de deuren van de nieuwe vertrecken. Het kan niet anders, dan dat deze bedoeld waren voor het nieuw quartier, maar nog niet waren gemonteerd, tenzij het miskopen betrof. Voor welke deuren in de nieuwe vertrecken waren die schuiven bedoeld? En voor welke verdieping? De balcons zullen voor de eerste verdieping bestemd zijn geweest. Conclusie De boedelbeschrijving overziende, is de indruk die overheerst die van een onbewoond gebouw. Met enige goede wil kunnen negen vertrekken bewoonbaar worden genoemd, alle andere zijn niet, of niet meer, gemeubileerd en gestoffeerd.13 Bovendien ontbreken glas- en eetserviezen, bestek en linnengoed. Men krijgt de impressie van een overhaast verlaten paleis, waarbij de bewoners een groot deel van de inventaris en alle persoonlijke bezittingen hebben meegenomen, niet de moeite hebben genomen de rouwbekle- ding op te laten ruimen en waar hier en daar nog ladders staan. We weten dat kardinaal De Bouillon zijn eigen inventaris meebracht en mee terugnam.14 Ook de moeder van Marie Henriëtte, Marie Anne van Arenberg en Aerschot, zal bij haar trouwen eigen meubels hebben ingebracht en deze bij haarvertrek weer hebben meege nomen. Over de meubels van Francois Egon kunnen we alleen maar gissen. Een deel daarvan zal zeker afkomstig zijn geweest van zijn moeder, markiezin Henriette Francisca van Hohenzollern, die tot haar dood in 1698 markiezin was van Bergen op Zoom. Francois Egon zal zeker ook zelf meubels hebben aangeschaft. Van wie waren de nog wel aanwezige meubels in de kamers van de heer Croijer en in het appartement in de zuidelijke woonvleugel afkomstig? Van de jonge prinses? De jeugdige erfgename naar wier bezit de Raad van Brabant in Den Haag nieuwsgierig was en wier inboedel daarom door notaris Turcq in opdracht van de Raad beschreven moest worden? De constatering van een onbewoond en zeer onvolledig ingericht Markiezenhof leidt tot de De Waterschans 2 - 2011 100 vraag, of de Franse vleugel in 1713 ten tijde van de boedelbeschrijving was afgetimmerd, geschil derd, gestoffeerd en gemeubileerd. Het feit dat de reeks vertrekken op de begane grond, de huidige tuinzalen, door de notaris niet werden genoemd zou daarvoor wel eens een aanwijzing kunnen zijn. Ook de aanwezigheid van ijzeren schuiven op één van de rommelzolders verwijst naar nog niet afgeronde werkzaamheden. Kennelijk waren ten tijde van het overlijden van Francois Egon de deuren nog niet gearriveerd, dan wel niet afge hangen. En hoe stond het met de omlijstingen van de ramen en deuren en met de schoor steenbetimmeringen? Ook van de ruimten op de eerste verdieping krijgt men niet de indruk dat die gereed waren. Het hekwerk van het balkon was nog opgeslagen en de nauwelijks gemeu bileerde Camer van de Princes geeft eveneens te denken. Wanneer de schoorsteen daar zou zijn betimmerd, had er sprake moeten zijn van een spiegel of schilderij. Wanneer ik deze gedach- tengang doorzet, doemt de vraag op of het nieuw quartier ooit wel gereed gekomen is. Is de clas sicistische vleugel ooit ingericht geweest zoals nu de Theodoorkamer, stijl Lodewijk XIV? Alleen de vloer die bij de restauratie in het cabinet op de eerste verdieping werd gevonden is de enige getuige uit die periode.15 Wat het gebruik van het gebouw betreft, worden eerdere indrukken bevestigd. Rondom de Kleine Binnenplaats lagen op de eerste verdie ping de woonvertrekken, gerangschikt in een tweetal appartementen. Op de zolderverdie pingen bevonden zich