Wi
AA
greppel liep precies in het verlengde
van de westelijke muur van het pand
Koepelstraat 4, thans 'Het Oude Huis'
waar een bedrijf in antieke bouwma
terialen gevestigd is. Het is een van
de oudste panden in de straat en zal
niet lang na 1871 gebouwd zijn. De
oostelijke keldermuur valt op door het
gebruik van steunberen. De vreemde
schuine plaatsing van het gebouw
en de steunberen zijn niet anders te
verklaren dan door de aanwezigheid
van de greppel. Die moet zijn opge
merkt toen de bouw begon en werd
misschien aangezien voor een heel
diepe ingraving, bijvoorbeeld van de
vestingwerken van Van Coehoorn,
waar de kelderwand wel eens in zou
kunnen verzakken. In werkelijkheid was daar
geen kans op, want de greppel was maar 60
centimeter diep. Daaronder zat het schone
zand. De schuine stand van het pand, lange tijd
een mysterie en aangezien voor een relict van
de verdwenen Hoogstraat, is dus een gevolg
van een eeuwenoude greppel.
Toen het rioolwerk tot in de Korte Bosstraat
gevorderd was, werd met spanning uitgekeken
naar het punt waarop de greppel weer tevoor
schijn zou komen. Dat bleek precies voor het
huis Korte Bosstraat 4 te zijn. De zuidelijke
zijde was goed zichtbaar, de noordelijke niet.
Dat komt omdat het natuurlijke loopvlak in de
richting van de Bosstraat sterk omhoog liep.
Bij de aanleg van de straat (omstreeks 1300)
groef men een flink stuk van deze heuvel af om
de hoogteverschillen te verminderen. Daarbij
werd de noordelijke kant van de greppel als
het ware uitgewist.
De greppel maakte achter Het Oude Huis
een scherpe bocht naar het oosten en door
sneed de Korte Bosstraat bijna onder een
haakse hoek. Plotseling herinnerden we
ons dat dezelfde greppel als eens eerder
was gevonden. Tijdens het vervangen van
de riolering in de Kloosterstraat in 2004
was een brede greppel waargenomen in
een oude akkerlaag, die vanuit het midden
van Kloosterstraat 87 schuin over de straat
naar nummer 42 liep. Op de bodem lagen
scherven uit de twaalfde eeuw. Destijds was
de vondst nog een raadsel, maar nu werd
ineens duidelijk dat de greppels met elkaar in
Afb. 4. Luchtfoto van de Koepelstraat. In het midden het scheef geplaatste
huis nummer 4.
verbinding stonden. Samen omsloten ze een
groot (rechthoekig?) terrein dat tenminste 60
bij 80 meter groot was en pal naast het oudste
tracé van de Hoogstraat lag (zie afb. 7).
Helaas bevatte de bedding of onderste vulling
van de greppel nauwelijks vondsten. Het
enige dateerbare stukje aardewerk stamt uit
de Merovingische tijd (zevende eeuw). Over
het moment van demping bestaat wat meer
duidelijkheid. De toplaag van de akker bevatte
aardewerk uit de periode 1225-1250, wat ook
geldt voor de grond waarmee de greppel
gedempt werd. Een tweede laag daarboven
dateerde uit de tweede helft van de dertiende
eeuw en leek een egalisatie te zijn van de
grond binnen de stadswal, nog vóórdat de
Bosstraat werd aangelegd. Voorlopig menen
we dat de greppelstructuur tenminste uit de
twaalfde eeuw dateert, mogelijk zelfs ouder
is en vóór het midden van de dertiende eeuw
weer gedempt werd.
Interpretatie
Deze drie vondsten lijken ogenschijnlijk niet
spectaculair of bijzonder, maar hebben desal
niettemin grote betekenis voor het recon
strueren van de wordingsgeschiedenis van
Bergen op Zoom. Misschien zijn het wel de
belangrijkste archeologische vondsten sinds
de ontdekking van de Romeinse cultusplaats
onder de Parade.
In de vorige bijdrage in de Waterschans werd
uitgelegd, hoe de havenkreek, de twee kilo
meter lange verbinding van de huidige stad
De Waterschans 1 - 2012
12
met de Schelde, in de Romeinse tijd van essen
tieel belang moet zijn geweest. De cultus
plaats was een schakel in een reeks langs de
Schelde. De nederzetting, waarvan het bestaan
vermoed wordt op het stadspark Kijk in de Pot,
was vanwege de aardewerktransporten geheel
afhankelijk van een goede vaarverbinding.
Alle ogen leken gericht te zijn op het westen.
In het oosten was er wat marginale bewoning
langs een landweg die tussen de veenmoe-
rassen door in de richting van Breda leidde.
