hebben de kinderen van Jan III dus niet in het
Bergse hof gewoond.
Het huwelijk vormt een indicator voor zelfstan
digheid. Anna en Adriana, dochters van Jan III,
woonden waarschijnlijk, tot zij beiden huwden
(respectievelijk in 1509 en in 1514), in een gedeeld
vertrek in het vrouwen kwartier. Zij hebben ver
moedelijk enige tijd als jonkvrouw aan het
Habsburgs-Bourgondische hof verbleven.
Eenmaal gehuwd woonden zij gebruikelijkerwijs
zelfstandig en niet bij hun ouders. Het huwelijk
gold namelijk als de laatste stap op weg naar
volwassenheid en betekende sociale en eco
nomische onafhankelijkheid en status.17 Anna
verbleef regelmatig samen met haar echtgenoot
Adolf van Bourgondië als gast te Bergen op Zoom
(haar tweede zoon, Maximiliaan, werd er op
23 juli 1514 zelfs geboren18), maar over een eigen
vertrek beschiktezij ook toen niet, want gasten
kamers kende men niet: in plaats daarvan wer
den bedden bijgezet of gedeeld. Uitsluitend
inwonende volwassen familieleden beschikten
normaliter over een eigen vertrek.19 In 1506 nog
in leven zijnde volwassen broers en zuster(s) van
Jan III leefden allen zelfstandig. Echter, na
Adriana's overlijdenwas haar moeder, Antonia de
Rambures, vrouwe van Humbercourt (weduwe
sinds 14-77), vaak inde omgeving van de kinde
ren, wat kan duiden op een permanent verblijf.20
Zij heeft als inwonend familielid van de heer
waarschijnlijk tot haar dood een eigen vertrek
gehad in het vrouwenkwartier, mogelijk een als
kinderkamer dienstdoend zoldervertrek van
wege haar rol als opvoedster.
Meischke situeerde het vrouwenkwartier op de
eerste verdieping van de huishoudelijke vleugel
(5a-5e), waarVan den Bulck kabinetten of gar
derobes situeerde, en een dochterskamer voor
vrouwelijk huispersoneel op de tweede verdieping
van de traptoren (5e). Dit kwartier bezat de door
Van den Bulck genoemde kenmerken: het lag in
een vleugel met weinig ingangen, weg van de
publieke ruimte, dus uit de loop, en met een eigen
traptoren. Van den Bulck situeerde de vrouwen
vertrekken daarentegen in de zuidvleugel, rondom
het veronderstelde appartement van de vrouwe
(afb. 4), waar Meischke personeelsvertrekken
en kamers voor volwassen kinderen situeerde.
Deze zuidvleugel lag eveneens weg van openbare
ruimten en doordat de vertrekken die op de eer
ste en tweede verdieping lagen de traptoren om
sloten, kon deze niet door onbevoegden worden
gebruikt, wat beslotenheid garandeerde.
Van den Bulck veronderstelde in de zuidvleugel
een compleet appartement op basis van de
toevoeging van een kabinet aan het reeds be
staande secreet (toilet) van omstreeks 1531 (4c)
en de er boven gelegen zolder (afb. 5).21 Mijn
eerste bezwaar tegen deze laatste interpretatie
is de afwezigheid van een appartement voor de
vrouwe gedurende de weduwnaarsperiode van
Jan III. De zuidvleugel kende daarom geen
appartement en dus een vertrekkenserie, maar
bestond uit afzonderlijke vertrekken. Ten tweede
hebben in de zuidelijke vleugel oorspronkelijk
mogelijk de zoons van de heer gewoond.
