Ttsé av
-eer
Maria Elisabeth 1 Clara vari den Bergh
markiezin van Bergen op Zoom
Birgit Houben
Afb. 1. Portret
van markiezin
Maria Elisabeth
Clara van den
Bergh, anoniem.
Stichting Huis
Bergh 1610-16331
's-Heerenberg,
collectie dr. J.H.
van Heek.
Op 26 augustus 1610 werd er een dochter
geboren uit het huwelijk tussen Maria Mencia
van Wittem, markiezin van Bergen op Zoom en
gravin van Walhain, en Herman, graaf van den
Bergh. Voor het paar zou dit kind, dat de naam
Maria Elisabeth Clara kreeg, het enige worden
dat de volwassen leeftijd bereikte. Omdat graaf
Herman geen mannelijke nakomelingen had,
zou bij zijn overlijden de titel van graaf van den
Bergh en alles wat daarbij hoorde, overgaan op
zijn jongere broer Frederik, en na diens dood op
diens oudste zoon Albert. Daarom besliste graaf
Herman toen Maria Elisabeth Clara slechts drie
maanden oud was dat ze later in het huwelijk
zou treden met haar neef Albert, zodat de rijke
erfenis van Maria Mencia, die zelf een erfdochter
was geweest, niet verloren zou gaan en voorgoed
bij de Berghse bezittingen gevoegd kon worden.1
Toen graaf Herman in augustus 1611 overleed,
gevolgd door Maria Mencia in juli 1613, werd de
piepjonge nieuwe markiezin van Bergen op Zoom,
samen met haar halfzus Juliana, naar het aarts
hertogelijke hof te Brussel gebracht, waar ze
beiden in de hofhouding van de infanta2 Isabella
verder opgevoed werden. In 1615, twee jaar nadat
de markiezin zich als wees vervoegd had onder
de Brusselse meninas,3 werd er op verordening
van de infanta alvast een contract antenuptial
opgesteld waarin bepaald werd dat het huwe
lijk tussen Maria Elisabeth Clara en Albert zou
plaatsvinden nadat ze twaalf jaar was geworden.4
Eind 1622, enkele maanden nadat de markiezin
haar twaalfde levensjaar had bereikt, kwamen
de huwelijksplannen inderdaad in een stroom
versnelling terecht. Mogelijk had de heropening
van de vijandelijkheden tussen Spanje en de
Republiek hier meer mee te maken dan haar
leeftijd. Het einde van het Twaalfjarige Bestand
(1609-1621) was immers samengevallen met
het overlijden van de pacifistische aartshertog
Albrecht (1559-1621). Omdat Albrecht en Isabella
kinderloos waren gebleven, keerden de Zuidelijke
Nederlanden in overeenstemming met de Akte
van Afstand (1598) terug naar de Spaanse kroon,
waar ondertussen de graaf-hertog van Olivares
de gunsteling en 'eerste minister' van de Spaanse
koning Filips IV was geworden. Zijn interventio
nistische politiek met het oog op de handhaving
van de Spaanse posities in Europa en de Indiën
maakte van de Zuidelijke Nederlanden opnieuw
de belangrijkste militaire uitvalsbasis van het
Spaanse rijk.5 Hierdoor werden Maria Elisabeth
Clara en Albert als Brusselse hofdignitarissen
(Albert had sinds het overlijden van zijn vader
diens hoffunctie als kapitein van Isabella's helle
baardiers overgenomen) erg interessante propa-
ganda-instrumenten voor Olivares' politiek: zij
waren immers verwanten van het huis van Oranje
die de Spaanse en katholieke zaak genegen
waren.6 Door deze twee met elkaar te laten
huwen verdubbelde hun propagandawaarde en
had het centrale gezag een interessante steun
pilaar aan de breuklijn tussen noord en zuid.
