van de Koepelstraat
Marco Vermunt
Enkele bijzondere archeologische vondsten bij het vervangen van
de riolen in de Koepelstraat, Lindebaan en Korte Bosstraat.
In het najaar van 2011 werd de riolering
vervangen in de Koepelstraat, Korte Bosstraat
en Lindebaan. Dit ging gepaard met een
archeologische begeleiding, dat wil zeggen
dat er tijdens het graafwerk onderzoek werd
gedaan naar de ouderdom van de grondlagen
en eventuele sporen die aan het licht zouden
komen. Nu gebeurt dat eigenlijk standaard bij
alle rioolwerken in de binnenstad en dat levert
vaak erg nuttige informatie op, maar in dit
geval waren de resultaten wel erg verrassend.
De Koepelstraat werd omstreeks 1871
aangelegd na de ontmanteling van de vesting
en volgt net als de Kloosterstraat min of meer
het tracé van de oudste, middeleeuwse aarden
stadswal. Sporen daarvan werden voor het
eerst gevonden in 1998 bij een opgraving op
het terrein van de loods van firma Van Vliet
in Koepelstraat 77-83.1 Ook tijdens het werk
aan de riolen in de Antwerpsestraat, toen
resten van de Bospoort bloot lagen, kon een
stukje van de stadsgracht worden onderzocht.
Zodoende is het tracé van de wal en de gracht
in dit gedeelte van de binnenstad redelijk goed
bekend.
Het verwonderde me dan ook niet toen tijdens
het uitgraven van de rioolsleuven, op een
diepte van 1,30 tot 2 meter onder het straatpeil
resten van het lichaam van de wal tevoor
schijn kwamen. De wal was te herkennen aan
een dikke laag van geel en grijs zand op een
vleilaagje van klei. In de tweede helft van de
dertiende eeuw, waarschijnlijk vanaf 1275, was
er met man en macht gewerkt om rondom
de stad een vier meter hoge en twintig meter
brede zandwal op te werpen. Daaronder lag
nog oudere grond: een ZO tot 50 centimeter
dik pakket van grijze grond, vermengd met
houtskool en scherfjes aardewerk. Dit was
het restant van een akker, zoals ook eerder
was opgegraven in de Kloosterstraat en op het
Thaliaplein. De omgeving van de Koepelstraat
tussen Lindebaan en Bosstraat maakte dus
vóór de aanleg van de stadswal deel uit van
een agrarisch terrein. De schrale grond moest
jaar in jaar uit bemest worden met stalmest en
heideplaggen, zodat het loopvlak steeds hoger
kwam te liggen.
De oudste vondsten uit de akker dateren uit
de Ijzertijd en de Romeinse tijd. Dat wil niet
zeggen dat de akker zelf zo oud was, want
de vondsten kunnen zijn opgeploegd uit een
ouder loopvlak, of samen met de mest van
elders zijn aangevoerd. Dat geldt ook voor
enkele Merovingische en Karolingische aarde-
werkscherven uit de zevende tot de negende
eeuw. De meeste vondsten dateren echter uit
de twaalfde en vroege dertiende eeuw en in
die tijd zal de omgeving ook het intensiefst
beboerd zijn.
Een crematiegraf
De eerste onverwachte vondst werd gedaan
tegenover Koepelstraat 12. Onder de akker,
op de overgang naar het schone zand eronder,
werd een concentratie van verbrande mense
lijke botfragmenten gevonden. Het bleek een
crematiegraf uit de Ijzertijd te zijn, bestaande
uit een kleine ondiepe kuil van 35 centimeter
in doorsnede, waarin de gecremeerde resten
van de overleden persoon waren begraven.
Misschien hadden de botresten in een doek
gelegen, maar die was volledig vergaan.
Tussen de witverkoolde botjes lagen stukjes
van een bronzen fibula (mantelspeld) en
een scherfje van een handgevormde pot.
Toekomstig C-14 (koolstof] onderzoek zal
moeten uitwijzen wat de exacte datering van
het graf is, maar voorlopig wordt aangenomen
dat het uit de Midden-IJzertijd dateert, net
als de nabijgelegen vindplaats op stadspark
Kijk In de Pot.2 Oorspronkelijk zal het graf
afgedekt zijn geweest met een laag heuveltje
van zand, dat omgeven was door een greppel.
Het zal niet het enige graf op deze plaats zijn
De Waterschans 1 - 2012
8
Afb. 1. Het kuiltje met crematieresten in doorsnede.
geweest, maar maakte zeer waarschijnlijk deel
uit van een grafveld. Omdat crematieresten in
het begin van de Ijzertijd vaak in een aarde
werken pot werden begraven, spreekt men
wel van urnenvelden. In de rioolsleuf werden
meer botrestjes gevonden, maar nergens een
duidelijk tweede grafkuiltje.
Een stadspoort
Een andere vondst, veel jonger maar wel
even bijzonder, kwam tevoorschijn op vrijwel
dezelfde plaats. Op de akker waren twee
bakstenen muren gemetseld, elk van grote
rode 'moppen' in klei (in plaats van metsel
specie) en slechts 28 centimeter breed. De
muren doorsneden het straatprofiel onder
een hoek van 45 graden. De westelijke van de
twee kon over een lengte van ruim tien meter
gevolgd worden, van de oostelijke was alleen
een vaag spoor van de uitgebroken baksteen
bewaard. Beide werden afgedekt door het zand
van de stadswal.
Aanvankelijk leverde deze vondst een
groot raadsel op. Het baksteenformaat van
6 x 14 x 28 centimeter wees op het laatste
kwart van de dertiende eeuw, de tijd waarin de
aarden wal zou zijn aangelegd. Het is hetzelfde
formaat dat gebruikt werd voor de bouw van
het gasthuis aan de Wouwsestraat, dat werd
opgegraven in 1992.
De lengte en breedte van de constructie
(tussen de muren was een ruimte van 3,50
meter) sloot een functie als huisfundering al
direct uit. Gedurende het werk aan het riool
werd duidelijk dat de muren het restant waren
van een doorgang door de wal in het verlengde
van de Hoogstraat. Deze straat liep oorspron
kelijk verder door dan nu het geval is. Hij liep
langs de zijgevel van het pand Korte Bosstraat
2, door het huizenblok tussen de Koepelstraat
en de Lindebaan, boog daar westwaarts af
en ging via de gevonden bakstenen doorgang
de stad uit in de richting van Kijk in de Pot.
De doorgang is in feite te beschouwen als
de oudste stadspoort die we kennen. Bij de
aanleg van de stadswal werd een onderbreking
9
De Waterschans 1 - 2012
De ae/t 'AMDtV