Mannen
De oudste zoon van Jan III, Johannes, werd van
af 3 november 1496 samen met zijn toekomstige
echtgenote opgevoed in Bergen op Zoom. In de
vroegmoderne tijd ving de opvoeding aan in het
vierde of vijfde levensjaar en vanaf veertienjarige
leeftijd mochten jongens trouwen, waarmee zij
hun volwassenheid bevestigden.22 Kort na zijn
huwelijk op veertienjarige leeftijd vermeerderde
zijn jaargeld omdat 'het hof om zijn diensten ging
vragen,' volgens Slootmans eveneens ten teken
dat hij volwassen werd beschouwd.23
Johannes woonde dus waarschijnlijk reeds zelf
standig vóór de voltooiing van de nieuwe vleugels.
De tweede zoon van Jan III, Philips, ontving sinds
1516/1517 een hoger jaargeld, maar is nooit
gehuwd geweest als gevolg van een ziekte.2/1
Hij heeft daarom vermoedelijk nooit zelfstandig
gewoond, maar een kamer in het hof gehad.
Volwassen zoons mochten in tegenstelling tot
dochters immers over een eigen kamer of appar
tement beschikken. Dit wordt ondersteund door
een archiefstuk: in 1522 werd vermoedelijk vertrek
vier omschreven als 'de kamer van de heer van
Walhain,' door Willem van Ham geïnterpreteerd
als de jongste zoon van Jan III, Antoon.25 Philips
droeg destijds echter die titel sinds de dood
van Johannes in 1514: 'Wanneer deze broer is
gestorven gaat diens titel 'van Walhain' over op
Philips, die dan de oudste zoon is.'26 Daarnaast
was Antoon destijds mogelijk niet langer woon
achtig in Bergen op Zoom, omdat hij in november
1519 naar het Engelse hof van Hendrik VIII was
gestuurd ter completering van zijn studie en kort
daarna op twintigjarige leeftijd was gehuwd ter
completering van zijn verzelfstandiging.
In Noordwest-Europa werd het huwelijk relatief
De Waterschans 2 - 2013
50
laat voltrokken, wanneer de partners twintigers
waren en een klein leeftijdsverschil kenden,
hoewel in hogere kringen hiervan meer werd af
geweken. Het was gebruikelijk om tegelijkertijd
met het huwelijk een eigen huishouden op te
zetten, waarvan hoogstens een enkel familielid
deel uitmaakte.27 Bij de huwelijksvoltrekking be
schikte Antoon dan ook reeds over eigen woon
ruimte en was hij financieel onafhankelijk. In
1512 was hem door zijn vader, met dit doel voor
ogen, de heerlijkheid Grimbergen geschonken,
waarvan Antoon sinds zijn huwelijk de inkomsten
mocht ontvangen, naast zijn verhoogde jaargeld.
Omdat Antoon bovendien sinds 1512 de titel
'heer van Grimbergen' voerde, had de archief
beschrijving waarschijnlijk geen betrekking op
Antoon.28 Daarom is mijn vermoeden dat Philips
de zuidvleugel tot zijn dood in 1525 bewoonde en
Antoon tot zijn huwelijk in 1520.