In het noorden en zuiden lag onvruchtbaar
stuifzand, dat alleen aan de westelijke rand,
langs de Schelde, bewoond leek te zijn. Het is
denkbaar dat de Hoogstraat en het nu terug
gevonden zuidwestelijke deel overblijfselen zijn
van een veel oudere landweg. Een nederzetting
uit de Ijzertijd op Kijk in de Pot en bewo-
ningssporen uit die tijd achter de Grote Kerk,
beide verbonden door een pad waaraan een
grafveld lag? Ook veel later, in de Romeinse
tijd, zou deze route bestaan kunnen hebben als
een verbinding tussen de nederzetting en de
cultusplaats. Voorlopig blijven dit hypothesen.
Bergen en Nijvel
De vondsten hebben vooral belang voor de
reconstructie van de voorstedelijke neder
zetting. Die begint steeds meer inzichtelijk te
worden. Ten zuiden, zuidoosten en oosten van
de heuvels van de Hoogstraat lag een groot
terrein in de vorm van een halve maan, dat
vanaf de elfde eeuw (of eerder?) tot ver in de
dertiende eeuw in gebruik was als akker. Aan
de noordelijke rand van het droge zand, aan
de rand van het veen, stond een kerk. Men
veronderstelt dat de parochie van Bergen op
Zoom tot de elfde eeuw teruggaat. Het kerk
gebouw stond toevallig (of juist niet?) op de
plaats van een Romeinse cultusplaats en
was bereikbaar via een sterk gebogen pad,
de latere Hoogstraat. Datzelfde pad vormde
de verbinding van de nederzetting naar de
Schelde en naar Zuid-Beveland. In de bocht
van de weg bevond zich een groot omgracht
erf, waarvan de functie onduidelijk is.
In een poging die vraag te beantwoorden,
kijken we eerst naar de historische gegevens
over de plaats van het voorstedelijke Bergen
op Zoom. In de twaalfde eeuw waren zekere
gronden en goederen te Bergen op Zoom in
bezit van de abdij van Nijvel. Zoals zoveel
abdijen had Nijvel talloze bezittingen, sommige
dichtbij en andere ver weg. Het waren vaak
plaatsen van waaruit woeste grond in cultuur
werd gebracht. De inkomsten hieruit stonden
ten dienste van de abdij, die bij de exploitatie
van haar domeinen door de wereldlijke macht
van de landsheer gesteund werd. Het oudste
document dat betrekking heeft op bezit van
Nijvel in Bergen op Zoom en Zeeland is een
oorkonde die gedateerd wordt in het jaar 966,
maar alleen in de vorm van een kopie uit de
vijftiende eeuw bewaard is gebleven. Daarin
bevestigt keizer Otto I het eigendomsrecht
van Nijvel over goederen te Ransbeek (bij
ZottegemJT Aan de tekst is later een gedeelte
toegevoegd, waarin een reeks van schenkingen
en bezittingen wordt opgesomd. Eén daarvan
luidt: 'hereditas sancte Gertrudis sita in pago
Tessandria, super fluvio Struona in villa que
dicitur Bergon cum integritate sua; illic aspi-
ciunt insule tres, prima Bieuelant, secunda
Spiesant, tertia Gerseke'. Vrij vertaald staat er:
'De erfenis van de heilige Gertrudis in de gouw
Taxandrië, aan de rivier de Striene, in de plaats
die Bergon wordt genoemd met al haar toebe
horen, waaraan drie eilanden zijn gelegen,
de eerste Bieueland, de tweede Spiesant
en de derde Gerseke'. Met die eilanden
worden volgens historici Rilland en Yerseke
bedoeld; Bergon zou Bergen op Zoom zijn.
Door sommigen werd hieraan getwijfeld, ten
eerste omdat Bergen niet aan de Striene (een
verdwenen zijtak van de Schelde dwars door
het eiland Tholen) lag en ten tweede omdat
betwijfeld werd dat Nijvel al zo vroeg in het
bezit van Bergen was gekomen. In een goede
renlijst van 1059 komt het immers niet voor.
Anderen menen weer dat het bezit van Bergen
zo oud was, dat de abdij in latere eeuwen zelf
niet meer wist hoe ze het verkregen had.5
In de discussie over de oorkonde, waarvan
men aanneemt dat de gegevens op waarheid
berusten, werd één mogelijkheid echter nooit
genoemd: dat met de naam Struona wel eens
(foutief) de twee kilometer lange vaarroute
van de Schelde tot de huidige stad bedoeld zou
kunnen zijn. In voorgaande geschiedkundige
werken over Bergen op Zoom werd dit water
nauwelijks behandeld, mede omdat de visserij
van de stad pas laat tot ontwikkeling zou zijn
gekomen. De recente opgravingen hebben
aangetoond dat de havengeut in de Romeinse
13
De Waterschans 1 - 2012
i