Afb. 4: Dwarsdoorsnede vóór de restauratie.
Bouwwerken
Het huis bestaat uit een kelder, twee bouwlagen
en een zolder. Aan de noordzijde waren er op de
begane grond tot 2008 een negentiende-eeuwse
serre en keuken met toiletruimte aan toegevoegd
(afb. 3 en 4).
Van de bebouwing vóór omstreeks 1450 is niets
overgebleven. Zeker is wel dat er aan de west
zijde een ozieloop of zelfs een gang moet zijn ge
weest.18 De oostelijke grens zal wel de nu nog
bestaande geweest zijn.
Zoals voormeld is het aannemelijk dat het huis
nieuw opgebouwd is in een periode van gemeen
schappelijk eigendom met de Bock, gelet op het
feit dat de westelijke bouwmuur gemeenschap
pelijk is met nummer 13 en het kennelijk een
oude buitenmuur van dat huis is. De karakteris
tieken van de profileringen van de sleutelstukken
en kraagstenen (afb. 5 en 6) en het formaat van
de toegepaste bakstenen in de oostgevel (17,5 x
8x4 cm, onregelmatig) in aanmerking nemend
moet dat wel rond 1450 zijn. Hoewel de kelder
geen andere relatie met het huis lijkt te hebben
dan dat de achtermuur strookt met de positie
van een moerbalk, lijkt die toch in dezelfde peri
ode of mogelijk iets later vernieuwd te zijn. Dat
kan ook vrijwel niet anders, omdat de westelijke
keldermuur onder de nu gemeenschappelijke
bouwmuur staat. Het toegepaste steenformaat
voor gewelven, scheidingsmuur en oostmuur lijkt
dat te bevestigen. Van deze bouwfase resteren
derhalve de kelders, de oostgevel, beide balk
lagen van moer- en kinderbalken en een viertal
eiken flieringen in de kap.19 Bij de herbouw van
nummer 15 is dit huis hoger opgetrokken. Een
gemeenschappelijke goot kwam aan de zijde van
nummer 13 te liggen. Omdat de oude muur gol
vingen vertoonde, is de borstwering aan de zijde
van nummer vijftien uitgevuld. Plaatselijk is dat
wel 18 cm, elders niets.
Het interieur
Interieurelementen uit deze fase zijn niet meer
aanwezig. Wel is er een aanwijzing over de moge
lijke indeling uit de akte van 1793. Aan de straat
zijde lag een voorhuis met daarin een kantoor.
Erachter bevond zich een grote keuken die tot aan
de achtergevel reikte. Die zou iets verdiept gele
gen kunnen hebben ten opzichte van het voor
huis, zodat daar een goed bruikbare insteekver-
dieping aanwezig kon zijn. Enkele sporen van de
afwerking zijn nog wel teruggevonden. In de eer
ste travee aan de oostzijde direct boven de ver
diepingsvloer is zichtbaar geweest, dat de muren
parterre in de voorvloer vroeger rood gekleurd
zijn geweest.20 Hier zijn op de balken ook ver
stoorde resten aangetroffen van een rode kleur
laag met gele biezen. Opmerkelijk is dat de bal-
kenzolderingen verder nooit geschilderd zijn ge
weest. De zoldering boven de keukenruimte op
de verdieping, doorlopend tot aan een nu ver
dwenen gangmuur, is pas in de negentiende
eeuw egaal geschilderd geweest.
De kelder
De kelder bestaat uit twee evenwijdige tongewel
ven. Het westelijke heeft twee troggewelven nabij
de voorgevel; het oostelijk heeft een half dwars-
gewelf bij die gevel.21 Daar is vroeger een trap
Afb. 5: Profitering van
een sleutelstuk onder de
moerbalken.
Afb. 6: Profilering van een
natuurstenen kraagsteen
onder de moerbalken.
De Waterschans 4 - 2013
152
naar de straat geweest. In het westelijke gewelf
is een vroeger trapgat zichtbaar, dwars op het
bestaande. Bij de achtermuur is een niet ver
klaarbare uitbouw van ongeveer een vierkante
meter, mogelijk een restant van een bakkersoven.
