rivaLe Maria Elisabeth II in een kwaad daglicht te stellen. Of ze nu wel of niet gerechtvaardigd waren, de aanspraken op het Markiezaat van de kant van de familie waartoe Béatrix de Cusance behoorde, zijn in de geschiedschrijving over Bergen op Zoom tot nu toe onderbelicht gebleven. In dit artikel presenteren wij een korte schets van die verschillende aanspraken op het Markiezaat. Voorts zullen we aandacht besteden aan de manier waarop Béatrix de Cusance gebruik dacht te kunnen maken van de omstreden acties van Maria Elisabeth II. Regerende vorsten over het Markiezaat Antoon van Glymes (1500-1541) werd in 1533 door Karei V verheven tot markies, waardoor het land van Bergen op Zoom een Markiezaat werd. Na het overlopen van markies Jan van Wittem naar de Spaanse kant in 1577 waren het de Prinsen van Oranje, de stadhouders van de Republiek, die van de Staten-Generaal het vruchtgebruik kregen van het Markiezaat. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kregen de achterkleindochter van Antoon, Maria Mencia van Wittem (1581-1613) en haar echtgenoot Herman, graaf van den Bergh (1588-1611) het vruchtgebruik over het Markiezaat weer terug, maar dit gold niet voor het politieke gezag, dat tot de Vrede van Münster in 1648 in handen van de Oranjes zou blijven.6 Het vruchtge bruik ging vervolgens over op hun dochter Maria Elisabeth I (1610-1633). Na haar dood in 1633 kreeg de weduwnaar van haar tante Margaretha (1588-1627), graaf Hendrik van den Bergh (1573- 1638), na zijn overgang naar de Staatse zijde, door de Staten-Generaal het gebied toegewezen. Al voor zijn dood ontstonden er twisten tussen de verschillende pretendenten, maar zijn dochter Maria Elisabeth II werd op 17 november 1635 formeel met het Markiezaat beleend.7 Maria Elisabeth van den Bergh en Elizabeth Stuart Maria Elisabeth II trouwde op 19 maart 1630 op haar kasteel te Boutersem met Eitel Friedrich prins van Hohenzollern-Hechingen, graaf van Sigmaringen, grootkanselier van het Heilige Roomse Rijk (1601-1661). Uit dit huwelijk werden een zoon en een dochter geboren, van wie alleen dochter Henriëtte Francisca (1642-1698) de volwassen leeftijd bereikte. Maria Elisabeth II werd Lieske genoemd of Isabella, naar aarts hertogin Isabella, in wier streng-katholieke omgeving ze deels opgroeide. Haarvader, graaf Hendrik van den Bergh, zorgde ervoor dat zijn oudste dochter zich zowel in Zuid- als in Noord- Nederlandse hofkringen bewoog. Ze onderhield vriendschappelijke betrekkingen met Amalia van Solms, en in 1628 woonde ze als vijftienja rige enige tijd aan het hof van Elizabeth Stuart in Den Haag.8 Met laatstgenoemde bouwde ze een innige band op. In 1641 verbleef ze in het paleis van de Winterkoningin te Rhenen en voerde een toneelstuk op met de Palts-prinsessen. Zo schrijft Elizabeth het volgende aan Sir Thomas Roe: my daughters haue acted a play in french heere [in Rhenen], the Princess of Zolerne [Maria Elisabeth II] was one[none but women acted your daughter [Jane Rupa] was a graue matron it was the tragedie of Medea and Jason, Louyse [Louise Hollandina] was Jason and her eldest sister [Princess Elisabeth] Medea, it was not ill acted.9 Maria Elisabeth II bleef tot 1657 tot de intimi van de Winterkoningin behoren. Eind november 1654 maakte zij nog samen met de koningin een reis naar de Zuidelijke Nederlanden, waar ze zich in Antwerpen incognito tussen het theater publiek verscholen om zich aan de excentrieke en extravagant geklede koningin Christina van Zweden te vergapen: saw the Queene of Sweden at a play, she is extrauagant in her fashion and aparell, but she has a good well favoured face. De volgende dag bekeken zij de schilderijencol lectie en de vertrekken van aartshertog Leopold Willem van Oostenrijk in Brussel. Ze keerden vervolgens weer naar Antwerpen terug met de intentie daar langer te verblijven, maar voelden zich gedwongen naar Bergen op Zoom te vluchten om de koningin van Zweden te ontlopen, die hen ontboden had: I made the more hast away the next day because I had no minde to speak with her since I heard how unhandsomelie she had spoken of the King my deare Nephue, and indeed of all our nation. Elizabeth keek met plezier terug op haar reis met en verblijf bij Maria Elisabeth II: I was extre- melie well intertained by the Princess of Zolern who was with me and was my guide all the iourney, and defrayed me.10 Slechts drie jaar later zou Elizabeth