Volgens Van den Bulck woonden Antoon van Gly-
mes en Jacqueline van Croy sinds hun huwelijk
in bij Jan III. Het daarop groeiende ruimtegebrek
als gevolg van een uitbreidend gezin zou verkla
ren waarom omstreeks 1531 het secreet met een
garderobe werd uitgebreid (afb. 5). Hierdoor werd
volgens hem de eerste verdieping van de zuid
vleugel geschikt gemaakt als appartement voor
de vrouwe, als spil in het vrouwen kwartier.29 Met
het eerste ben ik het oneens; met het tweede
niet. De zuidvleugel kan als vrouwenkwartier in
gebruik zijn gekomen, maar pas na de dood van
Jan III. Ten eerste lag het voor de hand, volgens
bovenvermelde argumentatie, dat Antoon sinds
zijn huwelijk zelfstandig woonde en pas na het
overlijden van zijn vader in het Bergse hof terug
keerde. De verbouwingsperiode stemt dan ook
beter overeen met het beleningsjaar van Antoon
dan met zijn huwelijksjaar (afb. 6). Ten tweede
beschikte heer Jan III zolang hij regeerde als
enige over een appartement in de nieuwe woon-
vleugels, dus was er onder zijn bewind geen
tweede appartement in gebruik. Omdat volgens
Van den Bulck uitsluitend de heer en vrouw des
huizes recht hadden op een eigen appartement
heeft de inrichting van een tweede appartement
logischerwijs plaatsgevonden rondom de machts
overdracht, namelijk toen Antoon en Jacqueline
het hof betrokken na de dood van Jan III.30 Ook
onder Antoon was het markiezenhof echter niet
de primaire woonplaats van zijn gezin, dat in het
kasteel van Borgvliet woonde (alwaar Jan IV werd
geboren), hoewel hij er zelf wel langdurig ver
bleef.31 Toch was Jacqueline de eerste vrouw des
huizes sinds 1500 die het Bergse hof kon bewo
nen, waardoorvoor het eerst sinds de uitbrei
dingen de aanwezigheid van een tweede appar
tement noodzakelijk werd. Dit ondersteunt mijn
hypothese dat er oorspronkelijk één functioneel
appartement aanwezig was.
De oudste zoon van Antoon en Jacqueline, Jan
IV, was minderjarig toen zijn vader overleed.
Jacqueline zal van 1561 tot 1550, als markiezin
weduwe en regentes van Jan, het hoofdappar
tement in de tuinvleugel hebben bewoond. Jan
IV zou volgens Van den Bulck sinds zijn huwelijk
met Maria van Lannoy in 1545 samen met zijn
echtgenote bij markiezin Jacqueline zijn gaan
inwonen. Hierdoor zou een andere ceremoniële
vertrekindeling van de zuidvleugel wenselijk zijn
geworden, wat de bouw van een galerij, die een
alternatieve toegangsweg naar de zuidvleugel
vormde, omstreeks 1535/1540 zou verklaren.32
Twee foutieve dateringen ondermijnen deze
argumentatie. Ten eerste werd de bouw van
de galerij door Marco Vermunt enkele decen
nia vroeger gedateerd, onder het bewind van de
weduwnaar Jan III. De Jonge noemt zelfs 1503
als bouwjaar van de galerij.33 Hierdoor hing de
bouw niet samen met het veranderde ceremoni-
ele gebruik van de zuidvleugel als gevolg van de
groei van het aantal medebewoners ten tijde van
markiezin Jacqueline. Volgens Van Ham waren
de grote verbouwingen immers in 1512 al ge
ëindigd. Bovendien werd Rombout Keldermans,
de bouwmeester in dienst van Jan III, uit diens
vaste dienst ontheven.36 Omdat deze galerij in de
weduwnaarsperiode van Jan III is gebouwd, toen
zijn zoons nog de zuidvleugel bewoonden, diende
de galerij mogelijk een meer ideëel en esthe
tisch dan een praktisch doel. In de laatgotische,
hoogadellijke paleisarchitectuur waren binnen
plaatsen gewoonlijk door vier vleugels omsloten,
die tot dan toe in het Bergse hof ontbraken.35 De
tweede reden dat de galerij niet een andere ce
remoniële vertrekindeling mogelijk maakte is dat
Jan IV en Maria volgens Slootmans pas huwden
in 1550. Ter gelegenheid van dit huwelijk is Jac
queline teruggetreden als markiezin, waardoor
haar zoon de markiezentitel en het markiezenhof
toekwamen. Jan IV heeft als markies sinds zijn
huwelijk logischerwijs het hoofdappartement be
woond (hoewel hij er erg weinig verbleef in ver
band met zijn werkzaamheden36) en aan Maria
werd waarschijnlijk de zuidvleugel ter beschik-
51
De Waterschans 2 - 2013
TAUSTO NUMINE
BERQA VICTRIX