kamers voor inwonende hovelingen, het vrouwelijk personeel van de markiezin; een situatie die tweehonderd jaar eerder ook al bestond.16 Ook de beschrijving van notaris Turcq geeft geen voeding aan de hardnekkige veronderstelling dat in de zuidelijke woonvleugel een gastenver blijf was ingericht. Zoals ik eerder heb betoogd, verbleven gasten in de bestaande appartementen die voor de gelegenheid door de gastheer of gastvrouw werden ontruimd - bij zeer hoog bezoek - of men woonde bij de gastheer of gast vrouw in, als de logés van gelijke rang waren als de markies.17 Over de aard en de kwaliteit van de meubilering, de voorwerpen op de rommelzolders en de apart geïnventariseerde inhoud van kisten en kasten, verspreid over het Markiezenhof, handelt deel twee van dit artikel. Het zal gepubliceerd worden in één van de volgende Waterschansen. De volledige boedelbeschrijving Voor wie nieuwsgierig is naar de volledige beschrijving zie de website van de Geschiedkun dige Kring: www.geschiedkundigekringboz.nl Noten: 15 Meischke, 1987, p. 59. 16 Van den Bulck, 2006, p. 10. 101 De Waterschans 2 - 2011 FAUSTO NUMINE BERGA VICTRIX 1 MHC, Notarieel Archief, inv.nr. 458. De transcriptie van de volledige inventarisatie treft u aan op de website van de Geschiedkundige Kring: www.geschiedkundigekringboz.nl. 2 Willem van Ham, 'Algemene inleiding', in: Johan Faure, Beknopte historie van de stad Bergen op Zoom, Tilburg 2010, p. 23-24 en 447. 3 Rudolf Croijer, in 1708/9 sous-escuyer, onderstalmeester van de markies, was ten tijde van de opmaak van de inventaris al overleden. MHC, ARR inv. nrs. 693 en 694. 4 Vermoedelijk woonde zij toen niet bij haar moeder, maar bij de nonnen van het klooster van de Engelse Karmelietessen in Antwerpen, Van Ham, 2010, p. 24. 5 Bij de bouw van het Markiezenhof (1484 -1514) werden aan de buitenzijde van de woon- en kantoorvleugels toiletten gebouwd met stortkokers die waren verbonden met beerkelders. Mede vanwege de stank raakten deze in onbruik en kwamen er 'kak stoelen' voor in de plaats. Er waren in die tijd genoeg bediendes om met po's heen en weer te lopen! 6 R. Meischke, 'Het Markiezenhof te Bergen op Zoom', in: Bergen op Zoom gebouwd en beschouwd, Alphen aan den Rijn 1987, blz. 58. 7 In het archief van de Raad- en Rekenkamer staan over deze dames summiere gegevens, o.a. een pensioen voorjuffrouw Deudekom. 8 Een plattegrond uit 1739 laat drie vertrekken achter de dichtge metselde bogen zien. In één daarvan woonde toen een dienstbode van het huispersoneel. Willem van Ham, 'Een plattegrond van het Markiezenhof uit 1739', in De Waterschans, 2003-2, p. 44. 9 De plattegrond uit 1739 vermeldt ter plaatse van een open boog een 'Remise voor koetsen', idem p. 44. Uit rekeningen is overi gens bekend dat ook in de schuur aan de achterplaats koetsen werden gestald. 10 Een bertine is een gesloten, geveerde reiskoets op vier wielen met vier zitplaatsen. Hij is meestal zwart, soms met donker rode panelen. Een campagne bertine is mogelijk bedoeld voor de jacht. 11 Ad van den Bulck, 't Contoer boven de eetcamere', in: De Waterschans 2006-1, p. 10. 12 Van Ham, 2003, p. 44. 13 Inde zomer va n 1712 verbleef Marie Anne, de markiezin- weduwe, nog enige maanden in het Markiezenhof. Zij zal toen waarschijnlijk in het appartement van de jonge princes hebben gewoond. Zie artikel Yolande Kortlever in deze Waterschans. 14 Van Ham, 2010, p. 24 17 Idem, p. 11.

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 27