Stuart's relatie met Maria Elizabeth II geheel bekoeld raken. Maria Elisabeths rivaliserende nicht: Béatrix de Cusance Béatrix de Cusance, door paus Alexander VII geroemd als de mooiste vrouw van de eeuw, bracht haar eerste levensjaren door op het kasteel van haarvader, Claude-Francois de Cusance (1590-1629), heer van Belvoir, in de Franche-Comté. Vervolgens genoot zij, evenals De Waterschans 2 - 2011 64 Afb. 1. Maria Elisabeth II van den Bergh, olieverf op paneel, onbekende kunstenaar 1628. Collectie Het Markiezenhof Historisch Centrum hiernaMHC], haar nicht Maria Elisabeth II, haar opvoeding aan het Brusselse hof van Infanta Isabella. In 1635 huwde zij de prins van Cantecroix, die reeds twee jaar later overleed. Béatrix veroorzaakte een schandaal door tien dagen na het overlijden van haar echtgenoot in het huwelijk te treden met Charles (Karei) IV de Vaudémont (1604-1675), hertog van Lotharingen. Deze legeraanvoerder in Spaanse dienst, met wie Béatrix al een korte affaire had gehad in 1634, was echter al getrouwd met zijn nicht Nicole. Tussen 1640 en 1660 verbleef Béatrix regelmatig in de Zuidelijke Nederlanden. In het kasteel van Beersel had zij een salon,11 waar zij de Brusselse en Antwerpse elite ontving om er gezamenlijk te dansen, te musiceren en theaterstukken op te voeren. Gasten als de hertog en hertogin van Newcastle, koning Karei II Stuart van Engeland en andere Royalisten, die op dat moment in de Nederlanden als balling verbleven als gevolg van de Engelse burgeroorlogen, waren ook van de partij. Het vermaak in Beersel is uitgebreid beschreven door Richard Flecknoe, een Engelse priester die enige tijd deel uitmaakte van het gevolg van Béatrix de Cusance.12 In dezelfde tijd bezochten Béatrix en haar dochter Anne (1639-1714), regelmatig het huis van de Portugese koopmansfamilie Duarte in Antwerpen om er te musiceren. Hier zou zij Constantijn Huygens in 1652 voor het eerst ontmoeten. Er kwam een correspondentie op gang die meer dan tachtig brieven zou bevatten en die zou leiden tot een uitgebreide uitwisseling van geschenken en diensten.13 Béatrix' huwelijk met de hertog van Lotharingen bleef omstreden. In 1654 verklaarde paus Innocentius X het huwelijk zelfs ongeldig en Béatrix zou er pas op haar sterfbed in 1663 in slagen om alsnog haar huwelijk met de hertog en hun twee kinderen te legitimeren. De aanspraken Margaretha van Merode, markiezin van Bergen op Zoom, huwde in 1578 Jan van Wittem, die onder andere de heerlijkheden Eigenbrakel (Braine l'Alleud) en Beersel bezat. Het echtpaar kreeg drie dochters, te weten 1) Maria Mencia van Wittem, moeder van Maria Elisabeth I van den Bergh; 2) Margaretha van Wittem, moeder van 'onze' Maria Elisabeth II van den Bergh, prinses van Hohenzollern, en 3) Ernestine van Wittem (1592-1649), moeder van Béatrix de Cusance. Maria Mencia, de regerend markiezin, overleed in 1613, waarna het Markiezaat overging naar haar dochter Maria Elisabeth I, die onder voogdij stond van haar ooms Frederik en Hendrik van den Bergh, tot zij in 1625 huwde met haar neef Albert van den Bergh (1607-1656), heer van Boxmeer. Op 5 januari 1633 overleed Maria Elisabeth I met haar kind in het kraambed. Haar echtgenoot Albert zou vervolgens het Markiezaat claimen, omdat het kind levend geboren zou zijn, hetgeen zijns inziens zijn aanspraak rechtmatig maakte.u Na het overlijden van Maria Elisabeth I waren er drie mogelijkheden voor de erfenis van het Markiezaat.15 Alles zou gaan naar: 1) haar echt genoot Albert van den Bergh, 2) haar tante van moederszijde, Ernestine van Wittem, of 3) haar nicht Maria Elisabeth II van den Bergh, dochter van haar tante Margaretha van Wittem. Maria Elisabeth II claimde het Markiezaat, omdat haar tante Maria Mencia in haar testament had verklaard dat als zij zou sterven zonder kinderen, haarzuster Margaretha (de moeder van Maria Elisabeth II] haar erfgename zou zijn. Als Margaretha echter al dood zou zijn, dan zouden haar kinderen alles erven. De drie pretendenten streden vervolgens onderling via rechtszaken met elkaar om de nalatenschap. Terecht of onterecht, na de dood in 1633 van haar nicht Maria Elisabeth I, dochter van haarzuster Maria Mencia, noemde Béatrix' moeder Ernestine zich voortaan markiezin van Bergen op Zoom. Zij stelde dat het Markiezaat aan haar toekwam, 65 De Waterschans 2 - 2011 FAUSTO NUMINE BERQA VICTRIX

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 9