In de scheidingsmuur tussen beide kelders is
een smalle lampnis aanwezig. Tot voor kort wa
ren in de rechthoekige doorgang tussen beide
kelders restanten van een eiken kozijn te zien. In
het oostelijke gewelf zit er een ronde putvormige
opening in het gewelf, mogelijk behorend bij een
put onder de keldervloed?). Aan de achterzijde
is er een deels gedichte tunnel, die naar de ach
tergevel loopt, waarmee wellicht de Grebbe of
de keuken bereikt kon worden maar die mogelijk
ook alleen voor ventilatie diende. Op een bouwte
kening uit 1952 loopt de gang tot de achtergevel
en verbreedt zich kort daarvoor. De keldergewel
ven, de scheidings- en oostmuren zijn gemetseld
van bakstenen 18,5 x 9,5 x 4,5 cm. De westmuur
is secundair gemaakt van een grotere baksteen
20x11x5cm. De muur steekt ongeveer 10 cm
buiten de bouwmuur uit en moet destijds dus
onder de al bestaande met de Bock gemeen
schappelijke muur gemetseld zijn.
De balklagen
De balklagen uit het midden van de vijftiende
eeuw bestaan uit eiken moer- en kinderbalken.
De moerbalken hebben geprofileerde sleutelstuk
ken en kraagstenen. Sporen van vroegere stook
plaatsen, anders dan de nu nog aanwezige, zijn
niet teruggevonden. Ook een oudere trapraveling
ontbreekt. Waarschijnlijk zijn die bij het verande
ren van de verdiepingshoogten verwijderd. De oost
gevel is gemetseld van bakstenen 17 x 8 x 4 cm,
aan de binnenzijde in onregelmatig verband; de
westgevel is gemetseld van bakstenen 18 x 8,5 x
4,5 cm. Deze zal dan ook om die reden wel wat
ouder zijn. Een interessante vondst was dat de
strijkbalk van de zolderbalklaag bij de voorgevel
oorspronkelijk deel uitmaakte van een houten
gevel, de voorganger van de huidige gevel. De
pengaten waarin de stijlen van de twee oorspron
kelijk daar aanwezige kruisventers bevestigd wa
ren, zijn nog goed zichtbaar. Omdat dat zeer inte
ressante bouwspoor onzichtbaar zou worden bij
de voor de stabiliteit gewenste verdikking van de
voorgevel is de balk iets binnenwaarts verplaatst.
De kap
De kap is opgebouwd uit éénjukkige grenen
Afb. 7: Kap vóór de restauratie.
schaargebinten met daarop keperspanten (afb. 5).
Als flieringen zijn van de vroegere kap afkomstige
eiken exemplaren hergebruikt. Die zijn oorspron
kelijk met zwaluwstaarten en houten toogpennen
aan de dekbalken van de spanten bevestigd ge
weest. De windschoren zijn vroeger met pen-en-
gat en houten toogpennen met de flieringen ver
bonden geweest.22 Op de bovenste flieringen zijn
de vroegere daksporen met houten pennen be
vestigd geweest. De daksporen zouden op de on
derste flieringen met ijzeren spijkers vernageld
geweest moeten zijn. Daar zijn nu geen sporen
van houten toogpennen zichtbaar. Denkbaar is
dat hier de daksporen onderbroken geweest zijn.
Deze constructiekenmerken passen goed bij de
datering.
De negentiende eeuw
In het begin van de negentiende eeuw is er een
ingrijpende verbouwing uitgevoerd. De indeling
waar in 1793 sprake van was moet daarbij verlo
ren gegaan zijn. Toen zijn de voorgevel, de achter
gevel en een nieuwe indeling tot stand gekomen
(afb. 8). Gelet op het feit, dat ervóór 1812 geen
bewoning door eigenaren was, zal die verbouwing
wel omstreeks dat jaar gesitueerd moeten wor
den. Dat strookt ook met de gebruikte steenfor
maten (voor- en achtergevel: 22,5 x 11 x 5 cm)
en kozijnen. Omdat de zijgevel redelijk op vlucht
staat is het bovengedeelte nabij de voorgevel her-
153
De Waterschans 4 - 2013
•featpvorvw
«CS*
y