WARTAAL
vereerd
door handelaars en
zeelieden
ook in Bergen op Zoom?
verschillende vruchten herkenbaar: appels,
peren, granaatappels, druiven en korenaren.
Behalve afgebeeld met vruchten en een hond,
is ze zo nu en dan ook afgebeeld met een
scheepsroer in haar hand, weer verwijzend
naar haar band met de scheepvaart. Wat de
godin in haar rechterhand vasthoudt, is niet
goed te zien, maar waarschijnlijk is het vaak
een boeketje bloemen.
Al deze symbolen zeggen iets over de functie
van de godin. De hond zou kunnen staan
voor trouw en waakzaamheid jegens haar
vereerders. Hij is beschermer en metgezel
van de mens. Van Nehalennia werd gevraagd
dat ook te zijn; zij werd namelijk aangeroepen
voor bescherming tijdens reizen over zee. De
hond bij de godin kan ook in verband worden
gebracht met de Onderwereld, de plaats van
de wedergeboorte. Hieruit blijkt de taak van
Nehalennia als godin van voorspoed en geluk:
wanneer moeilijke tijden en gevaren worden
overwonnen, vindt een soort wedergeboorte
plaats.
Het brengen van voorspoed zien we ook terug
in de vruchten. Daarmee wordt het vruchtbare
en voorspoedbrengende karakter van de godin
benadrukt. Wellicht was de inheemse godin
van origine 'alleen' een vruchtbaarheidsgodin
en werd zij na de komst van en de acceptatie
door de Romeinen meer en meer gezien als
beschermster van reizigers. Het scheepsroer
verwijst evenals de voorsteven van het schip
naar reizigers over zee, die voor de godin
een altaar oprichtten. Een roer is echter ook
symbool voor het bestieren van het lot, een
taak voor Nehalennia: haar wordt gevraagd
om voorspoed en geluk te brengen. Daarop
wijzen ook de versieringen op de zijkanten
van de altaarstenen: hoornen des overvloeds
en planten. Daarnaast komen offertafels en
personen met offergaven voor en op de altaren
uit Domburg bovendien afbeeldingen van
andere goden: Jupiter, Victoria, Neptunus en
Hercules. Met uitzondering van Jupiter zijn
zij allen verbonden met Nehalennia. Victoria
zal verwijzen naar de wedergeboorte die een
overwinning van de dood is. Neptunus als
beschermer van zeelieden en Hercules als
beschermer van reizigers over land zijn nauw
verbonden met Nehalennia als beschermster
van reizigers. Ook kunnen Hercules en
Neptunus duiden op de overgang van land naar
zee: zeer toepasselijk voor de plaats waar de
altaarstenen gevonden zijn.
Op twee plaatsen bevonden zich in de
Romeinse tijd heiligdommen voor Nehalennia:
bij Domburg en Colijnsplaat. De beide heilig
dommen moeten gedateerd worden in de
tweede en derde eeuw na Christus. In die
tijd maakte Zuidwest Nederland deel uit van
Gallia Belgica. De bevolking hier leefde van
landbouw, veeteelt, jacht en visserij. Het gebied
van de huidige Zeeuwse eilanden bestond toen
uit een brede strandwal met daarachter een
langzaam ontziltend veengebied. Het land was
begroeid met heide, grassen, dwergbomen en
struiken en werd op alle mogelijke plaatsen
door riviertjes en kreken doorkruist. De
Scaldis, de huidige Schelde, was waarschijnlijk
een van de hoofdrivieren en moet gesitueerd
worden ten noorden van Noord-Beveland en
ten zuiden van Schouwen, ongeveer waar de
huidige Oosterschelde loopt. De twee heilig
dommen lagen dus aan de zuidzijde van de-
Scaldis.
De tempels bij Domburg en Colijnsplaat
stonden enkele honderden meters buiten de
huidige kustlijn. Het waren waarschijnlijk
Gallo-Romeinse tempels van het type dat bij
Aardenburg in Zeeuws Vlaanderen gevonden
werd: een vierkante ruimte met een zadeldak
en geheel rondom een zuilengalerij. De altaren
voor Nehalennia werden opgesteld onder
deze zuilengalerij of nog verder buiten de
tempel. In Domburg zijn ook enkele beelden
en altaren gevonden die gewijd zijn aan andere
goden; wellicht hadden die goden een eigen
plaats in het heiligdom, dat gezien de over
grote meerderheid aan Nehalennia-altaren
in de eerste plaats aan haar gewijd moet zijn
geweest. Niet ver van de tempel vandaan zijn
sporen gevonden van een nederzetting met
houten huizen. Ook bij Colijnsplaat was er
waarschijnlijk een dergelijke nederzetting
bij het heiligdom, dat overigens in de huidige
jachthaven 'modern' gereconstrueerd is. Wel
werd bij deze tempel voor zover bekend alleen
Nehalennia vereerd: er zijn geen aan andere
De Waterschans 3 - 2011
148
goden gewijde altaren of beelden gevonden en
ook op de gevonden Nehalennia-altaren zijn
geen andere goden afgebeeld.