Het echtpaar van den Bergh bezat immers heel
wat strategisch gelegen gebied in en rond Gelre,
het land van Cuyck en Brabant.7 Dit verklaart
meteen de reden waarom de Spaanse ambas
sadeur te Brussel, Alonso de la Cueva, kort nadat
Maria Elisabeth Clara de afgesproken huwbare
leeftijd bereikt had, de secretaris van Filips IV
aanspoorde om met gezwinde spoed de vorste
lijke toestemming voor het huwelijk naar Isabella
te zenden. In zijn brief gaf de ambassadeur zelf
aan dat het huwelijk van graaf Albert van den Bergh
met zijn nicht, de markiezin van Bergen op Zoom
en hofdame van Hare Hoogheid, erg gunstig zal zijn
voor Zijne Majesteit, gezien de kwaliteiten, verleende
diensten en merites van het huis Bergh zeer groot
zijn.8 Uiteindelijk vond het huwelijk plaats tijdens
Isabella's reis naar Duinkerke in 1625. Het paar
trouwde er in de parochiekerk waar de bruid,
overeenkomstig de privileges die de Brusselse
hofdames genoten, door de landvoogdes in
hoogsteigen persoon naar het altaar werd geleid.9
De Waterschans 2 - 2011
60
De Gelderse familie van den Bergh was sinds de
verzoening van graaf Willem IV met Filips II in
1586 uitgegroeid tot een erg aanzienlijk geslacht
binnen de Zuidelijke Nederlanden, maar deze
reputatie werd bij het begin van de jaren dertig
in de zeventiende eeuw ernstig bedreigd door
het overlopen van graaf Hendrik van den Bergh
naar de Republiek.10 Hendrik bekleedde een
hoge militaire post in het leger van de Spaanse
Nederlanden en was een jongere broer van de
vaders van Maria Elisabeth Clara en Albert, en
dus een oom van het echtpaar.11 Misnoegd over de
militaire strategie die werd uitgedacht in Madrid
en die in de Nederlanden leidde tot heuse deba
cles, complotteerden verschillende hoge edelen,
waaronder graaf Hendrik, tegen het Spaanse
gezag en kozen ofwel voor de Staatse, ofwel voor
de Franse zijde.12 Toen de geruchtenmolen rond
graaf Hendrik enkele maanden voor zijn open
lijke verraad in 1632 flink op dreef was gekomen,
vreesde de jonge markiezin dat hij de rest van de
familie een slechte naam zou bezorgen. Daarom
nam ze contact op met Isabella om haar te
overtuigen van de loyaliteit van haar familie. Zo
besloot Maria Elisabeth Clara om de zusjes van
haar echtgenoot, Eleonora Catharina Febronie
en Anna Maria, naar Brussel te zenden waar ze
opgenomen konden worden in Isabella's hofhou
ding. In april 1632 liet de landvoogdes het echt
paar van den Bergh weten dat ze de twee meisjes
had aangesteld als meninas}2 Op deze manier
werd de uitstekende relatie van weleer tussen de
Van den Berghs en het centrale gezag opnieuw
benadrukt. Dit was ook de mening van de infanta,
die twee maanden
later aan haar oud
hofdame schreef: ik
kan de goede dien
sten van wijlen graaf
Frederik uw schoon
vader niet vergeten,
en met deze herinne
ringen in het achter
hoofd zal ik steeds al
het mogelijke doen
voor zijn dochters.
Afb. 2. Portret van graaf
Albert van den Bergh
(1607-16561, echtgenoot
van Maria Elisabeth Clara
van den Bergh. Karmelie
tenklooster, Boxmeer.
Uw brieven zullen me altijd plezieren, en ik verheug
me elke keer opnieuw wanneer ik nieuws van u
ontvang,14 De landvoogdes nodigde de markiezin
duidelijk uit tot verdere correspondentie. Maria
Elisabeth Clara ging gretig op deze uitnodiging
in toen eind juni 1632 algemeen bekend raakte
dat Hendrik zich officieel aan Staatse zijde had
geschaard. Op 5 juli 1632 verzekerde ze Isabella
van haar trouw en gehoorzaamheid en benadrukte
ze dat de plannen en acties van mijn oom me
volledig onbekend zijn}5 Als antwoord op deze brief
van haar oud-hofdame, liet Isabella weten dat ik
nooit aan uw trouw aan de koning heb getwijfeld, en
dat ik ervan overtuigd ben dat u nooit de acties van
uw oom zal goedkeuren,16 Dat zou de markiezin
dan ook nooit doen, integendeel, om elke twijfel
rondom de Spaansgezindheid van haar familie
weg te nemen, sluisde ze de landvoogdes infor
matie door over Hendriks handel en wandel. Zo
berichtte Maria Elisabeth Clara dat haar oom
haar onverwacht was komen opzoeken in de
familieresidentie te Boxmeer in het gezelschap
van zijn schoonbroer, een aanzienlijke edelman
uit het Staatse kamp, Floris II van Pallant, graaf
van Culemborg. Verder getuigde ze dat Hendrik
van plan was zich voorlopig te vestigen in
's-Heerenberg.17 Opdat de markiezin zulke waar
devolle gegevens zou blijven doorspelen, schreef
de infanta haar eigenhandig een bedankbriefje.18
De acties die de markiezin in 1632 had onder
nomen hadden duidelijk gewerkt: de eer van de
familie was gered toen bleek dat graaf Albert zijn
hoffunctie die hij bij Isabella bekleedde, verder
mocht uitvoeren onder de landvoogdij van haar
opvolger, de broer van Filips IV, de kardinaal
infant don Fernando van Oostenrijk. Zo werd
hij het enige familielid van de in de complotten
betrokken edelen die een functie in de hofhou
ding van de nieuwe landvoogd wist te verkrijgen.19
Zonder enige twijfel speelde ook de verdere
distantiëring van graaf Albert ten opzichte van
zijn oom na 1633 hierin een rol. In januari van dat
jaarwas Maria Elisabeth Clara in het kraambed
overleden en werd haar erfenis de inzet van een
bittere strijd tussen beide heren, waarbij Hendrik
het kasteel te 's-Heerenberg belegerde.20 Hoewel
graaf Albert wegens zijn hoffunctie en familiere
laties niet afhankelijk was van zijn vrouw om in
contact te treden met het hof, lijkt de bewaarde
briefwisseling van de familie van den Bergh erop
te wijzen dat het wel degelijk Maria Elisabeth
Clara was geweest die in de jaren dertig het
initiatief tot een onderhoud met de infanta had
genomen. Omdat ze in tegenstelling tot haar
61
De Waterschans 2 - 2011