3 De muur sloot aan de stadszijde aan op een andere bouwfase. Die bestond uit een iets smallere, schuin geplaatste muur van gele en rode, tamelijk zachte bakstenen van iets groter formaat (6,5 x 13 x 27-27,5 cm). Aan de zuidzijde was een kleine dwarsmuur met natuurstenen afwerking gemetseld, die waarschijnlijk een punt markeerde waar ooit deuren bevestigd waren geweest. Op diverse plaatsen waren sporen van reparaties zichtbaar. De muur ein digde dicht bij de ingang van V&D tegen een rechthoekig muurblok dat, gelet op de kleinere stenen, veel jonger moet zijn. Afb.3. Een stuk van de dertiende-eeuwse muur aan de stadszijde van de poort wordt ingemeten. Na deze eerste fase van de sanering ging het vernieuwen van het riool verder. De rioolbuizen werden in westelijke richting doorgetrokken, precies tussen de muren van het poortgebouw. Helaas moest daarbij toch een stuk van de zuidelijke muur sneuvelen. Van die muur kwam eigenlijk alleen de binnenkant in het zicht en niet de bovenkant, maar we gaan ervan uit dat hij, net als de andere, ook van steunberen was voorzien. Het was zelfs mogelijk om de aanslui ting van de jongste, vijftiende-eeuwse bouw fase op de oudere veertiende-eeuwse muur te onderzoeken. Precies op dat punt zat er weer een scharnier van een deur. Het poortgebouw bleek dus in de vijftiende eeuw ruim zeven meter verlengd te zijn. De muren van deze ver lenging waren maar liefst 2,30 meter dik. Vervolgens ging de sanering verder aan de zuidwestelijke zijde van de poort, tegenover Stationsstraat 4. Daar kwam opnieuw een schuin geplaatste muur aan het licht, van dezelfde steen als de noordelijke tegenhanger en ook voorzien van een inspringend muurblok met natuursteen. In deze fase had de poort dus een trechtervorm, met de open zijde naar de stad gekeerd. De muur eindigde in een funde ring die waarschijnlijk onderdeel uitmaakte van een huis dat ooit tegen de poort had gestaan. Helaas zat ook precies daar een wortelkluit van een boom en was alles uit zijn verband gedrukt. Het huis dateerde in elk geval nog uit de veertiende eeuw. t A B Afb.4. De verschillende onderdelen van de Wouwsepoort: A. Poortmuren aan de stadszijde uit het einde van de der tiende eeuw. Bij de pijlen was een deur bevestigd. B. Muren van de poort en de voorpoort uit de veertiende eeuw. Alleen de donker gekleurde delen zijn onderzocht. Bij het pijltje bevond zich een scharnierduim. C. De verlenging van de voorpoort uit de vijftiende eeuw. Alleen de donker gekleurde delen zijn onderzocht. De pijlen wijzen naar de scharnierpunten. D en E zijn resten van huizen die tegen de poort stonden F is een muur uit de zeventiende eeuw. De Waterschans 1 - 2013 8 OUDERE VONDSTEN Verrassend was de vondst van oudere sporen, die dateerden uit een periode vóór de bouw van de stadspoort. Tussen de steunberen van de noordelijke poortmuur was een spoor van vier kante turfplaggen zichtbaar, dat helaas wegens tijdgebrek niet nader onderzocht kon worden. Aan de zuidwestelijke kant van de poort werden ook plaggen gezien. Hier was wat meer tijd en kon door middel van een proefsleuf worden vastgesteld dat de plag gen onderdeel uitmaakten van een beschoei ing naast een greppel die minstens 1,60 meter breed was en van west naar oost over het ter rein was gegraven. Beide greppels markeerden de rooilijnen van een straat, die (inclusief de greppels zelf) ruim 9,50 meter breed was. Het is opmerkelijk dat beide sporen in het verlengde lagen van de bestaande gevelwanden van de Wouwsestraat, ter hoogte van de Koevoetstraat.1 De greppel bevatte potscherven aan de hand waarvan aangetoond kon worden dat hij in het laatste kwart van de dertiende eeuw gedempt werd. Afb.5. Greppels uit de dertiende eeuw, die onder het poort gebouw lagen. Ze werden gegraven bij het aanleggen van de Wouwsestraat. SPOREN VAN DE STADSGRACHT Tijdens de archeologische begeleiding kwa men geen duidelijke resten van de aarden wal of gracht tevoorschijn. De rioolsleuf lag daar voor te ondiep en bovendien midden in de poort zelf. Door middel van grondboringen kon één en ander toch nog onderzocht worden. Aan de stadszijde van de poort lag het schone zand (de ongeroerde grond) 1,30 meter diep. Ter hoogte van Stationsstraat 6 en 8 begon de neergaande helling van de gracht. Het diepste punt werd met boren niet bereikt maar moet ergens bij nummer 10 hebben gelegen. Omdat de gracht volgens de plattegrond van Jacob van Deventer op dit punt watervoerend was, moet de bodem tenminste tot één meter boven NAP hebben gereikt, dus ruim vijf meter onder het tegen woordige straatpeil. Deze diepte is afgeleid van waterputten uit dezelfde tijd zoals die op het Thaliaplein werden gevonden.2 Op basis van eerder gevonden resten van de stadswal, zal de voet van de wal aan de stads zijde voor Stationsstraat 4 hebben gelegen, waar ook het muurwerk van de poort begon. De overzijde van de gracht lag vermoedelijk ter hoogte van nummer 12. DE ANALYSE VAN DE OPGEGRAVEN SPOREN Bij elk onderzoek naar de stadswal en de poorten staat de vraag centraal in welke tijd deze werken tot stand werden gebracht. De archeologische begeleiding van de sanering en de rioolwerken heeft daar iets meer duidelijk heid over kunnen geven. De twee parallelle greppels dateren van vóór de aanleg van de aarden wal en de poort. Ze werden gegraven bij de aanleg van de straat en dienden als open afvoergoten voor de nieuw uit te geven bouwpercelen. Soortgelijke greppels werden ook op andere plekken in de binnenstad gevonden, zoals in de Dubbelstraat, Koevoetstraat en in 2011 in de Huijbergsestraat.3 De Wouwsestraat is echter een geval apart. Oorspronkelijk liep de straat naar Wouw in het verlengde van de Zuivelstraat rechtdoor, dwars over het Gouvernementsplein en achter V&D langs. Dat veranderde bij de bouw van het gasthuis (in baksteen), niet lang na 1275. De oude weg kwam te vervallen ten gunste van de huidige Wouwsestraat. De reden van de omlegging was waarschijnlijk de moerassige omgeving waar de oudere weg doorheen liep. Overigens moest ook het zom pige terrein van het Gouvernementsplein eerst opgehoogd worden voordat de Wouwsestraat kon worden aangelegd.4 De gevonden greppels markeren de aanleg van de nieuwe straat, waarbij blijkbaar nog geen rekening was gehouden met een aarden stadsomwalling. Die verscheen wat later, maar 9 De Waterschans 1 - 2013 FAUSTD NU MINE BERGA VICTRIX -T-3— (>.- 1 tk U JHE -

Periodieken

De Waterschans | 2013 | | pagina 5