Uit de inscripties op de altaarstenen krijgen we
veel informatie over de mensen die Nehalennia
vereerden en een altaar aan haar gewijd
hebben in één van haar heiligdommen. Over
het algemeen zijn de inscripties opgebouwd
uit de volgende elementen: allereerst wordt
de godin aangesproken, vervolgens worden de
namen van de opdrachtgevers genoemd, even
tueel gevolgd door hun beroep en/of herkomst;
soms wordt hierna vermeld waarom het altaar
geplaatst is; de inscriptie wordt afgesloten met
de letters v.s.l.m.
Het aanroepen van de godin gebeurt met
de woorden deae nehalenniae ('aan de godin
Nehalennia'), waarbij haar naam soms anders
wordt geschreven. Over de betekenis van
de naam is niets bekend, maar men gaat er
wel vanuit dat het een Germaanse naam is,
wellicht afgeleid van het Germaanse woord
neihan, dat 'vriendelijke geefster' betekent.
Hierin zien we mogelijk een verwijzing naar de
functie van de godin.
Uit de namen van de opdrachtgevers blijkt dat
velen Romeins burger waren, maar dat er ook
nogal wat gevers zijn met een Germaanse of
Keltische achtergrond. De 'Duitse' en 'Franse'
herkomst wordt soms expliciet vermeld:
Keulen, Trier, Nijmegen, de gebieden rond
Besancon en rond Rouen. Een enkeling is
afkomstig uit Augst in Zwitserland en uit
Tongeren in België.
Blijkbaar maakte de faam van Nehalennia een
soort pelgrimsoorden van de heiligdommen:
mensen werden van verre naar Domburg en
Colijnsplaat gelokt om er een offer te brengen
aan de godin. Met een duidelijk doel, zoals
reeds bleek uit de afbeeldingen van de godin:
haar vragen om voorspoed en geluk tijdens
hun reis over zee. Dat laatste wordt onder
streept door de beroepen van de opdracht
gevers die op de stenen vermeld worden.
Velen van hen waren handelaren in onder
andere zout, vissaus, wijn en aardewerk. Zij
hebben het altaar gewijd aan Nehalennia voor
behoud van hun handelswaar. Bij verschil
lende handelaren wordt vermeld dat zij handel
dreven met Britannia. In de tweede eeuw na
Christus was een bloeiende handel ontstaan
tussen het continent en Britannia. De over
steek door de handelsschepen begon onder
andere aan de monding van de Scaldis, de plek
waar de twee tempels van Nehalennia stonden.
Waarschijnlijk was er in de buurt daarvan een
haven, waar handelswaren en vracht werden
overgeladen van rivierschepen op de grotere
en stevigere zeeschepen. De oversteek van
de Noordzee vereiste net vakmanschap van
specialisten. Naast handelaren worden dan
ook schippers en een kapitein vermeld.
Degenen die een altaar voor Nehalennia
hebben opgesteld waren dus afkomstig
uit verschillende gebieden uit het noord
westen van het Romeinse Rijk en waren
vaak verbonden met handel en scheepvaart.
Alvorens de gevaarlijke oversteek te maken
naar Britannia smeekten de schippers en
handelaren Nehalennia om bescherming
en beloofden haar een altaar als dank voor
behouden thuiskomst. De meeste inscripties
eindigen dan ook met de bekende afkorting
v.s.l.m., om aan te geven dat zij hun belofte
met plezier nakomen: votum solvit libens merito
('hij heeft zijn gelofte gaarne en met reden
ingelost').
Hoe passen de opgravingen in Bergen op
Zoom nu binnen dit verhaal? Hier zijn geen
Nehalennia-altaren gevonden, laat staan een
heiligdom. Maar door de aanwezigheid van
de kleine amforen mogen we er wel vanuit
gaan dat er hier een heiligdom is geweest,
wellicht zoals dat van Aardenburg. Een tempel
gewijd aan Nehalennia? Misschien wel. Van
de vier ons bekende Romeinse heiligdommen
in de naaste omgeving zijn er twee waarvan
de vereerde godheid onbekend is, zoals in
Bergen op Zoom. Van de enige twee heilig
dommen waarvan wél vaststaat welke godheid
er vereerd werd, is de inheemse Nehalennia
de belangrijkste god die er vereerd is (in
Domburg), zoniet de enige (in Colijnsplaat).
149
De Waterschans 3 - 2011