Si •r m m WARTAAL i IiVFMALEN IA M l \-'C I N t:v t AC Ni cn 7 avi Tiirvci&j :KlE6 0TUl^!©; H.. S- .VI. V1MV Luctor et emergo Een inheemse godin... - ;Vi De drie vindplaatsen Domburg, Colijnsplaat en Bergen op Zoom lagen alle aan de Schelde, vaarroute voor handelaren in de Romeinse tijd In Zeeland zijn relatief veel vondsten uit de Romeinse tijd gedaan. Naast een groot aantal losse vondsten zijn er nogal wat sporen van bewoning en zijn er vier heiligdommen 'opge graven': twee gevonden in de grond en twee bovengekomen uit de zee. Van de eerste twee - in Aardenburg en Westerschouwen - is weinig bekend; we weten niet aan welke goden ze gewijd waren. Van de andere twee heilig dommen weten we dat wel: de heiligdommen van Domburg en Colijnsplaat waren beide gewijd aan de inheemse godin Nehalennia. Aan haar werden door Romeinen vele altaarstenen geschonken, die door de zee aan het zicht onttrokken en teruggegeven werden. Dit kalkstenen altaar (hoogte 95,5 cm) werd bij Domburg aan de godin Nehalennia geschonken door Dacinus. Op de schacht van het altaar is in de wijdingsinscriptie zijn naam te lezen. In de nis die gevormd wordt door pilasters en een fronton is de godin afgebeeld, gezeten op een troon. Haar gezicht is beschadigd, maar duidelijk zichtbaar zijn de hoofdkap en het schoudermanteltje. Naast Nehalennia zit een wat katachtige hond; aan de andere zijde staat een mand met vruchten en ook op haar schoot rust een mandje met vruchten. Boven haar hoofd het schelpvormige baldakijn. Op het hoofdgestel zijn uiterst rechts en links de houtblokken in de vorm van rolkussens zichtbaar. Daar tussenin liggen twee peren. De kleine geboorde gaatjes in het fronton werden wellicht gebruikt om een gordijntje aan te bevestigen: dat moest de stenen beschermen tegen stof en vuil. Foto: Rijksmuseum van Oudheden (RMO), Leiden. De Waterschans 3 - 2011 144 Aan de kust bij Domburg zijn bijna dertig altaarstenen gevonden, die op 5 januari 1647 door erosie door de zee werden bloot gelegd. Op de meeste stenen is te lezen dat de erop afgebeelde vrouw de godin Nehalennia is, een godin die tot dan toe volledig onbekend was. Pas driehonderd jaar later laat zij opnieuw van zich horen. Op 14 april 1970 kwam zij wederom boven, ditmaal uit de Schelde bij Colijnsplaat, niet ver van Domburg. Schipper K.J. Bout van de Tholen 6 Johanna Cornelia viste op die dag de brokstukken van twee altaarstenen op, die aan Nehalennia gewijd bleken te zijn. Nieuwsgierig naar meer besloot men rond de vindplaats verder te zoeken naar andere (fragmenten van) Nehalennia-altaren: met veel succes! In augustus en september van hetzelfde jaar werden 104 altaren en beelden opgevist met de Tholen 6. In februari 1971 nog eens 21 complete altaren. Al deze antieke resten bevonden zich op 25 meter diepte in de Zeeuwse wateren, waar sterke getijdenstromingen en een zeer beperkt zicht heersen. De beste 'opgravingsmethode' was daarom vissen. Later zijn ook duikers te water gegaan, maar dat was vergeefse moeite. Zo nu en dan worden overigens nog steeds fragmenten van altaarstenen opgevist. Anno 2003 waren er 316 altaren van Nehalennia bekend. 83 daarvan hebben zowel een inscriptie als een afbeelding van de godin, 111 slechts een inscriptie. Van de overige 122 is niet vast te stellen of ze alleen een inscriptie hadden of ook een beeltenis van Nehalennia. Toen in 1647 voor het eerst Nehalennia- altaren gevonden werden, was de godin volledig onbekend. Er waren geen bronnen die iets over haar vermeldden. Alles wat we weten over Nehalennia is afkomstig van de altaarstenen uit Domburg en Colijnsplaat. Deze vondsten vertellen ons lang niet alles over de godin, maar door naar haar afbeel dingen te kijken en de inscripties te lezen komen we een heel eind! Marcus Exgingius Agricola, oorspronkelijk afkomstig uit Trier, was zouthandelaar uit Keulen. Op zijn handelsreis heeft hij bij het heiligdom van Nehalennia bij Colijnsplaat dit kalkstenen altaar (hoogte 91 cm) geplaatst, waarschijnlijk na de oversteek van de Noordzee. De godin heeft hier in haar rechterhand een klein boeketje bloemen of korenaren vast. Foto: RMO, Leiden. 145 De Waterschans 3 - 2011

Periodieken

De Waterschans | 2011 | | pagina 21